188
DONDERDAG 16 DECEMBER 1909.
scheid te maken in hetgeen zij lezen. Het zou nog moeten
worden aangetoond, of dit nu werkelijk in het belang van
de gemeente is, zooals de meerderheid van Burgemeester en
Wethouders beweert zonder schijn van bewijs. Ik weet dat
er menschen zijn, die een andere opinie zijn toegedaan en
die het wel wenschelijk vinden. Dat standpunt eerbiedig ik,
doch dat kan voor mij geen reden zijn, om mij daarbij aan
te sluiten. Bovendien zou deze toekenning van subsidie tot
verdere gevolgen aanleiding kunnen geven. Ik weet bijv.,dat
er sprake van is, een Katholieke Leeszaal op te richten
De heer Sijtsma. Ook openbaar?
De heer Meuleman. Ook openbaar, voor ieder toegankelijk,
en m. i. zeer terecht. Ik meen, dat de geschiedenis van het
neutrale onderwijs, die nu zoo langzamerhand oud is gewor
den, ons hier een les moet zijn, dat wij ook in deze din
gen ieder moeten laten werken met. eigen geld en met eigen
kracht. Wanneer wij zien, hoe de neutrale scholen niet be
zocht worden door de kinderen van menschen, die er toch
voor moeten betalen, dan acht ik het beslist onraadzaam,
een neutrale Leeszaal in te richten met het geld van alle
gemeentenaren, waarvan, naar het mij voorkomt, een aantal
niet zullen profiteeren.
De heer Reimeringer. M. d. V. In tegenstelling met den
vorigen spreker, wensch ik mijn warme sympathie met dit
voorstel uit te drukken. Ik vind, dat Leiden in dit opzicht
veel ten achter is. In Dordrecht bijv. bestaat reeds tien jaar
lang een Leeszaal. Uit het boekje, dat bij de stukken is gelegd,
hebben wij kunnen zien, hoe de Leeszalen worden geappre
cieerd, hoe van jaar tot jaar het bezoek grooter wordt, en
hoe alle partijen het werk hoog weten te schatten. In het
laatste jaar hebben 90.000 menschen er gebruik van gemaakt.
Nu is er een aanvrage bij ons ingekomen, niet om een jaar
lij ksche subsidie, zooals in andere steden als Dordrecht, Den
Haag, Haarlem, Utrecht gegeven wordt, maar om een subsidie
van f 1000 in eens. Ik zou zelfs willen voorstellen, die sub
sidie met f 1000 te verhoogen en er f 2000 van te maken,
want voor een goede inrichting er van zal zeer veel geld
noodig zijn. Het is een zaak, die moet dienen voor de volks
ontwikkeling, niet in engen zin voor de ontwikkeling van
het volk, maar in het algemeen. Ieder zal er vinden van zijn
gading. Onderwijzers kunnen er naar toe gaan, en ook de
werkman, bijv. de behanger, die zich op de hoogte wil stellen
van stijlen, en de electricien, die zich op de hoogte wil stellen
van allerlei dingen op zijn gebied. Het is mij medegedeeld,
dat juist het wetenschappelijk gedeelte door de bezoekers zeer
op prijs wordt gesteld. Zij komen er niet alleen om roman
netjes te lezen, maar wel degelijk om zich in hun vak beter
te bekwamen, door het lezen van de werken, die daaromtrent
zijn uitgekomen. Het is in het belang van de stad, dat er
een goede Leeszaal komt. In Engeland zijn er groote Leeszalen
in alle steden, met kolossale bibliotheken. Ook in alle groote
steden van ons land. Waarom zou Leiden hierin achter
blijven Ik zou den leden van den Raad ten zeerste op het hart
willen drukken, niet alleen de subsidie toe te staan, maar ook
ze met f 1000 te willen verhoogen.
