4 over het varen zelt in die vaart volstrekt niets te zeggen heeft. Die vaart toch wordt beheerscht door de volgende bepalingen van de «Verordening op de stoomvaart in de boezemwateren'' (Prov Blad No. 10, van 1907). Art. 6 dier verordening zegt: »Het is verboden in andere boezemwateren, dan die in de artikelen 1 en 5 genoemd, met stoomvaartuigen te varen zonder vergunning van het boezem- beheerend bestuur". Onder deze bepaling valt het gedeelte van de Haarlemmer trekvaart, begrepen tusschen de Dinsdagsche wetering en de grens tusschen de provincies Noord- en Zuid-Holland. Zij is toepasselijk op het vervoer met zandbakken, omdat deze door sleepbooten worden getrokken. En het boezembeheerend be stuur is in casu het college van Dijkgraaf en Hoogheemraden van Rijnland. Voorts bepaalt art. 5 dezer verordening, dat in het gedeelte van de Haariemmertrekvaart tusschen Leiden en de Dinsdag sche wetering met een of meer vaartuigen op sleeptouw met geen grootere snelheid mag worden gevaren, dan van 100 Meters per minuut. Noch over de vraag of gevaren mag worden, noch over die met welke snelheid mag gevaren worden, heeft dus de ge meente eenige zeggenschap. Wij hebben ons daarom reeds in November 1908 tot Rijn land gewend met het verzoek, om bij het verleenen van ver gunningen voor het gedeelte tusschen de Dinsdagsche wete ring en de provinciale grens zooveel mogelijk rekening te willen houden met de belangen van de gemeente Leiden. En in December van hetzelfde jaar hebben wij ons tot Gedep. Staten gewend, met verzoek het vervoer met zandbakken in het gedeelte tusschen Leiden en de Dins dagsche wetering zoo mogelijk geheel te willen verbieden. Laatstgenoemd verzoek bleek echter, gelijk te verwach- ten was, niet voor inwilliging vatbaar, en Dijkgraaf en Hoogheemraden van Rijnland wezen er ons op, dat reeds thans bij de door hen verleende vergunningen een maximum snelheid van 90 meters in de minuut werd voorgeschreven. Zij meenden, dat door het voorschrijven van een dergelijke maximum-snelheid voldoende tegen beschadiging van kaden en kunstwerken werd gewaakt. De ervaring leert echter, dat het euvel daardoor niet is weggenomen. Trouwens, zoolang aan het vervoer met die zware, logge zandbakken geen einde kan worden gemaakt, zal vernieling der kunstwerken wel niet kunnen uitblijven. Toch behoort aan den thans voor Leiden onhoudbaren toe stand een einde te komen. Twee wegen zouden daartoe kunnen worden ingeslagen. Of wel de verordening op de stoomvaart in de boezemwateren zou aldus moeten worden gewijzigd, dat voor het vervolg aan ons college de bevoegdheid werd gegeven al dan niet vergunning te verleenen tot het varen met stoomvaartuigen in het door Leiden onderhouden gedeelte van de Haarlem mertrekvaart. Of wel de gemeente Leiden behoort van het onderhoud van de vaart en de daaraangelegen kunstwerken te worden ontslagen. Aan het eerste zal wel niet te denken zijn en zoo moet dus naar de tweede oplossing worden gestreefd. Waar echter de weg, de vaart en de kunstwerken gemeenschappelijk eigen dom zijn van de gemeenten Leiden en Haarlem, al belast dan ook iedere gemeente zich met het onderhoud in het speciaal aan haar toegewezen gedeelte, zal ook de gemeente Haarlem hare medewerking in deze moeten verleenen. Wij zijn daarom voornemens in overleg te treden met het gemeentebestuur van Haarlem, ten einde door een ge meenschappelijk optreden der beide gemeenten zoo mogelijk te bewerken dat eigendom en onderhoud van weg, vaart en werken overgaan op de provincies Noord- en Zuid-Holland, ieder voor zooveel het op haar gebied gelegen gedeelte betreft. Wij hebben gemeend, met het oog op de zeer belangrijke som, welke thans weder ten behoeve van het onderhoud van de werken aan de Haarlemmervaart door ons moest worden aangevraagd, een en ander te Uwer kennis te moeten brengen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. tijd" is. Verleden jaar kwam voor zulk een inrichting zelfs geen enkele inschrijving in. Daarentegen biedt zich als nieuwig heid voor de aanstaande kermis de cake-walk aan, voor welke inrichting reeds verschillende onderhandsche aanbiedingen bij ons college zijn ingekomen. Wij geven U mitsdien in overweging in de laatstelijk vast gestelde voorwaarden alleen deze wijziging te brengen, dat de toboggan met een minimum-inschrijvingssom van ƒ500 zal worden vervangen door de cake-walk met een minimum inschrijvingssom van 1200.en in verband daarmede in art. 4 der voorwaarden de oppervlakte van de standplaats B te bepalen op 340 M2, iri plaats van op 308 M2. Op grond van het bovenstaande stellen wij u dus voor de standplaatsen voor de verschillende inrichtingen ter gelegen heid van de aanstaande kermis voor den tijd van 22 Juli tot en met 3 Augustus 1910 aan den openbaren dienst te ont trekken en tot de openbare verpachting dier standplaatsen te besluiten, een en ander overeenkomstig de voorwaarden, zoo als die laatstelijk door U zijn vastgesteld bij uw besluit van 5 Maai t 1908, en bij het thans door U te nemen besluit nader zullen worden gewijzigd. