W. de Sitter.
DONDERDAG 14 APRIL 1910.
63
Leiden, Maart 1910.
Aan den Raad der gemeente Leiden.
geven met verschuldigden eerbied te kennen de onder-
geteekenden, allen ouders van kinderen, die de meisjesschool
1ste klasse aan de Boommarkt bezoeken, of bezocht hebben,
dat het hun gebleken is, dat de toestanden in deze school
aan billijke eischen van hygiene niet voldoen, terwijl ook,
door de onpractische inrichting van het gebouw, het onderwijs
dikwijls wordt bemoeielijkt. Naar hun inzien zijn de oorzaken
hiervan in hoofdzaak onder twee rubrieken samen te vatten,
die zij zich hierbij veroorlooven, onder de aandacht van Uw
College te brengen
1°. de ligging van het gebouw aan het water, op het Noorden,
vooral sedert de verwijdering der huizen aan de voormalige
Paardesteeg geheel open voor de koude N -W.winden,waar
door b.v. ook de speelplaatsen vochtig en tochtig zijn
terwijl ook de Zuidkant in de schaduw staat van de hooge
huizen aan de overzijde van de Boommarkt, zoodat slechts in
enkele lokalen, en daar nog alleen gedurende enkele uren van
den dag in een gedeelte van het jaar, de zon kan doordringen.
2°. de gebreken in het gebouw, waarvan enkele der voor
naamste hier toegelicht mogen worden: de speelplaatsen zijn
te klein, en er is geen speellokaal, zoodat de kinderen dikwijls
gedurende het speelkwartier hun eigen lokaal niet kunnen
verlaten, vele lokalen hebben geen eigen uitgang, waardoor
dikwijls storingen van het onderwijs voorkomen en eene orde
lijke ontruiming van het gebouw bij eventueel uitbrekenden
brand bezwaarlijk moet zijn, er heerscht dikwijls in het
gebouw een hoogst onaangename lucht, waarschijnlijk ten
gevolge van gebreken der rioleering, er is geen gymnastiek
lokaal, zoodat de leerlingen zich voor het gymnastiek-onderwijs
naar andere lokaliteiten moeten begeven, wat tijdverlies ten
gevolge heeft en bij slecht weer dikwijls zeer bezwaarlijk is.
Het is de overtuiging van ondergeteekenden, dat die be
zwaren niet anders verholpen kunnen worden dan door de
verplaatsing der school naar een nieuw gebouw,
weshalve zij Uw College het eerbiedig verzoek doen, het daar
heen te willen leiden, dat zoo spoedig mogelijk een nieuw
schoolgebouw worde gesticht,
't welk doende
(Volgen de namen van nog 86 adressanten.)
2°. Verzoek van Mr. H. M. G. Kloppenburg om ontslag
als Regent van het Geref. Minne- of arme oude Mannen-
en Vrouwenhuis.
3°. Verzoek van Mr. W. H. A. Elink Schuurman om voor
waardelijke toetreding door de gemeente tot den Bond van
Onderlinge Brand- en Inbraakverzekering.
4°. Verzoek van Dr. A. W. Kroon Jr. om eervol ontslag
als lid der Plaatselijke Schoolcommissie.
Worden gesteld in handen van Burg. en Weth.
5°. Verzoek van C. Koordes om de Lobselaan als straat te
mogen gebruiken.
Dit stuk luidt als volgt
Leiden, 7 April 1910.
Aan de raad der gemeente Leiden.
Geeft met verschuldigde eerbied te kennende onder-
geteekende C. Koordes, timmerman woonplaats Leiden. Heeren
singel No. 49.
üat ik wegens bouwplannen aan de Morschweg de Lopselaan
die eigendom der gemeente is als straat te mogen gebruiken
om vandaar toegang te kunnen krijgen tot de te bouwen
woningen. Stuk grond is Kadastraal bekend Sectie L No. 29.
Voorts zal deze straat voor eigen rekening in orde worden
gebracht.
't Welk doende
C. Koordes.
Wordt gesteld in handen van Burg. en Weth. ter afdoening.
6°. Aanbeveling van de Commissie voor het Stedelijk Museum
»de Lakenhal' ter benoeming 'van een lid dier Commissie.
Zal worden opgenomen onder de Ingekomen Stukken.
7°. Verzoek van de Kon. Ned Grofsmederij om niet aan te
nemen het voorstel tot onderhandsche opdracht van het maken
van een rolbasculebrug aan de firma Penn en Bauduin, en
haar in de gelegenheid te stellen alsnog een aanbieding naar
dit werk te doen.
8°. Adhaesiebetuiging van de Kamer van Koophandel en
Fabrieken aan het verzoek van de Kon. Ned. Grofsmederij.
9°. Adhaesiebetuiging van den Chr. Metaalbewerkersbond,
afd. Leiden, aan het verzoek van de Kon. Ned. Grofsmederij.
