DONDERDAG 10 FEBRUARI 1910.
33
maar ik betwijfel, of de heer van der Lip daarop zal ingaan.
Zooals de heeren wel gemerkt zullen hebben, draag ook ik
de ambtenaren der Bank van Leening een goed hart toe, maar
ik vind toch, dat dit wat te ver gaat.
Straks bij de Kweekschool bad men ook wel over terug
werkende kracht kunnen spreken, maar toen is er niet van
gerept en ik geloof ook werkelijk, dat wij de financiën in de
war sturen, door hier van terugwerkende kracht te spreken.
De heer Corts. M. d. V. Het dienstjaar 1909 is aan de
Bank nog niet afgesloten en bovendien wensch ik op een
antecedent te wijzen, nl. bij de behandeling van het Ge
meentelijk Werkloozenfonds. Daar heeft het College van
Burgemeester en Wethouders zelf voorgesteld o.a. terug
werkende kracht te verleenen en in verband hiermee over
te gaan tot vaststelling van een staat van af- en overschrij
ving volgens model C."
Als we nu hier voor de Bank ook model C zouden vast
stellen, dan zouden wij er kunnen komen.
De Voorzitter. U vergeet dat het geld toen al uitgegeven
washet betrof dus alleen eene sanctie. Hier is nog niets
uitgegeven.
De heer Fokker. Wanneer men de ambtenaren van de
Bank van Leening uit een oogpunt van billijkheid wil helpen,
dan moet men niet met zulke »stadhuisbezwaren'' aan
komen bezwaren van comptabelen aard mogen dan niet in
de eerste plaats gelden. Vanmiddag hebben wij nog hetzelfde
gedaan. Burgemeester en Wethouders hebben voor de ver
nieuwing van den Raadhuistoren ook geld aangevraagd ten
laste van de begrooting van 1909. Waarom kan dit dan hier
ook niet geschieden? En gaat het op deze wijze niet, dan
kan er misschien een andere vorm worden gevonden, bijv.
door het geven van eene gratificatie. In elk geval is het
bezwaar, dat het dienstjaar 1909 is afgesloten, wat bovendien
niet juist is, zeer gezocht.
De Voorzitter. De heer Fokker sprak van stadhuisbe-
zwaren. Ik heb wel eens geboord van stadhuiswoorden, maar
nooit van stadhuisbezwaren. Het geldt hier ook geen ge
zocht bezwaar. Op de rekening van een dienstjaar dat is af
gesloten kan men geen nieuwe uitgaven doen. Wat u ge
zegd hebt omtrent de herstelling van den Raadhuistoren,
gaat hier niet op. Daar betreft het een uitgaaf, die reeds
gedaan is, terwijl hier nog niets is uitgegeven.
De heer Corts. M. d. V. Dat de aanvrage hier niet ge
schied is, is een gevolg van een samenloop van omstandig
heden.
De Voorzitter. Mijnheer Corts, de geheele maatschappij
bestaat uit een samenloop van omstandigheden.
De beer Vergouwen. Ik ben tegen het voorstel van den
heer Corts. De heer Corts stelt nu voor 1 Juli 1909; hij had
even goed kunnen voorstellen 1 Juli 1908. Bij de Kweekschool
was ook vastgesteld, dat de salarisregeling der leeraren on
voldoende was, dat is niet bestreden, nu zou het in dezelfde
lijn gelegen hebben om ook aan het voorstel tot betere rege
ling van hunne salarissen terugwerkende kracht te verleenen.
Dan zijn de grenzen niet te zien. Uw bezwaar, mijnheer de
Voorzitter, deel ik volkomen, het dienstjaar is afgeloopen;
daarop kunnen geen nieuwe uitgaven worden gedaan.
De beraadslaging wordt gesloten en het amendement van
de heeren Bosch en Corts in stemming gebracht en met
20 tegen 11 stemmen verworpen.
