A. W. Kroon Jr.
54
N' 120. Leiden, 15 April 1910.
Onder overlegging van nevensgaand verzoek, geven wij
Uwe Vergadering in overweging aan Dr. A. W. Kroon Jr.
eervol ontslag te verleenen als lid der Plaatselijke School
commissie, onder dankbetuiging voor de vele diensten door
hem gedurende een reeks van jaren aan het onderwijs in
deze gemeente bewezen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Raad der Gemeente Leiden
geeft met verschuldigden eerbied te kennen ondergetee-
kende Dr. Arnold Willem Kroon, lid der plaatselijke School
commissie,
dat het hem tot zijn leedwezen onmogelijk is langer deel
uit te maken dier Commissie,
reden waarom hij verzoekt hem als zoodanig eervol ontslag
te verleenen.
't Welk doende
Leiden 2 April 1910.
N°. 121. Leiden, 15 April 1910.
Het voorstel om Prof. Dr. W. Martin, voor den duur van
een aan den conservator van het Stedelijk Museum te ver
leenen verlof, tot tijdelijk conservator te benoemen en in ver
band daarmee ook het voorstel om dat verlof zelf toe te
staan, moesten van de agenda van de raadszitting van 24
Maart 1.1. worden afgevoerd ten gevolge van een ons inmid
dels geworden mededeeling, dat van de zijde der Regeering
bezwaar zou bestaan om aan Prof. Martin vergunning te
verleenen naast het Directeurschap van het Mauritshuis en
het ambt van buitengewoon hoogleeraar, nog een andere
betrekking te bekleeden.
Thans echter heeft de heer J. A. Frederiks zich bereid
verklaard den heer Overvoorde tijdens zijn verlof te vervangen.
De heer Frederiks was ongeveer 20 jaar conservator van het
Zeeuwsch Genootschap en is thans Directeur van het museum
van Kunstnijverheid te s Gravenhage. Zonder twijfel mag hij
dus ook voor de tijdelijke waarneming van het conservator
schap aan ons stedelijk museum berekend worden geacht.
In overeenstemming met het advies van de commissie van
het stedelijk museum geven wij u mitsdien in overweging
voor den duur van het aan Mr. Overvoorde toe te kennen
verlof te benoemen tot tijdelijk conservator van het stedelijk
museum »de Lakenhal" den heer J. A. Frederiks, Directeur
van het Museum van Kunstnijverheid te's Gravenhage, tegen
een bezoldiging berekend naar een wedde van f 600.per
jaar.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 122. Leiden, April 1910.
De Commissie voor het Stedelijk Museum »de Lakenhal"
heeft de eer U de navolgende aanbeveling te zenden ter voor
ziening van de vacature, ontstaan door het bedanken van
Dr. A. C. Hartevelt als lid der Commissie:
D. HARTEVELT HCzn.
A. L. RE1MERINGER.
Namens de Commissie voornoemd,
N. C. de Gijselaar, voorzitter.
J. C. Overvoorde, secretaris.
Aan den Raad der Gemeente te Leiden.
N°. 123. Leiden, 20 April 1910.
Vóór eenigen tijd ontvingen wij een schrijven van de
Commissie voor het stedelijk Museum „de Lakenhal", met
verzoek te willen bevorderen dat aan den concierge van het
museum met ingang van 1 Januari 1911 een tractements-
verhooging van 200.zou worden toegekend.
De commissie wees er op, dat de tegenwoordige concierge
reeds sedert 1890 aan het museum verbonden is en gedurende
al dien tijd tot groote tevredenheid van de commissie zijn
werk heeft verricht. Ook wordt hij in de uitoefening van
zijn taak dikwijls ter zijde gestaan door leden van zijn ge
zin, waardoor het soms niet noodig is hulppersoneel in dienst
te nemen. Eindelijk hebben ook de concierges van de Rijks
musea in den laatsten tijd verhooging van salaris gekregen
zoodat deze thans, behalve vrije woning, een wedde van
800.of meer genieten. Dit alles te zamen zou een ver
hooging tot ƒ800.ook voor den concierge van de Lakenhal
voldoende motiveeren.