De Voorzitter. De heeren hebben zeker het eerste stuk
reeds gedrukt ontvangendat behoeft dus niet te worden
voorgelezen. De beide adhaesiebetuigingen verzoek ik den
Secretaris te willen voorlezen.
Deze luiden als volgt:
Leiden, 12 April 1910.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
De Koninklijke Nederlandsche Grofsmederij te Leiden stelde
de Kamer van Koophandel en Fabrieken door toezending van
een afschrift in kennis van haar schrijven d.d. 12 April 1.1.
aan den Raad der Gemeente Leiden gericht ter zake van de
vervaardiging van den bovenbouw eener rolbasculebrug,
waaromtrent door Burgemeester en Wethouders wordt voor
gesteld deze onderhands op te dragen aan de firma Penn
Bauduin te Dordrecht.
De Kamei' van Koophandel en Fabrieken betreurt zeer de
uitsluiting der Leidsche Industrie en de miskenning, die daarin
voor haar gelegen iswant zonder iets te willen afdingen op,
of te willen afdoen van de bekwaamheid en geschiktheid der
bovenvermelde firma om die brug te bouwen of te maken,
de Kamer meent niettemin zonder gevaar voor redelijken
tegenspraak daaraan aanstonds te mogen toevoegen, dat door
niemand zal beweerd worden en door1 niets is bewezen, dat
de geschiktheid en bekwaamheid daartoe aan de Koninklijke
Nederlandsche Grofsmederij ontbreken.
Integendeel, al ware het der Kamer niet reeds van elders
bekend, het feit alleen dat de gemeente Rotterdam, de stad
van handel en nijverheid bij uitnemendheid, met haar emi-
nenten chef voor publieke werken, de Leidsche inrichting
waardig heeft gekeurd eene soortgelijke brug te maken,
bewijst meer dan genoeg en afdoende. Het bewijst vóór en
bovenal, dat door deze inrichting niet uit te noodigen een
verzuim is gepleegd, dat nog maar slechts ten deele is goed
te maken door het gedaan voorstel niet aan te nemen en het
daarheen te leiden dat alsnog de Koninklijke Ned. Grofsmederij
wordt uitgenoodigd en in de gelegenheid gesteld hare aan
bieding voor het werk te doen.
De Kamer van Koophandel en Fabrieken zou meenenhaar
plicht te verzaken, zoo zij niet met ernst en aandrang het
verzoek van de Koninklijke Nederlandsche Grofsmederij bij
Uwen gemeenteraad steunde.
De Kamer van Koophandel en Fabrieken te Leiden.
Verhey van Wijk, Voorzitter.
J. H. Goudsmit, Secretaris.
Aan de Raad der Gemeente Leiden.
WelEd. Achtbare Heeren.
Ondergeteekende respectiefelijk Voorzitter en Secretaris der
Christ.: Metaalbewerkerbond in Nederland goedgekeurd bij
Kon: besluit van 19 Sept 1908 N° 42 Afdeehng Leiden.
Kennis genomen hebbende van het Voorstel van B en Ws.
aan Uw geacht Colege gericht in zake het vervaardigen van
den bovenbouw eener rolbascule brug ter vervanging van de
bestaande Blauwpoortsbrug ondershands op te dragen aan de
firma Penn en Bauduin te Dordrecht.
Betreurende dat met het oog op de groote slapte welke er
te dezer stede al sinds geruime tijd bestaat op de Kon: Ned:
Grofsmederij, deze inrichting niet is aangezocht hare inschrij
ving bij B en Ws. in te dienen.
Noodigt Uw geacht Colege uit om voor zij tot een besluit
overgaat, B en We uit te noodigen, alsnog de Directie der
Kon: Ned: Grofsmederij in de gelegenheid te stellen hare
opgave aan B en Ws te doen toekomen.
't Welk doende
F. Elkerbout, Voorzitter.
J. J. v. Oosterhoud, Secretaris.
De Voorzitter. Ik stel voor het verzoek en de adhaesie
betuigingen te behandelen bij punt 85 der agenda.
Aldus wordt besloten.
De Voorzitter. Verder is nog ingekomen een verzoek van
de firma van Egmond en Co., om haar alsnog in de gelegen
heid te stellen mede te dingen naar de vervaardiging van de
te maken rolbasculebrug ter vervanging van de Blauwpoorts
brug, of dat werk publiek aan te besteden.
Hoewel dit adres is gericht aan Burgemeester en Wet
houders, meen ik toch goed te doen het hier in den Raad te
doen voorlezen.
Het adres luidt als volgt:
Aan Burgemeester en Wethouders van Leiden.
Geeft met gepasten eerbied te kennen
de firma van Egmond en Co., fabrikante van ijzercon
structie enz,