Tegen stemmen de heeren: de Boer, Vergouwen, Wildeboer,
Fockema Andreae, van Tol, van der Eist, Sijtsma, Carpentier
Alting, Hoogenboom, Meuleman, Driessen, de Vries, Kerstens,
Korevaar, van der Lip, Aalberse, Roem, Bots, Timp en
van Hamel.
Vóór stemmen de heerenvan Hoeken, Briët, A. Mulder,
P. J. Mulder, Bosch, Corts, Zwiers, van Gruting, Fokker, Pera
en Reimeringer.
Art. 7 en de geheele verordening worden hierop zonder
hoofdelijke stemming aangenomen.
XIX. Voorstel tot wijziging van de verordening van 14
October 1880 voor de Plaatselijke Schoolcommissie te Leiden.
(Gem. bl. no. 8).
(Zie Ing. St. no. 40).
De Voorzitter. Hierbij komt aan de orde het voorstel van
den heer Sijtsma, dat bij den aanvang van de vergadering
is voorgelezen.
Nu de tijd evenwel toch te ver verstreken is, om dit en
de verdere punten van de agenda nog heden te behandelen,
is het beter om het voorstel van den heer Sijtsma te ren-
voyeeren naar de Schoolcommissie om advies; dan kan het
eene volgende maal aan de orde worden gesteld. Ik stel dus
voor dit punt en de verdere punten der agenda uit testellen
tot een volgende vergadering.
Verlangt nu nog iemand het woord?
De heer Fockema Andreae. M. d. V. Het zij mij vergund
nog een enkel woord te zeggen naar aanleiding van een
zaak, die tegenwoordig de gemoederen zeer in beweging
brengt, nl. de z.g. neutraliteitsbeweging bij het openbaar
onderwijs. Wij zullen de leden van den Bond van Onder
wijzers niet aansprakelijk stellen voor de meening van
enkelen, die zeer geprononceerde opinies hebben, maar wij
zijn toch indachtig geworden op den anti-monarchalen geest,
die er bij sommigen heerscht en ik zou Burgemeester en
Wethouders willen vragen, wanneer zij ons onderwijzers voor
de Openbare School voordragen, of zij dan niet alleen reke
ning houden met de bekwaamheid en het karakter van de
onderwijzers, maar ook hiermee, of zij behooren tot diegenen,
die opiniën hebben zooals wij die van sommigen hebben
leeren kennen en die naar mijn oordeel hoogst bedenkelijk
zijn. Ik verlang op dit oogenblik geen antwoord op die vraag,
maar te gelegener tijd zullen Burgemeester en Wethouders
mij wel eens willen zeggen, of zij met dergelijke overwegingen
rekening houden bij het voordragen van onderwijzers.
De Voorzitter. Wij zullen gaarne in overweging nemen,
hetgeen u zooeven hebt gezegd en onze gedachten er
over laten gaan. Op het oogenblik verlangt u er geen ant
woord op, maar nadat wij het verslag gelezen hebben en
nog eens gezien hebben, wat u hebt gevraagd, zullen wij
nader de zaak onder de oogen zien.
Ik weet niet, of u te eeniger tijd daarop nog een antwoord
verlangt, of dat u het eenvoudig onderwerpt aan de meening
van Burgemeester en Wethouders.
De heer Fockema Andreae. Als u dat geraden vindt, leg
ik er mij gaarne bij neer.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik zou het wel wenschelijk achten,
de gevoelens van Burgemeester en Wethouders daaromtrent
te vernemen.
De Voorzitter. Als ik nu een antwoord zou geven, dan
vrees ik, dat dit aanleiding zou geven tot een discussie, die
ons nog wel een half uur zou kunnen bezighouden. Ik geloof
niet, dat zulks gewenscht is en ik zal de zaak dus eerst bij
Burgemeester en Wethouders ter sprake brengen.
Niets meer aan de orde zijnde, wordt de vergadering hierop
door den Voorzitter gesloten.
Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.