DONDERDAG 10
FEBRUARI 1910.
29
lk geloof, dat wij nu de discussies wel als gesloten kunnen
beschouwen. Alleen zou ik nog een klein misverstand, dat
misschien later tot verwarring aanleiding zou kunnen geven,
opgehelderd willen zien. De heer Vergouwen heeft straks
gesproken van bewaarscholen, die verplaatst zouden moeten
worden en dus beschouwd zouden kunnen worden als te
vallen onder deze rubriek. Ik geloof echter, dat dat niet
juist is. Als een caduke bewaarschool naar elders verplaatst
wordt, bijv. van den Ouden Rijn naar het Rapenburg, dan
geloof ik, dat men dan niet zal kunnen profiteeren van deze
overgangsbepalingen. Voor die nieuwe lokalen zou dan geen
termijn meer gesteld worden.
De heer Vergouwen. Dat is mijn bedoeling ook niet ge
weest. Mijn bedoeling is geweest, dat, als de toestand van
de gebouwen niet beantwoorden mocht aan de eischen, die
Burgemeester en Wethouders er aan stellen zullen, dat dan
uitgezien moet worden naar een ander gebouw. De gemeente
weet echter wel, dat het lastig is, een geschikt gebouw te
krijgen, zoodat het wel kan gebeuren, dat men een paai'jaar
moet wachten, eer men klaar is.
De Voorzitter. Dat is wat anders.
De heer Fokker. M. d. V. Ik zou willen vragen, of ons
amendement misschien door Burgemeester en Wethouders
wordt overgenomen?
De Voorzitter. Ik kan den heer Fokker daarop tot mijn
spijt geen gunstig antwoord geven.
Het gewijzigde amendement van de heeren Sijtsma c.s. wordt
alsnu in stemming gebracht en verworpen met 24 tegen 7
stemmen.
Tegen stemmen de heeren: Vergouwen, Wildeboer, van
Hoeken, Briët, van Tol, A. Mulder, P. J. Mulder, Bosch,
Corts, Carpentier Alting, Hoogenboom, Meuleman, Driessen,
de Vries, Eerstens, Korevaar, van der Lip, Pera, Aalberse,
Roem, Reimeringer, Bots, Timp en van Hamel.
Vóór stemmen de heeren: De Boer, Fockema Andreae, van
der Eist, Sijtsma, Zwiers, van Gruting en Fokker.
Art. 16 wordt vervolgens in stemming gebracht en aange
nomen met 20 tegen 11 stemmen.
Vóór stemmen de heeren: Vergouwen, Wildeboer, van
Hoeken, Briët, van Tol, A. Mulder, P. J. Mulder, Bosch, Corts,
Meuleman, Driessen, de Vries, Eerstens, Eorevaar, van der
Lip, Pera, Aalberse, Bots, Timp en van Hamel.
Tegen stemmen de heeren: de Boer, Fockema Andreae, van
der Eist, Sijtsma, Carpentier Alting, Zwiers, Hoogenboom,
van Gruting, Fokker, Roem en Reimeringer.
De verordening in haar geheel wordt hierop zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
XVI. Verordening, houdende wijziging der verordening van
10 April 1902 (Gemeenteblad n°. 8), -voor de Eweekschool
voor Onderwijzers en Onderwijzeressen.
(Zie Ing. St. n°. 22).
Beraadslaging over art 1. luidende:
»Art. 6 van bovengenoemde verordening wordt gelezen als
volgt
De jaarwedde van den Directeur bedraagt 3200.Hij
is verplicht tot het geven van ten hoogste 13 lesuren per week.
De jaarwedde der overige leeraren, met uitzondering van
die voor het teekenen en de gymnastiek, bedraagt zooveel
maal 75.'s jaars, als zij wekelijks uren les geven. Voor
zoover echter deze lessen gegeven worden aan de afdeeling
B, wordt die bezoldiging, behalve voor de lessen in het
schoonschrijven, tweemaal, telkens na 4 jaar dienst van den
betrokken leeraar aan die afdeeling, met ƒ10.'s jaars per
wekelijksch uur verhoogd.
De leeraren in het Nederlandsch en Hoogduitscb, die in de
Natuurkunde, Wiskunde en Wiskundige Aardrijkskunde en
die in de Geschiedenis en Aardrijkskunde ontvangen boven
dien een vaste bezoldiging van ƒ200.per jaar, welk be
drag tweemaal, telkens na 4 jaar dienst als zoodanig met
ƒ100 wordt verhoogd.
De bezoldiging van de leeraren in teekenen en gymnastiek
wordt bij afzonderlijke verordening geregeld."
De Voorzitter. Er is bij deze zaak een klein abuis te
herstellen. Mocht art. 1 instemming vinden, dan zal tevens
moeten gewijzigd worden art. 2 der verordening, dat zegtaan
het hoofd der kweekschool staat een leeraar met den titel van
Directeur, wien behalve de directie, hoogstens 20 uren les per
week wordt opgedragen. Wanneer dit art. 1 wordt aange
nomen, dan zal ook in art. 2 der bestaande verordening het
cijfer 20 moeten worden ^randerd in 13.
De heer Zwiers. M. d. V. Ik zou een enkel woord willen
zeggen over het getal lesuren aan den Directeur op te dragen.
De tegenwoordige regeling, die een maximum van 20 uren per
week voorschrijft, lijkt mij nog niet zoo kwaad. Ik ben na
tuurlijk van meening, dat het voor de gemeente en voor de
school zelve van belang is, om de uitstekende kracht, die nu
aan het hoofd der school staat, zoolang mogelijk te behouden.
