DONDERDAG 10
FEBRUARI 1910.
25
komen, dat er misbruik wordt gemaakt van een overvoerde
markt, geprofiteerd van de gemeentelijke subsidie en daardoor
het onderwijs geschaad.
De heer Vergouwen. Dat heb ik niet gezegd.
De heer Sijtsma. Het practische bezwaar, dat door den
heer Aalberse het eerst is genoemd, dat hij niet weet, wat
de onderwijzeressen genieten, beteekent ook niet veel. Van
iemand, die een fröbelacte heeft, die toch nogal moeilijk te
krijgen is, en die een rond jaar lang onderwijs geeft, weet
men toch wel, dat zij met 200 tot 500 niet te veel ver
dient. De heer Aalberse had echter kunnen weten, wanneer
hij de begrooting had ingezien, wat de gemeente geeft.
Ik vermoed, dat hij dat niet al te weinig heeft gevonden,
want anders had hij wel eens voorgesteld, om dat te ver-
hoogen en hij zal het ook wel niet te veel hebben gevonden,
anders had hij zeker voorgesteld, het te verminderen.
Welnu, de hooiden der gemeentelijke bewaarscholen hebben
ƒ700; dat is het dubbele van de hoogste subsidie, die gegeven
wordt. Dat is toch werkelijk niet te veel. Een ontwikkeld
meisje, dat een heel jaar onderwijs geeft, en aan het hoofd
eener groote bewaarschool staat, mag toch wel 700 ver
dienen, wil ze dat met lust en ijver kunnen doen. En 200
voor een onderwijzeres is wezenlijk al te weinig. Uit vrees,
dat het de schoolbesturen te veel zal kosten, behoeft men dus
het amendement niet te verwerpen. De heer Fockema Andreae
heeft straks ook opgemerkt, zooals ik ook reeds deed, dat de ver-
eenigingen ze misschien wel behoorlijk zullen bezoldigen, maar
dat particulieren, die zoo een school oprichten, wel eens min
der zouden kunnen willen geven, dan de subsidie bedraagt,
om er zoodoende een winstzaakje van te maken.
Dan krijgen we dus slechte scholen, slecht gesalarieerde
onderwijzeressen, waarvoor de gemeente dan toch haar geld
heeft gegeven. Nu geef ik den heer Aalberse toe, dat men,
wanneer men slecht wil wezen, altijd wel een middel
zal kunnen vinden, om de bepaling te ontduiken, maar ik
heb toch wel zooveel vertrouwen in de vereenigingen,
dat ik geloof, .dat zij niet zullen doen, wat hij vreest, en ook
bij particulieren zou deze practijk wel in de gaten loopen.
Doen ze het wel, dan kunnen wij er weinig tegen doen, maar
eerlijke vereenigingen, die onderwijzeressen in dienst hebben,
zullen het toch wel niet doen.
^Vanneer wij het onderwijs subsidiëeren, dan moeten wij
eischen, dat het onderwijs goed is en een van de eerste voor
waarden daarvoor is, dat degene, die het onderwijs geeft,
goed gesalarieerd wordt. Als de Regeering al dezelfde maat
staf aanlegt bij het lager onderwijs, dan mogen wij het toch
ook wel doen, en daarom geloof ik, waar er geen principiëele
bezwaren tegen zijn, dat men goed doet, in het belang van het
onderwijs en van de onderwijzeressen, met mijn voorstel aan
te nemen.
De heer Vergouwen. Ik zal niet in herhalingen treden,
doch ook na de laatste toelichting van den heer Sijtsma
blijf ik het amendement pertinent afkeuren. Het gaat niet
aan, dat wij hier de schoolbesturen zoo aan banden gaan
leggen.
