37 beantwoording van de vraag geldt, of iemand bekwaam en geschikt moet worden geacht om tot onderwijzer te worden benoemd. En bij de naleving dier verplichting, ons bij art. 29, 2e en 8e lid der wet op het Lager Onderwijs opgelegd mag ons college zich geenerlei band, ook niet door Uwe Ver gadering, laten aanleggen. Geheel zelfstandig behoort het te beslissen, welke personen aan Uwe Vergadering voor een benoeming behooren te worden voorgedragen. En in zooverre zou dus ook een behandeling van deze aangelegenheid in Uwe Vergadering geen rechtstreeksche resultaten kunnen opleveren. Wat hiervan echter zijn moge, al hebben wij gemeend met een enkel woord van ons standpunt ook in dit opzicht te moeten doen blijken, zoo hebben wij toch, gelijk u uit het bovenmedegedeelde gebleken is, niet geschroomd, u ook omtrent de zaak zelve, waar het den heer Fockema Andreae om te doen was, ons gevoelen te doen kennen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth van Leiden. N°. 76. Leiden, 2 Maart 1910. Naar aanleiding van nevensgaand adres van M. de Tombe c. s. hebben wij de eer U mede te deelen, dat tegen de over neming van de Sophiastraat in eigendom en onderhoud bij de gemeente, voor zoover nl. die straat gelegen is tusschen den Maresingel en de Buitenlaan, geenerlei bezwaar bestaat, in dien vooraf door adressanten een bedrag van f 250.in de gemeentekas wordt gestort, opdat de gemeente in hun plaats voor het in behoorlijken staat brengen van de bestra ting zal kunnen zorg dragen. Immers dit gedeelte van de straat is aan weerszijden bebouwd en ook overigens zijn geen bezwaren tegen de overneming aanwezig. Wij geven U mitsdien in overweging te besluiten het ge deelte van de Sophiastraat, gelegen tusschen den Maresingel en de Buitenlaan, zonder eenige kosten voor de gemeente in eigendom en onderhoud bij de gemeente over te nemen, nadat door adressanten voor het behoorlijk in orde maken van dat straatgedeelte een -bedrag van f 250.in de gemeentekas zal zijn gestort. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 2 Februari 1910. Aan Edelachtbare Heeren Burgemeester en Wethouders der Gemeente Leiden. Met gepaste eerbied bieden ondergeteekenden aan om in eigendom en kosteloos over te dragen aan de Gemeente Leiden, de Sophiastraat nabij de Maresingel thans in eigendom aan ondergeteekenden. M. de Tombe. J. Th. Breedeveld Mej. de Wed. Donkelaar. Hopende op een spoedig en gunstig antwoord verblijven met de meeste Hoogachting. M. de Tombe. J. Th. Breedeveld. de Wed. A. v. Donkelaar. N°. 77. Leiden, 5 Maart 1910. WTij hebben de eer U mede te deelen, dat noch bij de Commissie van Fabricage, noch bij ons college bezwaar bestaat tegen de inwilliging van de hierbij overgelegde verzoeken van J. N. Bogaards en van G. Splinter en J. Brandt alhier, om vergunning tot demping van gedeelten sloot langs den Maresingel, mits daaraan de gewone voorwaarden worden verbonden. Mitsdien geven wij u in overweging aan J. N. Bogaards, G. Splinter en J. Brandt, voornoemd, behoudens rechten van derden, vergunning te verleenen tot het dempen van het ge deelte sloot langs den Maresingel, ter lengte van ongeveer 29 Meter, gelegen vóór de perceelen kadastraal bekend Gemeente Leiden, Sectie K nis. 494, 495, 196, 197, 498, 4460 en 4170, onder voorwaarde: 4°. dat uit het gedeelte sloot de schoeiing en de bruggen worden weggeruimd en het ontdaan worde van bodem- en drijfvuil en daarna worde aangevuld met zuiver zand tot nader door Burgemeester en Wethouders aan te geven hoogte 2°. dat over de geheele lengte van het gedeelte sloot een riool, inw. wijd 40 bij 60 cM., van cementen bodem- en kruin stukken van voldoende sterkte, op doorgaande grondplank van voldoende zwaarte worde gelegd, met den bodem binnenwerks op 4.15 M. N. A. P. en dit in aansluiting worde gebracht met het westelijk gelegen riool langs den Maresingel; 3°. dat het riool voorzien worde van één ruimkast, inw. wijd 1.50X0.80 M., met den bodem binnenwerks op een diepte van 4 30 M. N. A. P., met wanden en bodem ter dikte