De heer Fockema Andreae. M. d. V. Ik heb hier al menig
maal vruchteloos het woord gevoerd tegen jaarlijksche sub-
sidiën aan allerlei inrichtingen. Ik zou daarom gaarne mijn
stem willen motiveeren, nu ik zal stemmen vóór deze sub
sidie. Ik zou het niet doen tenminste ik geloof het niet,
wanneer men terstond had gevraagd een jaarlijksche subsidie.
Maar het geldt hier een bijdrage in de oprichtingskosten in
eens, en daarvoor durf ik stemmen, omdat ik de zaak, die
het hier geldt, acht van hoog belang. De volksontwikkeling
is hier inderdaad mee gemoeid. Ik zou niet vóór stemmen,
indien ik meende, dat men daarmee schiep een antecedent,
en nu aan alle Leeszalen, die hier nog mochten worden op
gericht, een subsidie zou moeten geven. Ik stel mij voor, en
zoo is de gansche voorbereiding geweest, dat wij hier niet
zullen krijgen, een eenzijdige, partijdige Leeszaal, maar een,
waar ieder gebruik van zal kunnen maken, waar ieder iets
zal kunnen vinden van zijn gading, waar menschen van elke
richting zullen vinden wat zij behoeven. De vrees, die de
heeren Meuleman en Kerstens hebben uitgesproken, dat er
velen zullen zijn, die zich met zulk een leeszaal niet zullen
kunnen vereenigen, kan ik niet deelen, wanneer ik zie wat
elders is geschied.
Ik heb o. a. veel gehoord van een van de Leeszalen in
Nederland, waar personen van allerlei richtingen in het Be
stuur zitting hebben en waaromtrent mij door den President
van het Bestuur is meegedeeld, dat tusschen de leden van de
commissie over de aanschaffing van boeken of verdere in
richting nooit een zweem van verschil van meening is
geweest, omdat men er zich op toelegde, in dat opzicht vol
komen onpartijdig te wezen. Wanneer men dat hier ook doet,
dan zal hier ook wel waarheid blijken, wat elders is gezegd,
dat alle partijen met een dergelijke inrichting kunnen mee
gaan. Daarom zal ik voor deze duizend gulden stemmen.
De heer van der Elst. M. d. V. Ik behoef niet veel meer
toe te voegen aan hetgeen de heer Reimeringer al heeft ge
zegd. Ik wensch alleen nog te zeggen, dat de Dordtsche
Leeszaal zeer veel steun heeft gehad van de gemeente, die
een mooi gebouw daarvoor heeft afgestaan, het vroegere
Stedelijk Museum voor Schilderijen en bovendien nog f 300
voor inrichting heeft gegeven. De heer Reimeringer heeft er
verder op gewezen, dat het Bestuur veel goede boeken wil
aanschaffen, doch dat daar veel geld voor noodig is. In ver
band daarmee wil ik nog wijzen op art. 7 van het Huis
houdelijk Reglement, dat zegt. dat alles, wat zedekwetsend
is, uit de bibliotheek moet worden geweerd.
Dan hebben de bezwaren van den heer Meuleman mij zeer
bevreemd, omdat in het Bestuur drie Katholieken zitting
hebben, die het dan toch blijkbaar niet met den heer Meule
man eens zijn.
