DONDERDAG 10 FEBRUARI 1910.
31
zijn, maar het kan ook zijn vari niet. Dat het op het
oogenblik in handen van den heer Brouwer is, dat komt,
omdat hij zich nu eenmaal op dat terrein heeft ingewerkt,
maar het werd heelemaal niet zeker genoemd, dat het ook
in handen van zijn opvolger zal wezen. Het is dus mogelijk,
dat er later een andere regeling van de werkzaamheden zal
gemaakt worden. Ik constateer echter met nadruk, dat het
op het oogenblik noodig is, dat de lesuren van den tegen-
woordigen Directeur beperkt worden tot 13.
De Voorzitter. Het verheugt mij, dat de heer Pera ten slotte
tot dezelfde conclusie komt als Burgemeester en Wethouders.
De heer Pera. Volstrekt niet, mijnheer de Voorzitter.
De Voorzitter. De heer Pera heeft toch gezegd, dat hij
er zich mee kan vereenigen, dat de tegenwoordige Directeur
13 lesuren als maximum heeft. Wat is er dan tegen, als er
een andere Directeur komt, dat de heer Pera dan voorstelt,
een andere regeling te maken?
De heer Zwiers. M. d. V. Het zij mij vergund nog een
enkel woord te zeggen naar aanleiding van mijn amendement.
Vooreerst heeft u wel wat te luchtigjes opgenomen hetgeen
de heeren Roem en Fokker hebben gezegd omtrent de meer
omvattende werkzaamheden van den Directeur van een Rijks
kweekschool met het oog op de huisvesting van de leerlingen.
Het is niet alleen het zoeken van een kamer, wanneer zij
op de school aankomen, maar het bestaat ook in het voort
durend controleeren van hun huisvesting, van hun voeding.
Hij dient het oog te houden op hun studie ook buiten de
school; hij dient zich er van te overtuigen, hoe zij hun tijd
buiten de lesuren besteden. Dat zijn werkzaamheden, waarmee
de Directeur van een Kweekschool als de onze weinig te
maken heeft, maar die de Directeur van de Rijkskweek
school eiken dag heeft te doen. Overigens heb ik van eene
principiëele bestrijding van mijn voorstel niets gehoord. Ik
heb op den voorgrond gesteld, en dit blijf ik met nadruk
doen, dat wanneer het voor de Kweekschool in haar tegen
woordig stadium noodig mocht zijn, dat de Directeur niet meer
dan 13 uren les geeft, daartegen geen bezwaar moet worden
gemaakt. Maar wel moet ik bezwaar blijven maken, dat nu
voor de toekomst zal worden beslist, dat elk 'volgend Direc
teur ook hoogstens 13 uren les zal hebben te geven. Men
fluisterde mij hier toe, dat zoodra een nieuwe Directeur wordt
benoemd, de verordening kan worden gewijzigd, maar dat
wensch ik juist te voorkomen. Dan wordt het eene hatelijk
heid tegenover den nieuwen Directeur. Ik wensch de bestaande
verordening op dit punt te blijven behouden, maar zoo, dat
rekening wordt gehouden met de wisselende omstandigheden.
In het algemeen meen ik, dat een maximum van 20 uren
niet overdreven is. Dat is 3 uur per dag, en dan blijven er
nog 3 uur voor verdere werkzaamheden over, aannemende
een gemiddelden arbeidsdag van 6 uur.
De Voorzitter. Ik kan slechts herhalen, dat ik het in het
belang van de Kweekschool zou bejammeren, wanneer het
amendement van den heer Zwiers werd aangenomen.
Het amendement van den heer Zwiers wordt in stemming
gebracht en met 16 tegen 15 stemmen verworpen.
Tegen stemmen de heeren: Briët, Fockema Andreae, van
der Eist, Sijtsma, Bosch, Corts, Carpentier Alting, Hoogen-
boom, Meuleman, de Vries, Kerstens, Korevaar, van der Lip,
Aalberse, Reimeringer en van Hamel.
Vóór stemmen de heeren: de Boer, Vergouwen, Wildeboer,
van Hoeken, van Tol, A. Mulder, P. J. Mulder, Zwiers, Driessen,
van Gruting, Fokker, Pera, Roem, Bots en Timp.
Art. 1 en de nader voorgestelde wijziging van art. 2 der
bestaande verordening worden hierop zonder hoofdelijke stem
ming aangenomen.
Art. 2 en de geheele wijzigingsverordening worden vervol
gens zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
XVII. Verordening, houdende wijziging der verordening
van 19 April 1900 (Gemeenteblad no. 8), regelende de heffing
van schoolgeld van de gemeentelijke Kweekschool voor Onder
wijzers en Onderwijzeressen.
(Zie Ing. St. no. 23).
De algemeene beraadslaging wordt geopend.
De heer Vergouwen. Een enkele vraag slechts, nl. of van de
Kweekschool, afdeeling onderwijzeressen, ook nog door leer
lingen van buiten gratis wordt gebruik gemaakt. Ik heb
wel eens gehoord, dat van het handwerkonderwijs gebruik
wordt gemaakt zonder eenige betaling. Is dit zoo?
De Voorzitter. Het spijt mij, dat u de vraag niet vooraf
hebt gedaan, dan had ik eerst inlichtingen kunnen vragen.
Ik meen echter de vraag ontkennend te mogen beantwoorden.
