DONDERDAG 16 DECEMBER 1909. 189 De heerSiJTSMA. Ik sta geheel tegenover de heeren Meule- man en Eerstens, maar ik zal riiet trachten de heeren tot een andere opinie over te halen, omdat dat toch vruchteloos werk zou zijn. Maar het heeft mij teleurgesteld, dat van dien kant dat bezwaar werd gemaakt, want toen het bestuur werd samengesteld, zag ik er tot mijn groote vreugde in plaats nemen menschen van allerlei richting, politiek zoowel als godsdienstig. Zoowel Katholieken als Anti-Revolutionairen, zoowel Christelijk-Historischenals Oud-Liberalen en meer Voor- uitstrevenden. De meest vooruitstrevenden slechts niet, maar dat zal voor mij geen bezwaar zijn om mij er tegen te ver klaren. Maar ik wil niet trachten de heeren te bekeeren het zou niet gaan. Maar het heeft mij gefrappeerd, dat onze vorige Voorzitter, die toch ook zijne Christelijke beginselen niet wegdoezeldeer een groot voorstander van wasen toen het verzoek kwam zich niet ontveinsde, dat hij had gedacht, dat er een veel grootere subsidie zou gevraagd worden. De Burgemeester heeft indertijd de stad met "net Bestuur door- geloopen om een geschikt lokaal van gemeentewege te vinden, waar de Leeszaal een onderdak zou kunnen krijgen. Zoo een warm voorstander was hij van deze zaak Het spijt mij, ook om deze reden, dat wij hem niet meer als Voorzitter hebben, want hij zou het voorstel zeker met meer succes hebben ver dedigd dan ik. Nu zijn er echter nog leden als de heeren Ver gouwen en Briët, die zeggen: ik ben er in beginsel niet zoozeer tegendoch laat ons eens afwachten hoe het gaat, voordat wij subsidie geven. Tot deze heeren zou ik willen zeggen: Jullie moet het direct geven! In de laatste vergadering heb ben wij van den penningmeester, den heer Schaap, hij is geloof ik directeur van de Christelijke Kweekschool, gehoord, dat er veel te weinig geld is. Het aanschaffen van boeken is verbazend duurwij zullen er op moeten uitgaan boeken cadeau te vragen. Dit nu is een moeilijkheid, want dan krijgen wij niet de beste. Wij hebben veel noodig om de Leeszaal zoo goed mogelijk te maken en dat is voor haar welslagen, en nu kom ik op het terrein van den heer Rei- meringer, dringend noodig. Een van de hoogleeraren heeft zijn bibliotheek opengesteld, teneinde den menschen dure weten schappelijke boeken, die de Vereeniging niet kan koopen, te verschaffen. Een bewijs dunkt mij, dat die Leeszaal goed zal worden en zal slagen en slagen kunnen, wanneer het begin goed is; en wil het begin goed zijn, dan moet men goede boeken hebben en geld om deze aan te schaffen. Het slagen van de Leeszaal hangt er geheel van af, of men goed van wal steekt en dat kan men niet, wanneer men met een bekrompen hand zich moet installeeren. Mochten er al enkelen zijn van de richting van den heer Meuleman, die er geen gebruik van wenschen te maken, zoo hoop en verwacht ik toch, dat anderen ook van zijn- partij er wel gebruik van willen maken, vooral waar het zoo gemakkelijk en zoo kosteloos geschieden kan. Er kan een zegen van uitgaan voor de stad. Ik zou den heeren die geen beginselbezwaren koesteren daarom wel in overweging willen gevenvoor deze subsidie te stemmen. De heer Fokker M. d. V. Ik heb met enorme verbazing zitten luisteren naar degenen, die hebben betoogd, dat uit een financieel oogpunt een subsidie aan deze inrichting niet noodzakelijk zou zijn, want inderdaad, mijnheer de Voorzitter, ik begrijp den moed niet van de commissie dat zij een kapi taaltje van ƒ47000 in 4 jaar tijds zal opeten en aan den anderen kant begrijp ik den gedachtengang dergenen niet, die zeggen, dat de Leeszaal geen subsidie noodig heeft. Als ik het goed begrijp, dan heeft men voor exploitatie jaarlijks 1000 noodig en nu zou ik mij kunnen indenken in dezen gedachtengang: »Als die zaak zoo slecht is onderlegd, dan ga ik niet subsidieeren, want over een paar jaar is de Leeszaal weg en dan is ons geld ook weg." Dat standpunt kan ik, als gezegd, beter begrijpen dan het standpunt van de heeren, die zeggen, dat ze er zoo goed bijzitten, dat zij niets noodig hebben Ik begrijp ook niet het standpunt van den heer Kerstens, die eerst wil afwachten tot het Rijk subsidie geeft. Als men in die lijn doorredeneert, dan zou de heer Kerstens als goed burger direct naar den Haag moeten hollen en aan den Minister zeggen, dat hij geen subsidie moet geven, omdat de Leeszaal in Leiden er zoo goed voorstaat. Ik zal den heer Meuleman, die namens de Katholieke leden gesproken heeft, op zijn principieel bezwaar niet antwoorden, omdat ik geloof, dat wij daarmee toch niet verder zouden komen. »Het is den Moriaan geschuurd" en daarom zal ik het maar laten. Ik geloof echter, dat de gemeente er met 1000 ineens goedkoop afkomt; 50 op een heel jaar is toch werkelijk niet te veel voor een inrichting van zoo groot belang. Het is wel waar, dat zoo een subsidie, die de gemeente ineens geeft, later niet terug kan worden genomen, maar goedkooper dan zoo kan de gemeente er toch niet afkomen. Daarom zal ik stemmen vóór het voorstel van Burgemeester en Wethouders. De heer