86 DONDERDAG 19 MEI 1910. Nu hebben wij gehoord, dat de Plaatselijke Schoolcommissie niet die bedoeling had; goed, wij aanvaarden die bedoeling; na haar woord kunnen en mogen wij niet anders. Wij hebben ook een soort van peccavi gehoord van den heer Pera, doch zullen daarop maar niet verder ingaan. De heer Pera. Dat is ook geraden ook! De heer Vergouwen. Een en ander neemt niet weg, dat de aanbeveling, zooals die bij den Raad is ingediend, zoo niet partijdig, dan toch eenzijdig was, slechts één richting ver tegenwoordigende. Nu staat het als een paal boven water, dat, als de Raad een aanbeveling krijgt, de Raad het recht heeft, daarbuiten zijn eigen mannen te kiezen, en dat de Raad verstandig gedaan heeft met de eenzijdigheid in dezen weg te nemen. De Plaatselijke Schoolcommissie zegt, dat zij niet partijdig heeft willen zijn. Dat kunnen wij aanvaarden, maar aan den anderen kant geloof ik, dat dit debat voor het vervolg zijn nut zal hebben, en dat de Schoolcommissie wel zooveel mogelijk rekening zal houden met de voorstanders van het bijzonder onderwijs. De Schoolcommissie is niet alleen voor het openbaar onderwijs, maar ook voor het bijzonder, want in de wet staat, dat zij is voor het onderwijs. Daarom zien wij ook het bijzonder onderwijs gaarne vertegenwoordigd. Daarbij komt nog, dat als gezocht moet worden naar bekwame mannen, op schoolgebied, er bij het bijzonder onderwijs, dat toch een geschiedenis achter den rug heelt, voldoende bekwame mannen gevonden kunnen worden, geschikt, om in de com missie zitting te nemen. Wat de heer Bosch van de gekozenen gezegd heeft, is geheel en al waar, maar daarover gaat het thans niet in de eerste plaats. Bij de motie van den heer Fockema Andreae kan ik mij wel aansluiten; daartegen heb ik geen bezwaar. De heer Sijtsma. M. d. V. Ik wilde nog een enkele opmer king maken. Ik heb al voor eenigen tijd daartoe het woord gevraagd. Als ik de motie zoo hoor, zeg ik: Dat is niets! Die spreekt alleen uit, dat niemand in de aanbeveling van de School commissie een daad van partijdigheid heeft gezien. De indruk, dien men in de bewuste Raadsvergadering kreeg, was, dat men er wel degelijk iets partijdigs inzag. De motie geeft dus eigen lijk niet weer, wat wel de werkelijkheid is geweest. Inderdaad men zag in de aanbeveling een partijdigheid en heeft daarom andere heeren gestemd en van andere zijde zag men in de be noeming weder partijdigheid. Nu hebben wij in het stuk van de Schoolcommissie kunnen zien, dat de aanbeveling niet par tijdig is samengesteld. Wanneer immers de mannen van rechts, die* in de Commissie hun stem hadden kunnen laten gelden, dat niet hebben gedaan, dan blijkt daaruit, dat er van geen partijdigheid sprake is geweest, want dan had er toch strijd vooraf moeten gaan. Al behoor ik niet tot de partij, die er partijdigheid in zag, wil ik toch wel zeggen, dat tot die meening wel aanleiding was. Het is waar, dat in Leiden waar partijen zoo tegenover elkander staan, als het geval is en een groot aantal leerlingen tot de bijzondere school behoort, een andere groepeering van de partijen in de Schoolcommissie verwacht mag worden. Doch nu men daarover spreekt en zegt, dat de Schoolcommissie moet zijn een afspiegeling van de in de ge meente aanwezige groepen, daar zou ik willen vragen, of wij dan nog niet verder moeten gaan. Ik heb ook steeds eenzijdig heid bemerkt in de Schoolcommissie op ander gebiedeen groot aantal der kinderen, die de scholen bezoeken, zijn kinderen uit de volksklasse. Nu zegt men: Wij moeten menschen heb ben uit de Christelijke en de liberale partijen, maar waarom gaat men niet verder en neemt men niet ook menschen uit de volksklasse in de Commissie? Dit keer was er op de aan beveling geplaatst de heer Kouw. Maar nu zou ik toch de Commissie wel willen voorhouden: Als gij weder mannen en vrouwen zoekt voor leden der Commissie, denkt dan ook eens aan de arbeiders en de kleine burgerklasse meer dan tot dusverre. De heer Carpentier Alting heeft gezegd, dat de Com missie altijd onderwijsspecialiteiten zoekt. De heer Bosch zeide, dat de Commissie niet goed zocht, want dan zou men ook mannen van rechts gevonden hebben. Ik zou dan ook wenschen, dat