66 richting van het toekomstig reinigingsbedrijf in onze gemeente, door ons met instemming werd ontvangen. En ook de com missie van fabricage bleek zich daarmede volkomen te kunnen vereenigen. De kosten aan een deskundig onderzoek verbonden zullen echter, gelijk ons bij onderzoek bleek, alles bij elkander genomen f 1500.bedragen. En aangezien daarvoor uit den aard der zaak geen gelden op de begrooting zijn uitgetrokken, hebben wij gemeend eene opdracht als hier bedoeld niet van oris college te mogen doen uitgaan, alvorens de daartoe vereischte gelden door Uwe Vergadering zouden zijn beschikbaar gesteld. Wij geven U mitsdien in overweging tot de vaststelling van bijgaanden staat van af- en overschrijving over te gaan, ten einde ons in de gelegenheid te stellen omtrent de toe komstige inrichting van ons gemeentelijk reinigingsbedrijf een deskundig advies in te winnen. Op den post voor Onvoorziene Uitgaven zijn thans nog f 7080.beschikbaar. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 147. Leiden, 25 Mei 1910. In verband met de sluiting van de begraafplaats aan de voormalige Heerenpoort, ontvingen wij den Hen Mei een schrijven van de Gemeente-commissie van het Nederd. Herv. Kerkgenootschap, waarbij ons werd voorgesteld ook de Alge- meerie Begraafplaats aldaar te sluiten en deze over te brengen naar een afzonderlijk gedeelte van de begraafplaats »Rhijnhof', dat de gemeente-commissie bereid zou zijn onder dezelfde voorwaarden aan de gemeente in gebruik te geven. Ook de tegenwoordige algemeene begraafplaats toch is een onderdeel van de bijzondere begraafplaats aan de Heerenpoort, en werd bij overeenkomst van 17 December 1904 vo^r den tijd van 10 jaren aan de gemeente verhuurd, tegen een huurprijs van f 25.per jaar, een en ander krachtens het besluit Uwer Vergadering van 7 Juli 1904 (Ingek. Stukken No. 133). Het komt. ons voor, dat tegen deze overbrenging geenerlei bezwaar kan bestaan. Wèl zou natuurlijk de zooveel grootere afstand van de gemeente een bezwaar kunnen opleveren, vooral met het oog op de hoogere kosten, welke daardoor in het vervolg een begrafenis van gemeentewege zal meebrengen. Maar waar in de laatste tien jaren sleehts eenmaal van de Algemeene Begraafplaats werd gebruik gemaakt, kan dit be zwaar geen gewicht in de schaal leggen. En om dezelfde reden behoeft ook de geringere oppervlakte van het thans aangeboden terrein geen beletsel te zijn om op het voorstel der gemeente-commissie in te gaan. Immers een oppervlakte van 45 M2 (de tegenwoordige algemeene begraafplaats beslaat een oppervlakte van ruim 70 M2) is nog groot genoeg om bij het geringe gebruik, dat van de algemeene begraaf plaats gemaakt wordt, aan de wettelijke eischen te voldoen. En evenmin kan er daarom, naar wij meenen, aanleiding zijn om nu, wegens de mindere oppervlakte van het beschik baar gestelde terrein, op een verlaging van de huursom aan te dringen. Wel echter komt het ons raadzaam voor, dat het voor alge meene begraafplaats bestemde gedeelte behoorlijk van het overige gedeelte van de begraafplaats worde afgescheiden Bij de gemeente-commissie zal hiertegen zeker wel geen bezwaar bestaan. Mitsdien geven wij U in overweging ons college te mach tigen, met ontbinding van de thans nog geldende overeen komst van 17 December 1904, een nieuwe overeenkomst aan te gaan met de gemeente-commissie van het Nederd. Herv. Kerkgenootschap, waarbij onder dezelfde voorwaarden, als de thans geldende, een gedeelte groot 45 M2 van de be graafplaats »Rhijnhof" voor de inrichting van een nieuwe algemeene begraafplaats in huur aan de gemeente zal worden afgestaan. Zoodra deze overeenkomst zal zijn tot stand gekomen, zal dan door ons tot de sluiting van de bestaande algemeene begraaf plaats kunnen worden overgegaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden N°. 148. Leiden, 25 Mei 1910. Met het oog op den voorgenomen bouw van een zevental huizen verzoekt C. Koordes bij nevensgaand adres den door demping van de voormalige Lobsensloot verkregen grond tot openbare straat te mogen inrichten. Aangezien deze bouw geheel past in het gemeentelijk uitbreidingsplan, kan tegen de inwilliging van dit verzoek geenerlei bezwaar bestaan. Alleen zal daartoe moeten worden teruggekomen op de Raadsbesluiten van 27 Juni 1907 (Zie Ingek. St. n°. 