186
DONDERDAG 16 DECEMBER 1909.
die Donkersteeg, waar niet anders dan stapvoets gereden mag
worden en die vrijwel geheel vlak ligt en geen bijzondere
helling heeft, in de eerste plaats is aangewezen voor een
scoriaebrick-bestrating en dat het dus niet wenschelijk is die
thans te gaan vervangen door een klinkerbestrating.
De heer Fokker. M. d V. Ik zou een enkele vraag willen
doen. Ik meen eens gehoord te hebben, dat de oorzaak van
het vallen van de paarden niet alleen gezocht moet worden
in de bestrating, maar ook in de wijze, waarop de boeven
van de paarden zijn beslagen. Wij hebben daaromtrent een
deskundige in ons midden en misschien dat de heer van
Gruting als veearts ons daaromtrent eenige opheldering kan
geven. Als de stalhouders daarmee rekening zouden willen
houden, dan kan de gemeente zich deze uitgave besparen.
Is dat bij Burgemeester en Wethouders bekend, of is dit
misschien een aanleiding, om de zaak nog aan te houden,
opdat het College, wanneer het daaromtrent niet op de hoogte
is, zich alsnog kan laten voorlichten?
De heer Reimeringer. M. d. V. Ik zou willen voorstellen,
tegen dezen post te stemmeu. Ik vind het adres van die heeren
eigenlijk gezegd wat kleinsteedsch. Wanneer wij eens nagaan,
dat in andere steden veel sneller gereden wordt, wanneer wij
daarmee vergelijken het sukkeldrafje, waarmede men hier
rijdt, en dat werkelijk niet te vergelijken is met de vaart,
die men in de groote steden heeft een enkel maal wijken
wij er van af, bij trouwen of aannemen, waar bovendien
de bestrating uitstekend voldoet, daar zie ik werkelijk geen
reden, om die steeg te veranderen. Asphalt maken zou
werkelijk een dwaasheid zijn. De groote steden in Duitschland
hebben asphalt op de groote verkeerswegen, maar die zijn
juist verboden voor lastwagens. Die moeten door straten, die
er parallel aan loopen, en daar liggen klinkers. Dat is niet
verboden om de gladheid, maar omdat de wagens zoo zwaar
zijn, dat de boel kapot gaat. Ik zal daarom tegenstemmen.
De heer van Gruting. Men kan van mij niet verlangen,
dat ik nu hier een cursus in hoefbeslag ga geven, maar ik
wil er toch wel het een en ander van zeggen. De heer
Fokker heeft gevraagd, of het mogelijk was, door een ander
hoefbeslag mogelijk te maken, dat men de dieren ook op
gladde straten kan laten gaan. Inderdaad is dat zoo. Wan
neer men de paarden zou geven de zoogenaamde sanoped-
horse shoes, dat is het prachtig-mooie beslag dat ook nu
reedshier en daar wordt gegeven, dan zouden de paarden
kunnen gaan op zeer gladde wegen. Wanneer dergelijke
paarden bij de manoeuvers worden gebruikt, en het ijzelt,
dan behoeft men er geen ijsnagels in te slaan, want het is
gutta percha, waarop zij loopen. Een paard dat gaat op glad
den bodem zonder hoefijzers, valt niet, omdat de hoefhoorn
stroef is. Nu is er een kunstmatige ijzeren draagrand aange
bracht. Dat ijzer is glad en zoo komt het paard op de straat.
Dan krijgt men staal op staal, zooals de timmerlui het zeg
gen, of liever gezegdstaal op steen, en daardoor glijdt het
dier zeer gemakkelijk uit. De straal van den hoef behoort
bij goed hoefbeslag op den bodem te komen, en als het be
slag goed is, dan staat het paard op een stroeve materie en
dus stevig. Nu is men er bij het moderne hoefbeslag op uit,
daarin te voorzien. Toch is het voor een goed hoefbeslag
noodig, dat een behoorlijke bestrating plaats heeft. En aan
gezien het gutta percha hoefbeslag nog niet algemeen ingang
heeft gevonden, ben ik verplicht hier te zeggen, dat ik gladde
wegen niet vind in het belang van de publieke veiligheid,
zoodat ik verplicht ben, met het voorstel van Burgemeester
en Wethouders mede te gaan. Ik kan mij er niet tegen ver-
Zetten. Ik vind het nu nog heel nuttig, dat er wat geld
wordt uitgegeven om een stroeve bestrating te verkrijgen.
De heer Pera. Ik heb even het woord gevraagd naar aan
leiding van de wijze, waarop de zaak besproken wordt dooi
den heer Reimeringer, die het eenvoudig kleinsteedsch vindt,
dat wij hier in Leiden niet zoo'n mooi straatje kunnen heb
ben. Ik zou er een groot gevaar in zien, wanneer de Raad
eenvoudig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
verwierp, zoodat men niet kwam tot een anderen toestand
in de Donkersteeg.
Wat ik in dit opzicht gehoord heb, is werkelijk van dien
aard, dat er verandering dient te komen. Nu heeft het echter
mijn aandacht getrokken, dat de bestrating in de Donkersteeg
zeer oneffen ligt en de vraag is bij mij opgekomen, of die
hellinkjes niet de oorzaak kunnen zijn, dat de hoeven van
de paarden uitglippen, waardoor die dieren komen te vallen.
In ieder geval meen ik, afgaande op het getuigenis van de
buren, dat het dringend noodzakelijk is, dat er in dien toestand
verbetering wordt gebracht.
