DONDERDAG 14 APRIL 1910.
67
heer Fokker, van punt 42 de heer Timp, van punt 43 de
heer van Hoeken, van punt 57 de heer Reimeringer, van
punt 70 de heer Corts, van punt 76 de heer Reimeringer en
van punt 82 de heer Fokker geacht niet te hebben mede
gewerkt).
LXXXV. Voorstel tot onderhandsche opdracht van den bouw
van een rolbasculebrug met electrische bewegings- en opzet-
inrichtingen, ter vervanging van de Blauwpoortsbrug aan de
firma Penn en Bauduin te Dordrecht.
(Zie Ing. St. n°. 112).
De Voorzitter. Hierbij komen tevens in behandeling de
requesten en de betuigingen van adhaesie daaraan, in het
begin der vergadering voorgelezen.
De heer Vergouwen. M. d. V. Het zou wellicht niet kwaad
zijn om deze zaak eerst in geheime vergadering te bespreken.
Ik heb gehoord dat verschillende leden wel het een en ander
hadden te zeggen, dat niet zoo geschikt is voor eene open
bare vergadering. Ik dacht ook, dat er reeds een aanvraag bij
u was ingekomen om eene geheime vergadering te houden,
hoewel ik er voor mij niet direct behoefte aan gevoel.
De Voorzitter. Ik vind eene geheime vergadering over deze
zaak niet bepaald noodig, maar wanneer u een voorstel daartoe
doet, dan kan de Raad daarover beslissen. Ik moet echter doen
opmerken, dat volgens art. 44 i der gemeentewet de Raad in
besloten vergadering niet kan beraadslagen noch een besluit
nemen omtrent het onderhands aanbesteden van werken of
leverantiën. En aangezien het hier eene onderhandsche aan
besteding betreft, kunnen wij er in geheime vergadering zelfs
niet over beraadslagen.
De heer Vergouwen. Wanneer wij even naar aanleiding
van de zaak spreken, dan kan dit niet worden genoemd
beraadslagen in den zin der wet. Wanneer later de openbare
vergadering wordt hervat, dan kunnen wij altijd over de
zaak zelve beraadslagen.
De Voorzitter. Ik geloof niet dat dit de bedoeling van de
wet is. Er staat duidelijk, dat over deze onderwerpen in ge
heime vergadering niet mag beraadslaagd worden. Of wij er
nu even over spreken, komt op hetzelfde neer. Ik geloof dat
het beter is de zaak geheel in het openbaar te behandelen.
De heer Vergouwen. M. d. V. Ik wensch aan Burgemeester
en Wethouders in overweging te geven om dit voorstel van
de agenda af te nemen en alsnog öf tot publieke aanbesteding
over te gaan öf de Grofsmederij en ook, als zij daarvoor in
de termen valt, de firma van Egmond en Co. in de gelegen
heid te stellen mede in te schrijven.
Het voorstel van den heer Vergouwen wordt voldoende
ondersteund en maakt derhalve een onderwerp van beraad
slaging uit.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik wensch te vragen, of wij niet
eerst de opinie van Burgemeester en Wethouders over deze
zaak kunnen vernemen. Deze zijn wellicht in staat mede-
deelingen te doen, waardoor een geheel ander licht op het
voorstel van den heer Vergouwen wordt geworpen. Kennen wij
de meening van Burgemeester en Wethouders, dan kunnen wij
over dat voorstel redekavelen en beraadslagen. Misschien trekt
de heer Vergouwen zijn voorstel dan wel in.
De Voorzitter. De heer Vergouwen zal natuurlijk moti-
veeren, waarom hij aan Burgemeester en Wethouders verzoekt
dit voorstel van de agenda af te voeren en dan zal daarop
vanzelf vanwege het Dagelijksch Bestuur geantwoord worden.
De Raad zal dan vernemen, waarom Burgemeester en Wet
houders de aanneming van hun voorstel noodig achten.
Ik geef thans het woord aan den heer Vergouwen tot toe
lichting van zijn voorstel.
De heer Vergouwen. M. d. V. Slechts een zeer kort woord,
want naar mijn meening behoeven wij over deze zaak niet
lang van gedachten te wisselen.
Het ligt, dunkt mij, op den weg van Burgemeester en
Wethouders om bij het aanbesteden van gemeentewerken
allereerst onze Leidsche inrichtingen, die capabel geacht kun
nen worden of als zoodanig bekend staan die werken
uit te voeren, mede te doen inschrijven. Dat is, zooals van
achteren is gebleken, in dit geval niet geschied.
Daarbij komt, dat de Grofsmederij, die zooals gebleken is,
capabel wordt geacht dergelijke bruggen als waarover het
hier gaat te vervaardigen, behoefte heeft aan werk. Wij hebben
onlangs naar aanleiding van een adres van den Bestuurdersbond
in den Raad gesproken over de noodzakelijkheid om zooveel
mogelijk van gemeentewege werk aan Leidsche ondernemingen
op te dragen, teneinde te voorkomen, dat de werklieden hier
ter stede werkloos rondloopen en het werkloozenfonds buiten
gewoon zwaar gedrukt wordt en nu lag het naar mijn mee
ning toch op den weg van Burgemeester en Wethouders bij
een werk als dit onze Leidsche inrichtingen niet te passeeren.
