3
behoort, en zal dus op dat verzoek geen beschikking mogen
worden genomen.
Wij geven U mitsdien in overweging het verzoek voor
kennisgeving aan te nemen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Ondergeteekenden N. A. Molenaar en P. J. Bomli, respec
tievelijk voorzitter en secretaris van den Leidschen Bestuurders-
bond, geven met verschuldigde eerbied te kennen,
dat zij in eene door de Vereeriiging »Schoolkindervoeding"
aan de vakverenigingen gezonden circulaire om subsidie voor
het verstrekken van voeding aan behoeftige schoolkinderen,
aanleiding hebben gevonden zich tot Uw Geacht College te
wenden, met het verzoek, over te willen gaan tot verhooging
van de subsidie, welke uit de Gemeentekas aan de Vereeriiging
Schoolkindervoeding wordt verleend.
Voor de motiveering van bovenstaand verzoek verwijzen we
Uw Geacht College naar bijgaande memorie van Toelichting.
Met verschuldigde gevoelens
N. A. Molenaar, Voorzitter.
P. J. Bomli, Secretaris.
N°. 8. Leiden, 31 December 1909.
Volgens art. 9 der verordening van 12 Maart 1908 (Gem -
BI. nO. 11) wordt het hoofd der school aan de Heerenstraat,
de school 3e klasse no 8, bijgestaan door een onderwijzer-
plaatsvervangend hoofdvoorts door ten minste vijf onder
wijzers of onderwijzeressen, waarvan althans een onderwijzer
of onderwijzeres met verplichte hoofdacte. Voorts bepaalt het
laatste lid van dat artikel dat op deze school ten hoogste acht
kweekelingen mogen worden toegelaten.
De werkelijke toestand aan deze school is nu deze, dat
behalve het hoofd 4 onderwijzers, waarvan een met verplichte
hoofdacte, en 2 onderwijzeressen aan de school verbonden
zijn, terwijl de eenige kweekelinge, die daar werkzaam was,
de school sinds 1 November heeft verlaten. Bedenkt men nu
dat de school 12 klassen telt, en dat dus iedere onderwijzer
twee klassen voor zijn rekening heeft, dan is het duidelijk,
hoe stiefmoederlijk deze school bedeeld is. En dit komt nog
meer uit, wanneer men in aanmerking neemt dat aan de
andere scholen der 3e en 4e klasse van de 12 onderwijzers,
er 6 moeten zijn met verplichte hoofdacte.
Niet ten onrechte wijst dan ook het hoofd der school in
zijn in de Leeskamer liggend rapport er op, dat het onder
wijs aan zijne school niet die vruchten kan dragen, welke
men van een behoorlijk ingerichte school mag verwachten.
Zoo moet bv. de onderwijzeres die de beide laagste klassen
voor baar rekening heeft, wanneer zij de 2e klasse mondeling
les geeft, tegelijk de 44 kinderen der le klasse schriftelijk
bezighouden. Het is duidelijk, dat dit een onmogelijke taak
is, waar van kinderen in het le leerjaar moeielijk kan ver
langd worden, dat zij zich zelfstandig zouden bezig houden.
En toen onlangs twee onderwijzers tegelijk ziek waren, moest
niet alleen het hoofd der school 2 klassen waarnemen, maar
moest nog bovendien aan twee andere klassen vacantie wor
den gegeven.
Het is dan ook geen wonder, dat onder deze omstandig
heden het hoofd der school op versterking van het personeel
aan zijn school met een onderwijzer met verplichte hoofd
acte aandringt en dat de Plaatselijke Schoolcommissie met
hem van de noodzakelijkheid om tot deze uitbreiding over
te gaan ten volle overtuigd is.
Ook wij denken daarover niet anders en wijziging van de
verordening is voor die uitbreiding niet noodig.
Toch hebben wij gemeend riiet tot een oproeping van
sollicitanten te moeten overgaan, alvorens Uwe Vergadering
in de gelegenheid gesteld te hebben zich mede over deze
aangelegenheid uit te spreken.
Mitsdien geven wij U, op grond van het boven aangevoerde,
in overweging ons te machtigen tot een oproeping van solli
citanten voor de betrekking van onderwijzer met verplichte
hoofdacte aan de school 3e klasse no. 8, over te gaan.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 9. Leiden, 31 December 1909.
In den vorm van een tweetal vragen worden bij nevensgaand
adres eenige grieven te uwer kennis gebracht, die de bewoners
van het achterste gedeelte van de Buitenlaan hebben tegen den
eigenaar van het voorste gedeelte dier laan. Tevens roepen zij
uwe tusschenkomst in om aan die grieven een einde te maken
De juiste toedracht der zaak is deze.