Fockema Andreae. M. d. V. Ik wensch een enkel woord te zeggen naar aanleiding van de vergelijking, die nu al door meer leden is gemaakt tusschen het openbaar onder wijs en de Openbare Leeszaal. Ik begrijp die parallel niet. Tegen het openbaar onderwijs heeft men dit bezwaar gemaakt, dat de Openbare School, zooals men dat populair noemt»de school zonder den bijbel" is, zonder den godsdienst dus. Daar ontbrak dus iets, eene richting die men wenschte. Als ik deze zaak echter goed beschouw, zooals die is opgezet, dan wil men juist in die Openbare Leeszaal aan elke richting het zijne geven. Daar zal elke richting vinden, wat zij zoekt. In dat opzicht gaat de parallel dus niet op. In de tweede plaats wil ik dit opmerken. Men heeft gezegd, dat het beter is, nu geen subsidie te geven, maar eerst af te wachten, of de zaak goed gaat en als het blijkt, dat de zaak zich niet kan bedruipen, dan moet men maar «komen aan kloppen." Maar dat is veel gevaarlijker. Dan weet men wel, dat de zaak niet zoo zal marcheeren, of ten slotte zal men men kan zijn behoeften uitzetten, dat weten wij allen naar inrichting op grooter schaal drijven, omdat men kan rekenen op subsidie. Men zal zeggen laat ons het maar wagenwanneer het spaak loopt, komen wij om subsidie. En dan moeten wij geven: zooveel honderd gulden per jaar; dat is veel gevaarlijker dan nu 1000 in eens. De heer Meuleman. M. d. V. Een enkel woord tot repliek In de eerste plaats aan de heeren van der Eist en Sijtsma, die geconstateerd hebben, dat er in het bestuur en bij de oprichters Katholieken zijn. Dat moeten die heeren zelf weten. Het katholieke standpunt, hedenmiddag door mij uit eengezet, is het standpunt dat door de Katholieke Kamer club zonder eenige uitzondering is ingenomen. Wij zeggen, dat de minder-ontwikkelden, voor wie ten slotte zulk een Leeszaalbestemd is, alsnog niet in staat zijn, zelf altijd te beoordeelen, wat goed voor hen is. Men zou evengoed een kind in een apotheek kunnen zetten, waar zoethout en drop aanwezig is, maar waar vergiften naast staan. De heer Sjjtsma. Wij houden het vergif er buiten! Daar zorgen de katholieke leden voor. De heer Meuleman. Neen, er moet ook anarchistische en socialistische lectuur zijn, en dat is naar onze meening voor de minder ontwikkelden wel degelijk geestes-vergif. Bijge volg moeten wij tot hen zeggen: Blijf er weg. Ziedaar een standpunt, dat aan juistheid niets te wenschen overlaat. Ik geloof, dat de heeren, die zeggen: het is den Moriaan ge- wasschen ons te willen bekeeren, een compliment hebben gemaakt aan de vastheid van het katholiek principe, waar voor wij dankbaar zijn. De heer Pera. M. d. V. De heer Fockema vat de juistheid niet van de vergelijking tusschen onderwijs en algemeene Leeszalen. In dit opzicht, heb ik straks gezegd, staat ons oor deel over datgene, wat kan dienen, maar ook alleen kan dienen tot volksontwikkeling en tot heil van de menschheid, tegenover het zijne. Nu kan ik billijken, dat anderen zeggen Op de wijze als deze Leeszaal zal ingericht worden, kan zij strekken ten algemeenen nutte, en is zij voor ieder bruikbaar. L)it neemt echter niet weg, dat van Christelijk standpunt een ontwikkeling nooit doeltreffend kan zijn en nooit de menschelijke behoefte kan bevredigen, zoo niet de Christus zelf er bij erkend wordt en er het middenpunt van uitmaakt. Dat is de eerste voorwaarde, die aan eene inrichting als deze met het voorgestelde doel moet gesteld worden. En omdat aan deze voorwaarde hier niet voldaan wordt, kan althans ik niet voor deze subsidie stemmen. De heer van Gruting. M. d. V. Ik zal voor het voorstel van Burgemeester en Wethouders stemmen, en dat zal ik doen uit volle overtuiging. Ik heb het genoegen gehad, in dertijd commissaris te zijn van de Volksleeszaal te Utrecht, toen daarvoor een gebouw werd gegeven door den heer van Beuningen. Er waren onder die commissarissen menschen van allerlei soort: officieren, studenten, vee-artsen, enz. Ik heb toen ondervonden, dat zoo een Leeszaal uitstekend werkt. Er kwamen verschillende lieden uit het volk, maar ook an deren men zat aan een leestafel, de een las dit, de ander dat, en men besprak het met elkaar. Men kwam in aanra king met de commissarissen, die over het algemeen veel ont wikkelder waren. Op die wijze kwam, om zoo te zeggen, de eene stand met den andere in aanraking, men leerde elkaar meer waardeeren, en de vruchten van die onderlinge ge sprekken waren van dien aard. dat het volgens mij van groot algemeen belang is, dat een dergelijke Leeszaal wordt opgericht. Het doét mij genoegen, dat dit hier in Leiden zal geschieden. Wij zijn erg ten achter bij Utrecht en andere plaatsen, waar men ons het goede voorbeeld heeft gegeven, en waar men reeds veel zegen van de Leeszalen heeft mogen genieten. Dank u, mijnheer de Voorzitter. De Voorzitter. Ik geloof, dat hier heel weinig aan toe te voegen is. Ik dank de heeren, die het voorstel van Burge meester en Wethouders hebben verdedigd, die de subsidie

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1909 | | pagina 9