De heer Fokker. M. d. V. Zeer terecht hoorde ik u zeggen,
toen de heer van Gruting zich ten slotte voor het voorstel
verklaarde: »Hè!" Ik heb ook »hè!" gezegd. Als de fout
werkelijk aan het beslag ligt, dan kan ik mij niet voorstellen,
dat hij dan niet. zegt tot de gemeente, dat zij haar geld kan
besparen, doordat de stalhouders het beslag moeten verbete
ren. Desnoods zou de gemeente geld kunnen geven voor een
cursus in hoefbeslag; dan komen wij er nog goedkooper af,
dan wanneer wij een nieuwe straat gaan maken. Ik kan mij
dus op grond van de gegevens, die de heer van Gruting ons
hier heeft verstrekt, volkomen verantwoord achten, wan
neer ik stem tegen het voorstel van Burgemeester en Wet
houders.
De heer Vergouwen. M. d. V. Ik zal ook stemmen tegen
het voorstel van Burgemeester en Wethouders en wel hierom,
omdat, wanneer van die straat een klinkerstraat wordt ge
maakt, het dan niet is te zeggen, dat het bij die ƒ450 zal
blijven, want dan zal men tot de ontdekking komen, dat er
nog meer verbeteringen noodig zijn en dat er nog eens 450
noodig zijn voor de trottoirs. Uit de stukken blijkt o. a., dat
ook de rioleering binnen enkele jaren verbeterd zal moeten
worden en dan moet de straat weer worden opgebroken. Voor
een gedeelte is het vallen van de paarden zeer zeker het gevolg,
zooals de heer Pera al heeft opgemerkt, van het oneffen liggen
van de straat, tengevolge van het opbreken voor de electrische
verlichting. Er moet dan ook op gelet worden, dat in nauwe
straten het opbreken voor de electrische verlichting zoo min
mogelijk schade aanbrenge.
De heer van Gruting. M. d. V. Ik wensch even den heer
Fokker te antwoorden, die »hè!" geroepen heeft, dat het toch
een groot verschil maakt, of een paard staat of loopt; dan
komen de ijzers op den bodem en dan is er groote aanleiding
om te vallen. Dan zegt men verder, dat men niet zoo klein
steedsch moet wezen, maar ik geef u de verzekering, mijnheer
de Voorzitter, als men den koetsiers in Amsterdam eens zou
vragen, of zij de asphaltbestrating prettig vinden, dat zij dan
zullen antwoorden: »Wij zijn er al aan gewend, maar voor
de publieke veiligheid zou het beter zijn van niet". Ik heb
nogal veel gereden (de heer Fokker rijdt bijna nooit) en
daardoor weet ik, welke gevaren er aan verbonden zijn, met
een eenigszins zwaar rijtuig de Donkersteeg in te rijden. Men
moet de paarden aanzetten tegen de brug op en dan gaat
het altijd wat sneller bovendien. Ik durf gerust de verant
woording op mij te nemen, om voor het voorstel van Bur
gemeester en Wethouders te stemmen. Het is wel mooi, om
gladde steenen te hebben, maar de publieke veiligheid moet
toch op den voorgrond staan en die is er niet mee gebaat,
wanneer wij de zaak laten zooals zij is. Dat is mijn meening.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik wil alleen dit zeggen: ik
denk tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders te
stemmen, tenzij ik door de woorden van den Wethouder van
Fabricage bekeerd mocht worden. Ik geloof, dat de klacht van
de verzoekers overdreven is. Wij hebben de klacht al dikwijls
gehoord, maar als de toestand werkelijk zoo ernstig was, dan
zouden wij ook wel van ongelukken hebben gehoord. Dat
hebben wij nog nooit. En wanneer wij nagaan uit de stukken,
die in de Leeskamer hebben gelegen, dat bijv. in het drukke
Rotterdam 4f van de straten met die steenen geplaveid
is, terwijl men er daar geen bezwaar van heeft ondervonden,
dan geloof ik, dat de klacht overdreven moet zijn. Overdrijven
doet men in Leiden wel eens meer. Men moet ook niet ver
geten, dat die straten voor voetgangers, en die hebben
ook een stem in het kapittel, men hoeft niet alleen rekening
te houden met paarden en stalhouders, beter zijn. Wanneer
wij nu ten slotte van den heer van Gruting hooren, dat bij
rationeel hoefbeslag het gevaar voor de paarden geheel kan
worden ondervangen dan geloof ik, dat het veeleer op den weg
ligt van deskundigen bij landbouwers en stalhouders pro
paganda te maken voor zulk soort hoefbeslag en onze mooie
straten te laten zooals ze zijn.
De heer Korevaar. M. d. V. Er zijn verschillende bezwaren
ingebracht tegen het voorstel van Burgemeester en Wethou
ders, en ze zijn van zeer verschillenden aard. De heeren Rei
meringer en Hoogenboom vinden de bestrating zooals ze nü
ligt in de Donkersteeg niet zoo hinderlijk voor het verkeer.
De heer Reimeringer meent zelfs, dat wij hier in Leiden
altijd met een sukkeldrafje rijden en dat deze soort bestra
ting over het algemeen vrij voldoende mag geacht worden.
De heer Fokker wijt de klachten aan het hoefbeslag. Ik ge
loof te kunnen volstaan met te verwijzen naar hetgeen de
heer Van Gruting gezegd heeft, dat dit nl. een zaak apart
is, en dat wij het gerust aan deskundigen kunnen overlaten,
hier een beter hoefbeslag in te voeren. Wij hebben bij de
bestrating rekening te houden met het beslag dat hier ge
woonlijk gebruikt wordt. Het is natuurlijk in het eigen
belang van degenen, die met paarden omgaan, zich zooveel
mogelijk aan te passen aan de wijze van bestrating en ver
harding maar de beesten moeten niet alleen in de stad rijden,