Wat betreft hetgeen door den heer Fockema Andreae in
het midden is gebracht, dat er wel eens een bewaarschool
kon worden opgericht door een persoon uit winstbejag ik
geloof dat dit wel tot de curiosa zal behooren. Wanneer een
persoon een bewaarschool wil oprichten zoo, dat daaraan sub
sidie van de gemeente kan verleend worden, dan zal hij of
zij wel bemerken, dat de eischen zoo zijn gesteld, dat men
er geen slaatje uit kan slaan. Men zal zich wel tweemaal
bedenken, eer men zoo lichtvaardig tot het oprichten van
een bewaarschool overgaat. Het eenige zou kunnen zijn, dat
iemand uit philanthropie zulk eerie school opricht, om
daardoor voor meer kinderen de gelegenheid te openen be-
waarschoolonderwijs te genieten. Maar zoo iemand zou dan
ook zeker de aan die school verbonden leerkrachten niet
minder salarieeren dan anderen. Dat bezwaar van den heer
Fockema Andreae behoeft dus niet te wegen.
Verder wil de heer Fockema Andreae lit. c schrappen. Ik
ben daar ook tegen. Wij verkeeren, gelijk de heer Pera
reeds heeft opgemerkt, wat het bewaarschoolonderwijs be
treft, in een overgangstijdperk. Het is, dat is wel uit de
rapporten gebleken, in Leiden nu onmogelijk dadelijk alle
leerkrachten te hebben die voldoen aan de eischen in de
verordening gesteld. Wij zullen den bestaanden toestand de
eerste jaren nog zoo moeten houdenwanneer later het on
derwijs zich overeenkomstig deze verordening heeft ontwik
keld, dan kunnen wij die laatste alinea schrappen, maar
voorloopig althans nog niet.
De heer Fockema Andreae. Over het denkbeeld van den
heer Vergouwen zullen wij bij de overgangsbepaling ge
legenheid hebben te spreken. Wanneer een nieuwe eisch ge
steld wordt, zooals bijv. in een bouwverordening, en de
eigenaar van eene woning, die niet aan de nieuwe eischen
voldoet strafbaar is, dan kunnen niet. dadelijk alle verande
ringen worden aangebracht. Dan moet men een overgangs
bepaling maken. Maar wanneer men zegter zijn nog andere
lichamen dan de gemeente, die bewaarschoolonderwijs geven,
wij zullen die ook geven een subsidie, wanneer dit onder
wijs op behoorlijke wijze wordt gegeven, dan behoeft men
toch geen overgangsbepaling te makendan behoeft men
toch niet bij wijze van overgang tijdelijk subsidie te geven
aan lichamen, die onderwijs geven op eene wijze, die men in
de verordening voor niet behoorlijk verklaart. Hier vind ik
een overgangsbepaling geheel misplaatst. Of er nu op dit
oogenblik genoeg bevoegde onderwijzeressen zijn te krijgen,
doet niets ter zake. Wij behoeven toch geen subsidie te
geven voor onderwijzeressen, die de vereischte bevoegdheid
missen en voor wier geschiktheid dus geen enkele waarborg
bestaat. Wij willen subsidie geven voor alles wat de school
en het onderwijs behoorlijk kan maken; wij moeten sub
sidie geven voor een zeker getal onderwijzeressen dat ver-
eischt wordt, maar alleen dan wanneer die onderwijzeressen
bevoegd zijn. Wij willen de school erkennen en het hoofd
een subsidie geven, ook wanneer er onbevoegde onderwijze
ressen op de school zijn, maar geen subsidie geven voor die
onbevoegden. Nu meen ik, dat wij de zaak eenigszins zouden
verduidelijken, niet door, zooals ik straks op een ondoor
dacht oogenblik heb toegegeven, het woord «vereischte" in
b. te laten vervallen, maar door c. te lezen aldus: «voor
elke andere vereischte onderwijzeres, indien zij bevoegd is,
f 50." Er wordt een zeker aantal onderwijzeressen ge-
eischt en er wordt bij gezegd, hoeveel een bevoegdheid
moeten hebben en voor die vereischte bevoegde onderwijze
ressen wordt een subsidie van 100 gegeven en nu wil ik
voorstellen voor elke andere vereischte onderwijzeres 50
te geven, indien zij bevoegd is.