Ons Gollege kon zich geheel met deze toelichting ver
eenigen. Alleen meenden wij dat een andere regeling van het
salaris de voorkeur zou verdienen. Eene regeling n.l., waarbij
aan een eventueelen opvolger van den tegenwoordigen concierge
weder het thans door dezen genoten salaris als aanvangs-
wedde zou worden toegekend. Werden dan aan die aan-
vangswedde twee verhoogingen, telkens na 5 jaar dienst,
van ƒ100.verbonden, dan zou dit voor den tegenwoordigen
concierge op hetzelfde neerkomen. De heer Broekhuijzen toch
is reeds meer dan 10 jaren als concierge werkzaam en zou
dus aanstonds in het genot der beide verhoogingen treden.
Maar tevens zou dan voorkomen worden, dat aan zijn even-
tueele opvolgers aanstonds een o. i. ongemotiveerd hoog
salaris zou worden toegekend. Bij de commissie bestond tegen
deze regeling geenerlei bezwaar.
Wij geven U dus thans in overweging te besluiten, dat
de bezoldiging van den concierge van het stedelijk museum,
met ingang van 1 Januari 1911als volgt zal worden geregeld
een aanvangswedde van 600.met twee verhoogingen
telkens na vijf jaar dienst als concierge, van 100.— be
nevens het genot van vrije woning in de bij het museum
behoorende conciërgewoning.
Wanneer dan Uwe Vergadering zich met dit voorstel ver-
eenigt, dan kan door ons bij het opmaken der begrooting
voor het volgend dienstjaar met dit besluit worden rekening
gehouden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 124. Leiden, 22 April 1910.
Wij hebben de eer LI in overweging te geven gunstig te
beschikken op bijgaand verzoek van Mej. P. J. A. van Baten
burg, om ontslag uit hare betrekking van 4e onderwijzeres
in de handwerken aan de openbare lagere school der 3e
klasse No. 6, alhier, en haar dat ontslag eervol te verleenen
met ingang van den dag van het door Uwe Vergadering te
nemen besluit.
Het ter zake door het Hoofd der school uitgebracht ^advies
wordt hierbij overgelegd.
Aan den Gemeenteraad. Burg, en Weth. van Leiden.
Leiden, 21 April 1910.
Het hoofd der Openbare Lagere School 3de kl. no. 6 heeft
de eer aan Burgemeester en Wethouders te berichten, dat
bij hem geen bezwaar bestaat tegen de inwilliging van het
verzoek van Mej. P. Batenburg. A.angezien verzoekster hem
heeft medegedeeld liefst zoo vlug mogelijk ontslagen te
worden, voegt hij hieraan toe, dat de belangen van het
handwerkonderwijs daardoor in dit geval niet geschaad
zouden worden.
Het hoofd der School,
A. Uittenbroek.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden.
Ondergeteekende, Peternella, Johanna, Arnolda, van Baten
burg, onderwijzeres 4de klasse in de handwerken aan de
openbare Lagere School 3de klasse no. 6 te Leiden. Neemt
de vrijheid eervol ontslag te vragen uit hare betrekking.
Met de meeste hoogachting.
Uw dienstw. dienaresse.
Leiden 19 April 1910. Nellie van Batenburg.
N°. 125. Leiden, 22 April 1910.
Van het bestuur van den Leidschen Kegelbond ontvingen
wij het verzoek om ten behoeve van een in de maand Juli
te houden internationaal kegelconcours over de groote zaal
der Stadsgehoorzaal te mogen beschikken tegen een vergoe
ding van 15.— per dag. Op dit verzoek zou ons college
eene afwijzende beschikking hebben moeten nemen, (daar im
mers het door Uwe Vergadering vastgesteld minimumtarief,
waarbeneden ons college bij de verhuring niet gaan mag,
30.— per dag bedraagt), ware het niet dat wij daarin aan
leiding hadden gevonden U voor te stellen in dit geval afwij
king van het algemeene tarief toe te staan.
De aanvrage van den Leidschen Kegelbond strekt zich na-