Ik geloof niet, dat hier van opzet sprake is Burgemeester en
Wethouders hebben öf een bijzondere reden gehad om onze
Leidsche inrichtingen buiten mededinging te laten öf ver
geten haar de gelegenheid te geven mede in te schrijven. Ik
kan voor die uitsluiting slechts een van die twee oorzaken
vinden, maar in ieder geval heeft zij plaats gehad en dat is
te bejammeren.
Ik meen, dat men de Leidsche industrie mede moet laten
inschrijven. De gemeente behoeft natuurlijk door eventueele
gunning van het werk aan een ingezetene van Leiden geen
schade te lijden, maar de gelegenheid tot mededinging be
hoort opengesteld te worden.
Er bestaat in dit geval een bezwaar, nl. dat het cijfer,
waarvoor de bouw van de brug aan de firma Penn en Bauduin
zou worden opgedragen, reeds gepubliceerd is, maar daar
staat tegenover, dat alleen aan de inschrijvers, aan Burge
meester en Wethouders en aan de leden van den Raad, voor
zoover die kennis hebben genomen van de stukken, die in
de Leeskamer lagen, bekend is, welke opdracht is geschied en
dat in ieder geval de directies der hier ter stede gevestigde
fabrieken niet kunnen weten, voor welke bedragen door de
drie inrichtingen, die in de gelegenheid zijn gesteld mede te
dingen, is ingeschreven. Wat dat punt betreft, staan Burge
meester en Wethouders dus nog geheel vrij tegenover de
Grofsmederij en de firma Van Egmond en Co.
De allerbeste en gemakkelijkste oplossing zou derhalve zijn,
dat de Raad Burgemeester en Wethouders uitnoodigde dit
voorstel terug te nemen, de beide genoemde firma's alsnog
in de gelegenheid te stellen in te schrijven en dan tenslotte
de beslissing aan den Raad over te laten.
De heer Korevaar. M. d. V. Een enkel woord slechts tot
toelichting van den loop, die deze zaak heeft genomen, en die
geleid heeft tot het doen van ons voorstel.
Toen het plan was opgemaakt, is men ernstig gaan over
wegen hoe de uitvoering zelve zou moeten geschieden. Daar
omtrent heb ik ook inlichtingen ingewonnen bij mannen van
kennis en ervaring, en het slot van alle overwegingen is geweest,
dat het wenschelijk was, om alleen te laten mededingen die
fabrikanten, welke reeds in het maken van dergelijke werken
eenige ervaring hadden opgedaan. Het geldt hier toch een zoo
speciaal werk, dat indertijd de Hollandsche IJzeren Spoorweg-
Maatschappij een dergelijk werk aan een Engelsche firma
heeft opgedragen. De provincie Groningen heeft een dergelijk
werk opgedragen aan de firma Figée te Haarlem, een specialiteit
op dit gebied, zonder mededinging van anderen.
Toen eenmaal vaststond, dat men zich alleen zou wenden
tot firma's, die ervaring op dit gebied hadden, is onderzocht, waar
die bruggen van dien aard in ons land waren en welke firma's die
hadden gemaakt. Het resultaat daarvan is toen geweest, dat aan
drie firma's een plan met prijsopgave is gevraagd; dat waren
de eenigen, die eenige ervaring hadden op dit gebied. Toen
zijn de onderhandelingen begonnen met den laagsten der drie
inschrijvers, over het omwerken van zijn plan in overeen
stemming met onze inzichten, waardoor de leveringssom ook
eenige verandering heeft ondergaan. En zoo is men tot het
cijfer gekomen, dat als leveringssom in de stukken is genoemd.
Hieruit volgt vanzelf dat er geen sprake is geweest van
achterstelling van anderen. Men heeft eenvoudig een zeer
nuchter stelsel gevolgd. Toen men eindelijk gereed was met
de onderhandelingen en over alle onderdeelen overeenstemming
bestond, toen heeft men de firma toegezegd, dat men een
voorstel zou doen aan den Raad, om aan haar onderhands
het werk op te dragen. Daaruit volgt vanzelf, dat Burgemeester
en Wethouders nu onmogelijk een ander voorstel zouden
kunnen doen. Er zijn met de firma serieuse onderhandelingen
gevoerd, en nu kunnen wij ter elfder ure niet zeggen: wij
gaan terug en vragen ook nog andere firma's om prijsopgaaf.
Doch nu is er in dien tusschentijd iets gebeurd, dat wel van
overwegend belang schijnt, maar dat het toch niet is. Er is
n.l. door de gemeente Rotterdam aan de Grofsmederij alhier
een opdracht gegeven om een dergelijke brug te maken. De
heeren moeten echter niet vergeten, dat dit eerst bekend is
geworden in het laatste stadium van de onderhandelingen met
de firma Penn en Bauduin. Ik wil niets zeggen ten nadeele
van de Grofsmederij, maar aan haar is door de gemeente
Rotterdam alleen de opdracht gegeven tot het maken van
de brug, d.w.z. de binten, verankeringen, schoren enz. volgens
een door Rotterdam gemaakt plan, terwijl de vervaardiging
van de opzetinrichting en de electrische werktuigen niet aan
de Grofsmederij is opgedragen. Wij hebben aan de drie
inschrijvers gevraagd inlevering van een volledig plan, vol
doende aan eenige door ons gestelde eischen. De heer Ver
gouwen heeft gesproken van een onwillekeurig verzuim, maar
de Grofsmederij had zich zelf toch ook wel kunnen aanmelden.
5 December heeft het in alle kranten gestaan, dat Burgemeester
en Wethouders een crediet aanvroegen bij den Raad voor het