de Schoolcommissie niet alleen let op godsdienst en politieke richting, maar ook op den stand en dat, als eerlang weer nieuwe leden moeten worden voorgedragen, er ook mannen en vrouwen uit de volksklasse worden aangewezen. Deze zullen het meest vertrouwd worden door de ouders der leerlingen uit die klassen. De heer Fokker: Mag ik nog even het woord? De Voorzitter. De heer Bosch heeft nog even het woord gevraagd. Ik geloof, dat het al voor de derde of vierde maal is. De heer Bosch. Het was alleen maar, om even een woord in te trekken tegenover den heer van Hamel. De Voorzitter. Dan hebt u daarvoor even het woord. De heer Bosch. M. d. V. Het spijt mij, dat ik dat zooeven van den Wethouder gezegd heb, nu mij blijkt, dat de heer van Hamel niet in de vergadering aanwezig was. Had ik dat bedacht, dan had ik het natuurlijk niet gezegd. De heer Fockema Andreae. M. d. V. Ik wil even opkomen tegen hetgeen de heer Sijtsma heeft gezegd, die zeide, dat wij de motie wel kunnen aannemen, maar dat het eigenlijk niet zoo was, als er in werd gezegd. Ik kan natuurlijk niet in de ziel van de heeren lezen en ik troost er mij mede, dat de heer Sijtsma het evenmin kan. Ik geloof, dat niemand, door het uitbrengen van zijn stem, heeft gezegd: De Schoolcommissie is een partijdige commissie. Men heeft alleen gezegd: Wij willen ditmaal eens vertegenwoordigers van een andere richting en wij willen dus andere personen, dan de commissie heelt aanbevolen. Daarin ligt niet een afkeuring van de daad van de aanbeveling van de Schoolcommissie, maar alleen een ver schil van meening. Welnu, dat verschil van meening is voor de Schoolcommissie niet compromitteerend, wanneer maar blijkt, dat men niet bedoeld heeft, zijn afkeuring over haar uit te spreken. Ik geloof niet, dat dit de bedoeling van de meerderheid van den Raad is geweest. Men wenschte alleen menschen van een andere richting, dat was alles. De heer van Hamel. M. d. V. Ik wil even namens mijzelf zeggen, dat de leden van de Schoolcommissie, voor zoover zij tevens lid van den Raad zijn, zich moeilijk over de motie kunnen uitspreken. Ik wil dus geacht worden, als de motie in stemming komt, buiten stemming te blijven. De heer Carpentier Alting. Ik wensch mij daarbij aan te sluiten, mijnheer de Voorzitter. De heer Pera. Ik ook, mijnheer de Voorzitter. De beraadslaging wordt gesloten en de motie zonder hoofde lijke stemming aangenomen. De Voorzitter. De heeren leden van de Schoolcommissie worden geacht aan deze stemming niet te hebben deelgenomen. Wenscht een der leden nu nog het woord? De heer van der Elst. M. d. V. Het is u bekend, dat op het laatst van het vorige jaar een adres is ingekomen van de agenten van politie, om traktementsverhooging en dat dat voorstel toen in den Raad is aangehouden, om af te wachten het oordeel van het hoofd der politie. Aangezien wij nu het voorrecht hebben, den nieuwen burgemeester eenigen tijd in functie te zien. tevens hoofd der politie, zou ik u wel willen vragen, of u het onderwerp al in studie hebt genomen en u reeds daaromtrent een zekere meening hebt gevormd. Ook zou ik gaarne willen weten, wanneer dit onderwerp weder hier in den Raad zou kunnen worden aanhangig gemaakt. De Voorzitter. Ik kan u in het kort een antwoord op uwe vraag geven. U vraagt, of, nu ik eenigen tijd al in de gemeente ben, ik studie heb gemaakt van de salarissen bij de politie. Ik ben hier betrekkelijk korten tijd, maar omdat ik de verslagen van de vergaderingen van den Gemeenteraad van het vorige jaar heb gelezen, heb ik deze zaak in studie genomen en ook reeds bij andere gemeenten te dier zake geïnformeerd. Ik heb dus in ieder geval reeds een begin ge maakt, om deze zaak uit te werken. Wanneer riu precies een voorstel in den Raad zal komen, is moeilijk te zeggen, maar ik vermoed toch, dat het geen al te langen tijd meer zal duren. Ik hoop hiermede uw vraag voldoende beantwoord te hebben. Het is moeilijk voor mij, mij daarover nog nader uit te laten. Niets meer aan de orde zijnde, wordt de vergadering hierop door den Voorzitter gesloten. Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. Groen Zoon.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1910 | | pagina 8