De heer Sijtsma Dan zou men eenvoudig c kunnen laten
wegvallen.
De heer Fockema Andreae. Mij ook wel. Dan zal ik stem
men tegen de laatste alinea.
De heer Vergouwen. M. d. V. De heer Fockema Andreae
heeft feitelijk al gesproken over het laatste artikel, de over
gangsbepalingen, maar als ik den heer Fockema Andreae
mag herinneren aan den overgangstijd van het Middelbaar
Onderwijs, dan zal hij zich wel herinneren, dat in het begin
aan de H. B. S. niet alleen personen benoemd zijn met een
doctoralen graad, maar ook wel eens zonder acte. Een heb
ik er gekend, die alleen de hoofdacte bezat en zelfs directeur
van een H. B. S. is geworden, eenvoudig omdat op dat oogen
blik de geschikte personen met de benoodigde acte ontbraken.
Toen moest nien van den nood een deugd maken en de
mannen nemen, die men krijgen kon en die in de praktijk
werkelijk gebleken zijn, bekwame mannen te zijn. Dat is
ook hier het geval. In Leiden is het aantal onderwijzeressen,
die de bevoegdheid hebben fröbelonderwijs te geven, nu niet
zoo groot, dat wij dit artikel er uit zouden kunnen laten,
omdat er ook gebruik gemaakt moet worden van onderwij
zeressen, die deze acte niet hebben. Ik zal eens iets
anders veronderstellen, nl. bijv. dat de Rijkswetgever ook
subsidie geeft voor de kweekelingen, dan zou men ook wel
weer kunnen zeggen, dat dat ook onbevoegde krachten zijn
en als zoodanig zouden verschillende van deze onderwijzeres
sen ook beschouwd kunnen worden; zelfs wanneer het bewaar
schoolonderwijs in Leiden zoover gevorderd was, dat de onder
wijzeressen allemaal de acte hadden, dan zou ik er nog niet
voor zijn, omdat het niet altijd mogelijk is, uitsluitend bevoegde
onderwijzeressen te gebruiken. Ik geloof dus, dat het 't beste
is, alinea c. te laten staan.
De heer Fockema Andreae. M. d. V. De vergelijking met
de Hoogere Burgerscholen gaat in het geheel niet op. De
oprichting toch van die scholen werd bij de wet op het Mid
delbaar Onderwijs verplicht gesteld; die moesten worden op
gericht. En kon men dan niet genoeg bevoegde onderwijzers
krijgen, dan moest men het een tijdlang met onbevoegde krach
ten doen. In zulke gevallen maakt men een overgangsbepa
ling. Bij de bewaarscholen is het echter heel iets anders.
Niemand behoeft eene bijzondere bewaarschool op te richten,
wanneer hij geen bevoegde leerkrachten heeft. En men kan
alleen subsidie van de gemeente krijgen, wanneer die leer
krachten voldoen aan de gestelde eischen. Wij kunnen het
subsidie zoo inrichten, dat er een prikkel bestaat voor hen,
die een bewaarschool willen oprichten, om daaraan te ver
binden bevoegd personeel. Wij moeten niet gaan zeggenook
al hebt gij onbevoegd personeel, gij krijgt toch subsidie ook
daarvoor. Neen, wij zeggen dit: wij erkennen dat er op dit
oogenblik niet genoeg bevoegde leeraressen zijner mogen
dus nog onbevoegden zijn, maar gij moet niet aan ons vragen
om voor elke onbevoegde uit de gemeentekas subsidie te
geven. Wanneer gij voor eene onbevoegde eene bevoegde
leerkracht in de plaats stelt, dan kunt gij subsidie krijgen.