Het voorste gedeelte van de Buitenlaan, aan den Maresingel,
behoort aan G. Splinter, en is steeds door een hek van het
achterste gedeelte afgesloten geweest. Langs de laan ligt een
sloot, aan welker eigenaars door Uwe Vergadering bij besluit
van 19 Augustus 1.1 gelast werd de sloot te dempen. Ten
behoeve dier demping moet in het aan Splinter toebehoorende
gedeelte der laan een riool worden gelegd en deze heeft
zich inmiddels ook den eigendom van het aan dat gedeelte
der laan grenzende slootgedeelte verzekerd. En nu onlangs heeft
Splinter het hek, dat steeds de laan heeft afgesloten, vervangen
door een schutting en die schutting ook over de breedte van
het hem toebehoorende, te dempen slootgedeelte doorgetrokken.
Adressanten schijnen nu te meenen, dat hij daartoe niet
bevoegd was.
Het geldt hier een zaak hoofdzakelijk van privaatrechte
lijken aard, zij het ook dat zij op publiekrechtelijk terrein
komt. Termen om in te grijpen zijn er daarom, naar wij
meenen, voor de gemeente niet aanwezig.
In de eerste plaats toch is er alles te zeggen voor de op
vatting dat de sloot, na hare demping, of. juister uitgedrukt,
de door de demping der sloot verkregen grond één geheel
zal uitmaken met de Buitenlaan en dat dus de eigenaar van
het voorste gedeelte dier laan, die steeds het hem toebehoo
rende laangedeelte van het achterste gedeelte heeft afgesloten
gehouden, dit ook zal mogen blijven doen met de verbreede
laan. En in de tweede plaats is het ons bekend dat de
eigenaar van het voorste gedeelte der laan zich bereid ver
klaard heeft dat gedeelte ook voor de bewoners der huizen
aan het achterste gedeelte open te stellen, wanneer de
eigenaars van dat achterste gedeelte bereid zouden zijn een
bijdrage te verleenen in de geheel op hem drukkende kosten
van slootdemping en rioleering ten aanzien van het voorste
gedeelte. Een, naar het ons voorkomt, alleszins billijke eisch,
aangezien anders de eigenaren van de achterliggende terreinen
de grootste voordeelen zouden plukken van de door een
ander voor zijn rekening uitgevoerde werken.
Termen om in te grijpen, wij herhalen het, zijn dus voor
de gemeente in deze niet aanwezig. En dit te minder, om
dat nu wel de bewoners van het achterste gedeelte der laan,
gelijk trouwens tot dusver steeds het geval is geweest, van
een rechtstreeksche verbinding met den Maresingel verstoken
zullen blijven, maar toch langs een kleinen omweg, over de
Sophiastraat of langs de Heerenlaan, dien singel zullen kunnen
bereiken.
Geheel in overeenstemming met het advies der commissie
van fabricage geven wij U mitsdien in overweging ons te
machtigen aan adressante te berichten, dat er voor tusschen
komst van de gemeente in deze geen termen aanwezig zijn.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 22 November 1909.
Aan den Weled. Heeren Raadsleden Der Gemeente Leiden.
M. H. Ondergeteekende bewooners van de Buitenlaan,
komen met de meeste verschuldige eerbied tot u: met een
vriendelijk verzoek en dat, is?
Heeft een eigenaar het recht om een hek af te breken, en
daar voor een nieuw schut te plaatsen, als scheiding tusschen
aan bij de kanten gelegen open baren weg. Heeft ook dien
eigenaar het recht, om dat schut te verlengen en daar door
het recht een publiek tarijn of sloot af te sluiten; waarvoor
hij geen vergunning voor heeft gehad van B. en W.
Tevens is hij wel verplicht, naar in genomen inlichtigen
om die sloot te dempen, Maar niet dit gedeelte wat voor het
publiek altijd toe gankelijk was af te sluiten, zoo vragen wij
daar omtrent bescheiden tusschen komst van den raad, waar
dit geld voor algemeen belang
K. Stikkelorum.
(Volgen de namen van nog 11 adressanten.)
N°. 10. Leiden, 3 Januari 1910.
De voorwaarden voor de openbare verpachting der stand
plaatsen ter gelegenheid van de kermis, zooals die laatstelijk
door u zijn vastgesteld bij uw besluit van 5 Maart 1908 (Ing.
Stukken n°. 56), kunnen ook voor de kermis van dit jaar in
hoofdzaak ongewijzigd blijven.
Slechts op één punt zouden wij een kleine wijziging willen
aanbrengen. Zoo zouden wij de standplaats voor de toboggan
uit de verpachting willen lichten en daarentegen die voor een
cake-walk daarin willen opnemen.
Het is namelijk gebleken dat de toboggan al weer »uit den