Ik geloof niet, dat er buitenleerlingen zijn, die gratis van het
onderricht gebruik maken, tenzij in een enkel geval, dat men
het niet kan betalen; ik meen echter dat dit eene groote
uitzondering is.
De heer Vergouwen. Overigens geloof ik wel, dat wij het
voorstel van Burgemeester en Wethouders kunnen toejui
chen en dat wij er voor kunnen stemmen, want tot nu
toe bestond de toestand, dat bijv. onderwijzers uit den Haag
hierheen kwamen, om van de gelegenheid, die hier ge
boden werd, gebruik te maken, om gratis onderwijs te ont
vangen in het Fransch en in andere talen. Daarvoor is het
onderwijs in Leiden toch niet. Ik vind zelfs, dat het bedrag
van f 5 op den duur nog een beetje te weinig is. Wij zouden
eerst kunnen zien, hoe de werking er van is en daarom leg
ik mij er bij neer, anders had ik bepaald voorgesteld, om dat
te verhoogen. Als men f 5 omslaat over het geheele jaar, dan
krijgt men '12| cent per uur.
De algemeene beraadslaging wordt gesloten.
De artt. I, 2, 3 en 4 worden achtereenvolgens zonder
beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
De verordening in haar geheel wordt zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
XVIII. Verordening betreffende de samenstelling en de be
zoldiging van het personeel, verbonden aan het hoofdkantoor
en aan de hulpkantoren van de Bank van Leening te Leiden.
(Zie Ing. St. no. 30).
De heer Zwiers. M. d. V. Ik heb het woord gevraagd,
hoofdzakelijk om aan Burgemeester en Wethouders en aan
Commissarissen van de Bank van Leening mijn dank er voor
te betuigen, dat zij deze regeling thans ter hand hebben ge
nomen. Zooals u bekend zal zijn, heb ik er sinds jaren op
aangedrongen, dat aan den werkelijk onhoudbaren toestand
wat betreft de salarisregeling bij die instelling een einde zou
worden gemaakt. Commissarissen komen nu althans met een
rationeele regeling. Of die regeling werkelijk in alle opzichten
volmaakt is, zal de toekomst moeten leerenhet spijt mij
alleen, dat zij zoo laat is gekomen. Er wordt thans voorge
steld, om de verbetering van de salarissen te doen ingaan
op 1 Januari 1910, maar het lijkt mij met de Commissarissen
werkelijk rationeeler, de terugwerkende kracht wat verder te
doen uitstrekken. Het heeft toch altijd in de bedoeling ge
legen èn van de Commissarissen, èn van het College van
Burgemeester en Wethouders, de salarisregeling reeds voor
eenige jaren te verbeteren en het is slechts aan toevallige
omstandigheden te wijten, dat deze verordening zoo laat is
gekomen. Een mij nog altijd onduidelijk geharrewar in de
samenstelling der commissie heeft de zaak vertraagd, maar
ik zou het betreuren, als anderen daarvan de dupe werden.
Behalve het voorstel aan het slot omtrent de inwerking
treding, kan ik mij verder met de verordening wel vereenigen
en zeg er Burgemeester en Wethouders en de Commissarissen
van de Bank van Leening nogmaals dank voor, want ik ge
loof, dat er een goed werk mee wordt verricht.
De heer Bosch. M. d. V. Wat het woord van dank betreft,
door den heer Zwiers uitgesproken, sluit ik mij geheel bij
hem aan, maar voor het overige is er iets, dat mij minder
bevalt, n.l. dat er wordt voorgesteld een ambtenaar aan te
stellen voor het lossingsregister. Ik heb mij de vraag gesteld,
wat die man te doen zou hebben. Dit lossingsregister is voor
de controle noodig; ik vind het een goed denkbeeld, maar ik
vraag, of men daarvoor iemand moet aanstellen op een trakte
ment van f 500. Wanneer die ambtenaar niets anders te doen
krijgt dan het bijhouden van het lossingsregister, dan kan hij
driekwart van den dag wel uit wandelen gaan. 's Zaterdags
en 's Maandags mag hij het wat druk hebben, maar daar zal
het wel bij blijven. Ik kan mij dan ook niet vereenigen met
het denkbeeld om hiervoor een afzonderlijk ambtenaar aan te
stellenik zou veel liever willen, dat het werk aan de andere
ambtenaren werd opgedragen, die het er zeker nog wel bij
kunnen waarnemen. Overigens kan ik mij met het voorstel
van Burgemeester en Wethouders wel vereenigen.
De Voorzitter. Ik wensch den heer Bosch te antwoorden,
dat die nieuwe ambtenaar toch ook meer mag doen dan alleen
het lossingsregister in orde houden. Commissarissen van de
Bank van Leening zullen hem toch ook wel al die andere
werkzaamheden opdragen, die zij meenen, dat noodig zijn in
het belang van een goeden gang van zaken.
De heer Bosch. Ik wil dit wel zeggen, dat mijn indruk van
het hoofdkantoor van de Bank van Leening een andere is. Ik heb
verloven zien geven en wandelingen zien maken op kantoortijd
door ambtenaren, wat mij deed vermoeden, dat er werkelijk
wat te weinig is te doen, en dat de werkzaamheden die men
nu aan den nieuwen ambtenaar wil opdragen, best kunnen
worden gedaan door de menschen, die er nu zijn. Toen ik inder
tijd de eer had naar debetrekking van controleur te solliciteeren,