24
DONDERDAG 10 FEBRUARI 1910.
dan wordt dit tezamen ƒ700. Geniet nu zulk een hoofd vrij
woning, vuur en licht, dan zou het schoolbestuur dit kunnen
berekenen op ƒ400, zoodat het schoolbestuur nog ƒ50 van de
gemeentelijke subsidie in zijn kas zou storten.
De heer Vergouwen. Ik kan het amendement van den heer
Sijtsma in geen enkel opzicht ondersteunen. Wij moeten de
besturen der bewaarscholen vrij laten. Als de heer Sijtsma
zegt, dat het amendement een waarborg geeft, dat wij daar
door zullen krijgen goed onderwijs, betwijfel ik dat. Men kan
wel allerlei voorschriften geven, maar het gevolg zal zijn, dat
het bestuur van een school zegt: Daar kunnen wij niet aan
voldoen en derhalve aanvaarden wij het subsidie van de
gemeente liever niet. Dan bereiken wij juist het tegenover
gestelde van hetgeen wij wenschen, want het subsidie wordt
niet alleen gegeven ter verbetering van de salarissen, maar
ook ter verbetering van het onderwijs, en er zijn verschillende
andere omstandigheden, behalve de salarissen, die het onder
wijs beter kunnen maken. Wanneer wij dezen band gaan
opleggen, dan is het bestuur van een school verplicht zich
daaraan te houden en wanneer iemand bijv. genoegen wil
nemen met f 50 minder, dan moet het bestuur zeggen: dat
mogen wij niet. Ik vind dat wij dien band niet behoeven
aan te leggendat komt vanzelf best in orde. Dat wij over
het algemeen niet behoeven te vreezen voor te lage salarissen,
is duidelijk gebleken op het gebied van het Lager Onder
wijs. Tegenwoordig wordt er door de openbare onderwijzers
over geklaagd, dat de bijzondere onderwijzers dooreen ge
nomen meer verdienen; dat kunnen wij zien op het platte
land, maar ook hier in Leiden. Er behoeft dus volstrekt geen
vrees voor te bestaan, dat de besturen van bijzondere scholen
in eenig opzicht misbruik zullen maken van de gelegenheid,
om wanneer zij onderwijskrachten kunnen krijgen, die niet
behoorlijk te salarieeren. Het ware iets anders, wanneer een
bepaald bedrag werd gegeven voor iedere onderwijskracht.
Het was heel iets anders, wanneer er bijvoorbeeld een mini-
mum-salaris voor elke onderwijskracht als subsidie gegeven
zou worden, zooals de Rijks wetgever dat doet ten opzichte
van het lager onderwijs. Dan had het bestuur nog de ge
legenheid, om boven het wettelijk minimum een surplus te
geven. Ik acht het echter verkeerd, om den voorgestelden
band te leggen.
De Voorzitter. Ik moet nog even een verzuim goed maken,
nl. dat ik vergeten heb te vragen, of het amendement van
den heer Sijtsma voldoende ondersteund wordt.
Het amendement van den heer Sijtsma, voldoende onder
steund, maakt een onderwerp van beraadslaging uit.
De heer Fockema Andreae. M. d. V. Mag ik ook over het
artikel spreken?
De Voorzitter. Zeer zeker, het hoort toch bij elkaar.
De heer Fockema Andreae. M. d. V. Ik heb tot mijn spijt
de vorige vergadering niet kunnen bijwonen. Anders zou ik
waarschijnlijk gezegd hebben, hoe ik dacht over deze voor
stellen in het algemeen. Ik kan nu hierbij wel zeggen, dat
ik vóór dit voorstel ben. Ik ben tegen bewaarschoolonder-
wijs en het doet mij leed, dat de gemeente zich ooit met
bewaarschoolonderwijs bemoeid heeft, maar nu zij dit eenmaal
heeft gedaan, moet zij verder gaan en moet zij een van
t.Weeën doen: óf zorgen voor een voldoend aantal bewaar
scholen, öf als zij dat niet wil doen, andere bewaarscholen
subsidiëeren, Ik vind dus het idee, waarvan het voorstel uit
gaat, zeer juist, maar het komt mij voor, dat, nu wij een
maal subsidie geven, wij het uiterste moeten doen, om te
zorgen, dat het gesubsidieerde bewaarschoolonderwijs goed is.
Nu heeft de heer Vergouwen bij de bespreking van het
amendement van den heer Sijtsma er geen rekening mee
gehouden, dat er ook particuliere, door een persoon opge
richte, bewaarscholen zijn. Hij heeft gesproken van besturen.
Wanneer er vereenigingen zijn met een bestuur, dat zich ten
doel stelt bewaarscholen op te richten, dan kan men van een
dergelijk bestuur iets anders verwachten dan van een parti
culier, die een bewaarschool opricht, om er iets aan te ver-
diehen. Daarom moet men wel dubbel toezien en daarom
vind ik het amendement van den heer Sijtsma zeer gegrond,
maar ook op grond daarvan, dat we zooveel mogelijk moeten
doen, om te zorgen, dat de bewaarscholen goed zijn, vind ik,
dat we niet voor alle onderwijzeressen subsidie moeten geven,
die vallen onder c. van het artikel, zooals het nu in behan
deling is. Mij dunkt, wanneer wij willen bevorderen, dat er-
goede bewaarscholen wor den opgericht en in stand gehouden,
dan moeten wij zeggen, dat wij subsidie geven voor de onder
wijzeressen, die bevoegdheid hebben en niet voor haar die
bevoegdheid niet hebben. Ik wil dus niet de subsidie geheel
onthouden, wanneer er onderwijzeressen zonder acte zijn, maar
ik wil voor onderwijzeressen zonder acte geen subsidie geven.