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 11; .Leiden, 4 Januari 1910. Nadat voor eenigen tijd tot een vernieuwing van de Nagel- brug, onder Voorhout, moest worden overgegaan, is thans weder vernieuwing van de Piet-Gijzenbrug onder Noord wij ker- hout dringend noodzakelijk. Evenals toen, is ook thans waar schijnlijk weder het vervoer met zandbakken de oorzaak dat tot de uitvoering van dit werk moet worden overgegaan. In de laatste maanden toch vertoont het westelijk landhoofd der brug een steeds toenemende scheurvorming. Vermoedelijk is dit een gevolg van het wegzuigen van het zand onder den muur van het landhoofd die, aangezien daarop bij den bouw niet gerekend is, daartegen op den duur niet bestand blijkt. De mogelijkheid dat het landhoofd op een goeden dag zal instor ten is daardoor niet uitgesloten. Nu zou dit onheil kunnen worden voorkomen door de westelijke doorvaart te sluiten en het landhoofd te stutten. De oostelijke doorvaart zou dan voor het verkeer geschikt gemaakt moeten worden en de scheepvaart door het aan brengen van een remmingwerk in de nieuwe richting moeten worden geleid. Een en ander zou een uitgave vereischen van ƒ950 Toch zou men er ook daarmede nog niet zijn. Immers wordt nu het zandbakkenvervoer door de oostelijke doorvaart geleid, dan zal ook het oostelijk landhoofd op den duur worden aan getast. Betrekkelijk al spoedig zou dus toch tot algeheele ver nieuwing van de brug moeten worden overgegaan. De Commissie van fabricage is het daarom geheel met den Directeur van Gemeentewerken eens, dat het veel beter is het bedrag van ƒ950.uit te sparen, door dadelijk de algeheele vernieuwing ter hand te nemen. Ten minste indien die voor- ioopige voorzieningen nog kunnen uitblijven, aangezien de mogelijkheid niet is uitgesloten, dat de toestand plotseling dermate verergert, dat onmiddellijk ingrijpen noodig is. De commissie stelt dus voor, voor de vernieuwing van de brug een bedrag van ƒ12000.a ƒ14000.bij U aan te vragen. Hoe groot de kosten precies zullen zijn, vait thans nog moeielijk te zeggen, omdat nog geen bepaald plan is uitge werkt. Het is mogelijk, dat zij 12000 zullen bedragen, maar het is evenzeer mogelijk, dat zij tot 15000 zullen stijgen. En ons collega, kan moeilijk anders dan zich bij dit advies van deskundige zijde aansluiten. Mitsdien geven wij U in overweging door de vaststelling van nevensgaanden suppletoiren begrootingsstaat voorloopig een bedrag van ten hoogste ƒ14000.te onzer beschikking te stellen ten einde tot de uitvoering van dit werk te kunnen overgaan^ Intusschen, nu het binnen betrekkelijk korten tijd reeds de tweede maal is, dat de gemeente Leiden zich voor belangrijke uitgaven geplaatst ziet ten behoeve van de vernieuwing van kunstwerken in een vaart, die wel de gemeente moet onder houden. maar waarbij zij overigens al heel weinig belang heeft, is het duidelijk dat wij ons andermaal met ernst heb ben afgevraagd, of niet iets kan worden gedaan om aan dezen toestand een einde te maken. Immers, wij zeiden het reeds, voor eenigen tijd was het de Nagelbrug, wier landhoofden door de daartegen aan varende zandbakken werden ontwricht, thans is het de Piet Gijzenbrug, wier fundamenten door de zuiging van het zandvervoer worden ondergraven en binnen kort zal het waarschijnlijk weer een andere brug zijn, die hetzelfde lot treft. En dit alles terwijl de gemeente Leiden N°. 12. Leiden, 4 Januari 1910. Voor zoover door M. Couvee en P. J. Christiaanse bij nevens gaand adres verzocht wordt het op de in de Leeskamer ter inzage liggende situatieteekening met roode arceering aangege ven gedeelte van den Maredijk tegen een billijke vergoeding in eigendom te bekomen, bestaat tegen de inwilliging van dat verzoek noch bij de commissie van fabricage, noch bij ons college bezwaar. Het stukje grond heeft een oppervlakte van 45 M2, en de koopprijs zou kunnen worden bepaald op 5.per M2.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1909 | | pagina 4