van ten minste 0.18 M. van klinkers in sterke specie te metselen op een houten roosterwerk en op door Burge meester en Wethouders nader aan te geven hoogte af te dekken met platen van voldoende zwaarte, van ijzer, hardsteen of cementijzer 4°. dat aan het oostelijk einde van het gedeelte sloot ge plaatst worde een schoeiing, met ijzeren hek, waarvan teekening en constructie vooraf door Burgemeester- en Wethouders moeten zijn goedgekeurd 5°. dat op de nader door Burgemeester en Wethouders aan te wijzen plaatsen, 2 gegoten ijzeren straatkolken, van het door de gemeente gebruikt wordende model, worden geplaatst, die door middel van verglaasd Engelsch aarden buizen, inw. wijd 20 cM. met het riool worden verbonden, de gemetselde putjes achter- de kolken, zoowel als die op het riool, af te dekken met ijzeren platen, groot resp. 50 X 50 en 60 X 60 cM. en dik 1 cM.; 6°. dat de grond van adressanten van den gemeentegrond worde afgescheiden door een ijzeren hek op steenen voet, waarvan teekening en constructie vooraf door Burgemeester en Wethouders moeten zijn goedgekeurd, tenzij adressanten den hun toebehoorenden grond, gelegen tusschen de sloot en de rooilijn volgens het uitbreidingsplan afstaan en tevens den achter bedoelde rooilijn gelegen grond op dezelfde wijze tot voetpad inrichten als de aangrenzende grond, vóór die rooilijn gelegenin dit geval moet door adressanten een verhoogd voetpad worden aangelegd van bij de uitvoering op te geven breédte van klinkers afgezet met een bardsteenen band, ten genoegen van Burgemeester' en Wethouders, zullende het gedempte gedeelte sloot, zoomede de afgestane grond tot aan den rand van dit voetpad van gemeentewege worden verhard 7°. dat het riool met ruimkast alsmede de straatkolken met de Engelsch-aarden buizen eigendom worden van de gemeente; 8°. dat daags voordat met de werkzaamheden een aanvang zal worden gemaakt, hiervan worde kennis gegeven op het bureau van gemeentewerken 9°. dat. de uitvoering van alle voorgeschreven werken en het onderhoud van die, welke niet het eigendom van de gemeente worden, geschieden ten genoegen van Burgemeester en Wet houders; 40°. dat de vergunning vervalt, wanneer daarvan vóór den 4en Juni 4910 geen gebruik is gemaakt; 41°. dat geen begin met de uitvoering dezer werkzaam heden mag worden gemaakt, alvorens door adressanten een waarborgsom van 250.ten kantore van den Gemeente ontvanger zal zijn gestort, welke som geheel of gedeeltelijk kan worden ingehouden, indien de uitvoering niet geschiedt volgens de bovengestelde voorwaarden. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Gemeenteraad van Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen J. N. Bogaards broodbakker wonende N°. 75 aan de Maresingel, dat hij verzoekt de sloot gelegen voor zijne perceelen Mare singel n° 75 en Binnenlaan n°. 1 kadastraal bekend Sectie K nos 197 en 198 te mogen dempen dat hij bereid is zonder kosten afstand te doen van den grond voor zijne perceelen, voor zoover deze gelegen is buiten de rooilijn zooals deze is vastgesteld in het Gemeentelijk uit breidingsplan dat hij zich verbindt voor de uitvoering der werken de voorschriften van uw College uit te voeren dat hij zich verbindt de grond eventueel gelegen tusschen de bestaande gevels en de rooilijn voornoemd te verharden op de wijze als voor het verdere terrein is bepaald, doch overigens, in verband eener toekomstige verbouwing, vrije beschikking hierover wenscht te behouden. 't Welk doende, enz. J. N. Bogaards. Leiden 19 Februari 1910. Leiden 21 Februari 1910. Aan Edelachtbare Heeren Burgemeester en Wet houders van Leiden. Geeft met verschuldigde hoogachting te kennen onderge teekenden eigenaars der perceelen gelegen aan de Maresingel N°. 72, 73 en 74 dat zij de eer hebben beleefd te verzoeken om tot demping der sloot gelegen voor bovengenoemde per ceelen te mogen overgaan benevens dat gedeelte sloot gelegen voor de Binnenlaan. Hoogachtend G. Splinter. J. Brandt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1910 | | pagina 3