Daarom verzoek ik den Voorzitter de verschillende alinea's
van dit artikel in stemming te brengen, opdat ik zal kunnen
stemmen tegen alinea c.
De Voorzitter. In den gedachtengarrg van den heer Fockema
Andreae zou dan ook het woord »vereischte" uit b. moeten
vervallen.
De heer Fockema Andreae. Juist, mijnheer de Voorzitter.
De heer Pera. Ik geloof dat wij allen het met den heer
Fockema Andreae eens zijn, dat wij moeten hebben goede
scholen. Nu moeten wij evenwel in aanmerking nemen, dat
de zaak van het bewaarschoolonderwijs nog altijd in wording
is. En alles wat een wordingsperiode doormaakt is natuurlijk
nog niet zoo ver,' als men het wel zou wenschen; er moet
nog ontwikkeling plaats hebben. Met dien toestand moeten
wij rekening houden, en er moeten niet dadelijk te hooge
eischen worden gesteld. Wat nu het amendement van den heer
Sijtsma aangaat ik geloof dat de bedoeling goed is. Een
andere vraag is echter, of het noodig is, juist met het oog op
die wordingsgeschiedenis, en in aanmerking nemende al de
bepalingen in de verordening voorkomende, waarbij aanwijzingen
worden gegeven, hoe het onderwijs moet worden geregeld.
Die bepalingen zijn voldoende om er voor te waken, dat de
zaak zoo geregeld wordt, dat de gemeente verantwoord is om
subsidie toe te staan. Ik acht daarom aanneming van het
amendement niet noodzakelijk; ik meen dat in de verordening
waarborgen genoeg zijn om datgene te verkrijgen, wat de
heer Sijtsma door zijn amendement wil bereiken.
De heer Fokker. Een enkel woord ter'ondersteuning van
het amendement, omdat ik geloof dat men door aanneming
daarvan toestanden zal voorkomen, die anders mogelijk zullen
zijn, dat men nl. bij het hebben van onderwijzeressen, die
minder salaris ontvangen dan het subsidie van de gemeente
bedraagt, per slot van rekening op de aanstelling van zulke
leerkrachten zal gaan verdienen. Dit moeten wij voorkomen.
Wanneer het wellicht wat te ver gaat te bepalen, dat de
salarissen het dubbele van het subsidie moeten bedragen, dan
mag men toch in elk geval wel als minimum eisch stellen,
dat een subsidie nooit meer kan bedragen dan hetgeen de
onderwijzeressen aan salarissen genieten. Ik begrijp de oppo
sitie niet goed tegen het amendement van den heer Sijtsma.
Wanneer de heeren van plan zijn hun bewaarschoolonderwijs
goed te maken, dan gaan zij dezelfde richting uit van het
amendement. Dan kan er tegen aanneming van het amen
dement ook geen bezwaar bestaan.
De heer Aalberse. M. d. V. Het spijt mij wel, dat dit
amendement bij ongeluk in de doos van Pandora is blijven
zittenmen had anders gelegenheid gehad het nog eens te
bezien. Ik heb er geen bezwaar tegen van principieelen aard.
Wanneer de gemeente subsidie geeft, dan kan zij eene der
gelijke voorwaarde wel stellen. Mijn bezwaar is echter meer
van praktischen aard, nl. dat wij de portée van het amen
dement thans moeilijk kunnen overzien. Ik weet niet, hoe op
dit oogenblik de salarissen der onderwijzeressen aan de be
waarscholen zijn. Het is best mogelijk, dat het cijfer in het
amendement genoemd ongeveer overeenkomt met hetgeen nu
reeds als een behoorlijk salaris pleegt te worden gegeven,
maar het is ook mogelijk, dat de verhouding geheel anders
is. Wat mij betreft, ik weet er niets van, en dit maakt mij
huiverig, om op dit oogenblik voor een amendement te stemmen,
waarvan de practische strekking moeilijk kan worden overzien.
Er komt nog bij, dat eene dergelijke bepaling van niet zoo
buitengewoon practisch belang is, want er is niets wat belet,
om, wanneer eene onderwijzeres een salaris heeft van 400
a 500, ten slotte toch aan de school jaarlijks een bij
drage te schenken van 100. Wij weten dus bij aanneming
van het amendement niet, wat wij daardoor zullen veran
deren in den bestaanden toestand, terwijl eene dergelijke
bepaling practisch niet zoo buitengewoon krachtig werkt ter
verbetering van het onderwijs, omdat men haar op allerlei
wijzen, wanneer men dit wil, kan ondervangen. Ik zie de
absolute noodzakelijkheid er van dus niet in; wij moeten
eerst eens zien, hoe de verordening werkt, voor wij verder
gaan met het stellen van dergelijke voorwaarden ten aanzien
van de salarisregeling.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik meen te kunnen constatee-
ren, dat men het over het algemeen in principe met mij eens
is. De bezwaren zijn meestal van practischen aard. Het be
zwaar, dat Prof. Wildeboer veronderstelt, dat men te veel
zou rekenen voor vrije woning en huisvesting, mag men toch
niet als ernstig aannemen. Wanneer een hoofd van een
school een groot huis bewoont en veel uitgaven heeft voor
vuur en licht, mag daar inderdaad wel rekening mee gehou
den worden, maar dat zal in het algemeen wel niet het geval zijn,
zoodat we met dat bezwaar geen rekening behoeven te houden.
De heer Vergouwen merkt op, dat het amendement niet
noodig is, omdat de besturen der bijzondere scholen toch wel
het dubbele van de subsidie zullen betalen. De ervaring bij
het bijzonder lager onderwijs heeft dit wel geleerd. Zoo veel
te beter zou ik zeggen, de wet is er ook niet voor de goeden,
maar voor de slechten. En mijn amendement zal dan voor-