De heer Vergouwen. M. d. V. Ik zal tegen deze voordracht
stemmen en wel uit financieele overwegingen. Wanneer men
subsidie geeft, dan geeft men die toch in den regel aan
vereenigingen of instituten, die noodlijdend zijn, of hulp noo
dig hebben en dat is mij van deze vereeniging na herhaalde
lezing niet gebleken. Nu heb ik den heer Fockema Andreae
wel hooren spreken van oprichtingskosten, maar waarom
moeten wij daar duizend gulden voor geven? Ms de zaak
eenmaal is opgericht en een jaar of drie bestaat en men komt
dan vragen om subsidie, dan is dat wat anders, maar ik
meen, dat het op het oogenblik nog niet noodig is. Laten
wij eerst eens afwachten, wat het Rijk doet. Als dat veel is,
dan kan de gemeente er misschien heelemaal uitblijven. Wij
moeten zooveel mogelijk sparen. Nu is er verder wel gezegd,
dat, als de vereeniging duizend gulden vraagt, dat dit dan
getuigt van een heel goed financieel inzicht, doordat zij wil
zorgen voor den kwaden dag, doch daar hebben wij toch
geen rekening mee te houden. Wanneer die kwade dag komt,
dan en we kunnen dan nog zien is het tijd genoeg
om bij de gemeente te komen, maar op dit oogenblik is dat
niet noodig. Uit zuinigheidsoverwegingen zal ik er dus tegen
stemmen.
De heer Pera. M. d. V. Ik zal ook tegen dit voorstel
stemmen, omdat ik meen, dat wij ons door de toekenning
van deze subsidie in de toekomst tamelijk wel in moeilijk
heden zullen begeven. Wij kunnen des te gemakkelijker dit
verzoek afwijzen, omdat, zooals reeds geconstateerd is, men
op het oogenblik feitelijk geen behoefte aan het geld heeft.
Ook is het bedrag zeer zeker van beteekenis, doch wanneer
ik om financieele redenen bezwaar maak en ook om de moei
lijkheden, waarin wij later zullen komen, dan moet ik, in
stemmende in het algemeen met hetgeen de heer Meuleman
heeft gezegd, toch bekennen, dat het beginsel hier in het
algemeen niet geheel en al buiten staat, doch dat men er
rekening mee te houden heeft. De vraag, wat moet en kan
dienen voor de algemeene ontwikkeling, wordt geheel ver
schillend beantwoord. Daarmee komt men op tweeërlei stand
punt te staan. De een gaat van een ander beginsel uit dan
de ander. Wat de een als zoodanig zal noemen ontwikkelend
en beschavend, een middel om het heil van het volk te be
vorderen, daarvan zegt de ander: Neen, daaraan ontbreekt
het hoofdbestanddeel en het voornaamste. Er is geen nood
zaak om hier op het oogenblik breeder op in te gaan. Zooals
opgemerkt is, is hier een lange strijd gestreden op het ge
bied van het onderwijs, en deze zaak sluit zich ten nauwste
aan bij de ernstige dingen waardoor de zaak van het onder
wijs is beheerscht geworden. En met deze opmerking zal
men gevoelen, dat het, met het oog op het beginsel voor ons
heel moeilijk zal zijn, met het voorstel mee te gaan.
De heer Briet. M. d. V. Ik zou ook gaarne mijn stem
tegen het verzoek motiveeren. Ik ben niet zoozeer als Bur
gemeester en Wethouders overtuigd van het nuttige streven
van deze Vereeniging voor Volksleeszalen hier te Leiden. Ik
ben niet overtuigd, dat het algemeene gemeentebelang, in
den ruimsten zin genomen, door dat streven wordt gediend.
Ik heb veel meer neiging daaromtrent af te wachten, hoe
de Leeszaal te Leiden zal werken. Ik ben in het algemeen
niet tegen Volksleeszalen, hoewel ik er weinig van verwacht
voor de ontwikkeling van het volk. Het blijkt uit de ver
slagen van vele Volksleeszalen, dat volstrekt niet zooveel weten
schappelijke boeken worden gevraagd, als de heer Reime
ringer dat doet voorkomen. Wel veel romannetjes. De Lees
zalen zullen in het algemeen bevorderen den oppervlakkigen
kijk op de dingen, en ik meen, dat dit absoluut geen nut
doet. Bovendien worden de goede huisvaders onder de werk
lieden uithuizig gemaakt. Ik voel er dus niet heel veel voor,
maar omdat ik in ieder geval nog eens wil afwachten hoe
deze zaak werkt, zal ik thans tegen het verzoek stemmen.