Maar ik meen niet, dat het daarvoor noodig is, het getal 20
te veranderen in 13. Ik meen dat het ook met de tegen
woordige verordening heel goed mogelijk is om den Directeur
te ontlasten en zelfs zoo noodig het door hem te geven aantal
lesuren te brengen op 12, 11 of desnoods 10 uren, en in elk
geval op het getal, dat men door de nu voorgestelde wijzi
ging beoogt. Maar ik zeide al, dat ik de noodzakelijkheid,
om dat cijfer ook in de toekomst als vast maximum voor te
schrijven, niet inzie. Mocht de kweekschool te eeniger tijd
het verlies lijden, dat de heer Brouwer haar ontviel en een
ander zijn plaats moest innemen, dan zou het eerder een
bezwaar zijn, dat het aantal lesuren voor een jonge kracht,
voor wie een maximum aantal van 20 lesuren niet als over
matig veel kon worden aangemerkt, moest blijven beneden de
13. De door Burgemeester en Wethouders voorgestelde wijziging
lijkt mij dan ook allerminst gewenscht. Gaarne wil ik er toe
meewerken die maatregelen te nemen, die er toe kunnen leiden,
den heer Brouwer als hoofd van die school nog langen tijd
te behouden, maar ik meen, dat de voorgestelde maatregel in
de toekomst niet in het belang van de gemeente zal zijn. Ik
zal dus tegen die wijziging stemmen
De Voorzitter. In het voorgestelde artikel 1 staat in den
4en regel, dat hij «verplicht is tot het geven van ten hoogste
13 lesuren in de week". Dat is in overeenstemming met hetgeen
hier wordt voorgesteld. Alleen was vergeten, het over te nemen in
art. 2 der bestaande verordening. Wat betreft uw denkbeeld, om
hier als het ware een persoonlijke lesopdracht te geven, geloof ik,
dat de tegenwoordige directeur volkomen berekend is voor zijn
taak, zoodat men het met het oog daarop niet behoeft te doen.
In het algemeen is een aantal van 20 lesuren voor een direc
teur van een kweekschool te veel. Er is geen enkele direc
teur in het geheele Rijk, die dat aantal lesuren heeft; op de
meeste kweekscholen heeft men 1314 uren. Er zijn er zelfs,
die er maar 4 hebben. De directeur heeft toch nog meer te
doen. Hij moet ook, al kan dat tegenwoordig heel moeilijk,
omdat zijn tijd zoo bezet is, de leerschool bezoeken en kennis
nemen van de practische oefeningen, hoe de kweekelingen in
de school werkzaam zijn en bovendien gelegenheid hebben
van tijd tot tijd de lessen bij te wonen van andere leeraren.
Voor eiken directeur van de kweekschool, welken dan ook,
is dit aantal lesuren te veel. Het kan wel, maar dan is het
toch weer ten nadeele van andere werkzaamheden, waarvan
het toch ook wenschelijk is, dat zij uitgevoerd worden. Het
belang van de Eweekschool brengt dus mee, dat het aantal
lesuren gereduceerd wordt tot 13
De heer Zwiers. M. d. V. Het was mijn voornemen, bij
wijze van amendement, voor te stellen, het cijfer 13 te doen
vervangen door 20 en ik moet zeggen, dat ik door uw rede
neering niet overtuigd ben geworden, dat dat niet wensche
lijk is. Ik ben bij dit voorstel niet uitsluitend op eigen indruk
afgegaan, maar ik heb ook anderen geraadpleegd, die onze
kweekschool van naderbij kennen dan ik, en ik heb hun
gevraagd, of het naar hun oordeel onder alle omstandigheden
bezwarend zou zijn, bet maximum aantal lesuren te blijven
bepalen op 20. Een werkelijk bezwaar daartegen heb ik niet
vernomen.
En toch zou deze wijziging der verordening dat voortaan
onmogelijk maken. Wanneer men een maximum voorschrijft,
maar het blijkt in een of ander geval niet gewenscht, omdat
maximum aantal lesuren te doen geven, dan kan men immers
altijd lager gaan. Als er 20 uur wordt gesteld als maximum,
dan zal men zelfs zoo noodig tot 10 uur kunnen gaan. Daar
om zie ik de wenschelijkheid van de wijziging niet in. Eu
in het geval, dat het eens noodzakelijk mocht blijken meer
dan 13 uur les te geven, bijv. bij ziekten of vacatures, dan
zou de gewijzigde verordening hieraan in den weg staan.
De heer Pera. Ter gelegener tijd heb ik mij ook verklaard
tegen de wijziging in de verordening, om het aantal lesuren
terug te brengen op 13. lk heb de gelegenheid open willen
laten om meer lesuren te geven. Voor den heer Brouwer,
die op het gebied van het onderwijs nog allerlei andere tijd-
roovende werkzaamheden heeft te verrichten, is het getal
van 13 lesuren voldoende, maar het is niet zeker dat een
opvolger even zoovele werkzaamheden zal hebben te ver
richten. Laat ons daarom de gelegenheid open houden, dat
zoo noodig in elk geval meer dan 13 lesuren kunnen worden
opgedragen, lk geloof niet dat het goed is bij verordening te
bepalen, dat het getal lesuren niet meer dan 13 zal zijn.
De heer Meuleman. Ik begrijp niet goed, wat de heer
Zwiers bedoelt. "ij geeft toe dat 13 uren genoeg is, maar,