181 en 194) waarbij aan J. W. Filippo en aan J. van der Voet, resp. het Noordelijk en het Zuidelijk gedeelte van de gedempte sloot tot wederopzeggens ten gebruike werden afgestaan. En tevens zal aan adressant niet alleen de verplichting moeten worden opgelegd om den door demping verkregen grond overeenkomstig de door ons college te geven voor schriften tot openbare straat in te richten, maar ook om den daaraan grenzenden, onmiddellijk vóór de huizen gelegen particulieren grond, op dezelfde wijze in orde gebracht, aan de openbare straat te verheden. Wij geven U mitsdien in overweging: 1°. op te zeggen het gebruik van den door demping der Lobsensloot verkregen grond, krachtens Raadsbesluiten van 27 Juni 1907 afgestaan aan J. W. Filippo en J. van der Voet; 2°. goed te keuren, dat deze grond door en voor rekening van adressant, geheel overeenkomstig de nader door ons col lege te geven voorschriften, tot openbare straat wordt inge richt, onder voorwaarde dat de vóór de daar te bouwen huizen gelegen particuliere grond, mede geheel te onzen genoegen ingericht, aan die openbare straat zal worden toegevoegd. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 7 April 1910. Aan de raad der gemeente Leiden. Geeft met verschuldigde eerbied te kennen, de onderge- teekende C. Koordes. timmerman woonplaats Leiden. Heerensingel No. 49. dat ik wegens bouwplannen aan de Morschweg de Lopselaan die eigendom der gemeente is als straat te mogen gebruiken om vandaar toegang te kunnen krijgen tot de te bouwen woningen. Stuk grond is Kadastraal bekend Sectie L. No. 29. Voorts zal deze straat voor eigen rekening in orde worden gebracht. 'tWelk doende. C. Koordes. N°. 149. Leiden, 25 Mei 1910. Nadat in uwe vergadering van 14 April 1.1., naar aanleiding vari een verzoek van het Bestuur der Vereeniging van Neder- landsche Loodwitfabrikanten, overeenkomstig ons praeadvies, opgenomen onder n°. 113 van dit jaar, besloten was de ten aanzien van het gebruik van loodwit in uwe vergadering van 5 Maart 1908 aangenomen voorloopige houding te handhaven, bereikte u reeds weder in uwe vergadering van 28 April 1.1. nevensgaand verzoek van het Bestuur van de Sociaal-Technische Vereeniging van Democratische Ingenieurs en Architecten om het gebruik van loodhoudende verfstoffen bij de uitvoering van werken van wege de gemeente nagenoeg geheel te verbieden. Sedert werd dit adres gevolgd door de mede hierbij over gelegde adhaesiebetuiging van het hoofdbestuur van den Ne- derlandschen Schildersgezellenborid. Zoo min als het zooevengenoemde adres van de Nederl. Lood witfabrikanten, kunnen deze adressen ons aanleiding geven om af te stappen van het tot dusver ingenomen standpunt. Ook thans nog toch is er alle reden om de beslissing af te wachten, welke de Regeering naar aanleiding van het ver schenen eindrapport der Loodwit-commissie zal nemen. En van den anderen kant mogen wij veilig aannemen dat de voorloopige gedragslijn, door ons krachtens uw besluit van 5 Maart 1908 gevolgd, gunstig heeft gewerkt. Wij geven U dus in overweging ons te machtigen aan adressant te berichten, dat Uwe Vergadering, in afwachting van de door de Regeering te nemen beslissing, geen vrijheid kan vinden om terug te komen op haar besluit van 5 Maart 1908, van welks inhoud ook aan de beide thans adresseerende vereenigingen des tijds mededeeling werd gedaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Raad der gemeente Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen het Bestuur der Sociaal-Technische Vereeniging van Democratische Inge nieurs en Architecten, goedgekeurd bij Kon. Besluit van 14 October 1904, no. 49, dat adressant zich veroorlooft terug te komen op het d. d. 5 October 1907 tot Uwen Raad gerichte verzoek tot verbod van loodhoudende verven, op welk verzoek door Uwen Raad in afwachting van het eindrapport der Loodwitcommissie nog geen definitieve beschikking is genomen, dat uit het eenigen tijd geleden verschenen eindrapport dier commissie blijkt dat loodwitverf op enkele uitzonde ringen na zonder bezwaren van technischen aard kan worden vervangen door zinkwitverf, en evenzoo loodmenie door ijzermenie,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1910 | | pagina 2