DONDERDAG 16 DECEMBER 1909. 183 XIII. Verzoek van J. Botermans om eene tegemoetkoming in de kosten van demping en rioleering van de sloot, gelegen midden in de Sieboldtstraat. (Zie Ing. St. n°. 337). De heer Fokker. M. d. V. Het verzoek werd gedaan door den heer Botermans, mede in zijn kwaliteit van directeur van een vennootschap, waarvan ik commissaris ben. Ik ver zoek daarom geacht te worden aan de beraadslaging en de stemming over dit punt niet te hebben deelgenomen. De Voorzitter. Met uwe opmerking zal rekening worden gehouden. Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt hierop conform het praeadvies besloten. XIV. Verzoek van de vereeniging van bezoldigde agenten van politie «Door Eendracht Saamgebracht" om herziening van de jaarwedden van het agentenpersoneel. (Zie Ing. St. n°. 330). De Voorzitter. Hierbij is ingediend een voorstel van den heer Sijtsma, luidende als volgt: »Ondergeteekende stelt voor: le. de salarisregeling der bezoldigde agenten van politie zoodanig te wijzigen, dat de aanvangswedde voor alle klassen met f 25 worden verhoogd 2e. de salarisregeling der inspecteurs te wijzigen in dien zin, dat de aanvangswedden der inspecteurs le en 2e klasse en die van de adjunct-inspecteurs le en 2e klasse met f50 worden verhoogd." De heer Sijtsma. M. d. V. Toen ik het praeadvies van Bur gemeester en Wethouders las, dacht ik aan het bekende spreek woord: Wie een hond wil slaan, vindt licht een stok. Wie een afwijzende beschikking wil nemen op een verzoek, die vindt er allicht reden toe. Burgemeester en Wethouders komen eerst met een comptabel bezwaar, en zeggen dat het verzoek te laat is ingekomen. Nu hebben de agenten in hun tweede adres er reeds op gewezen, dat dit in 1906 niet bijzonder heeft gegolden, want toen is er een verzoek ingekomen op 19 Augustus en 19 November werd er al praeadvies op uitgebracht. Ga ik in mijn herinnering na de geschiedenis van onzen Gemeenteraad, dan kan ik uit den tijd, dat ik er lid van ben geweest, wijzen op een feit, dat bewijst hoe een comptabel bezwaar niet altijd gold. Het voorstel om de vergoeding aan de Wethouders met 500 ieder te verhoogen, werd indertijd bij de behandeling der begrooting aangenomen, nadat er in de secties eerst over gesproken was. Laten wij dus dat comptabel bezwaar nu ook maar niet al te zwaar tillen. In de tweede plaats zeggen Burgemeester en Wethouders dat de laatste wijziging nog van recenten datum is, en dat deze verordening nog niet eens geheel heeft door gewerkt. Nu is dat voor mij, en voor anderen die indertijd met de verhooging van de salarissen niet heelemaal tevreden waren, volstrekt geen bezwaar. Maar het behoeft ook geen bezwaar te zijn voor anderen, omdat men toch heel goed de gevolgen van de bestaande regeling kan overzien. Wanneer zij uitgewerkt zal zijn is eigenlijk geen vraag, vooral niet, omdat er telkens nieuwe agenten derde klasse bijkomen, voor wie ze dan weer opnieuw begint te loopen. Is zij nu en voor de naaste toekomst voldoende? Dat is de vraag, die wij hier moeten beslissen. Het derde bezwaar, dat de Burgemeester hier op het oogenblik niet aanwezig kan zijn, kan niet ernstig ge meend zijn. Wanneer het hier de dienstregeling gold, die geacht wordt aan de prudentie van den Burgemeester te moeten worden overgelaten, dan was het wat anders. Maar het geldt hier de quaestie van de salarissen en daarover heeft uitsluitend de Raad te beslissen en hij is daarvoor beter bevoegd dan een Burgemeester van buiten. Wanneer hier straks een nieuwe Burgemeester komt, dan zal het hem heel goed bevallen, dat de agenten een salaris hebben, waarmede ze tevreden zijn. Daar zal de dienst niet onder lijden, hij zal er waarschijnlijk beter door verricht worden. En dat is stellig naar 't hart van den Burgemeester als hoofd van de politie, zooals 't zal zijn in 't belang der gemeente. Wanneer wij nagaan de salarissen van de agenten, ik zal de cijfers niet noemen, want we kunnen ze allemaal voor ons hebben, en wij vergelijken daarmee de wedden, die op andere plaatsen gegeven worden, ik heb genoteerd, omdat ik niet vergelijkingen wil gaan maken met Amsterdam, Rotterdam en den Haag, plaatsen als Arnhem, Haarlem en zelfs den Helder, plaatsen, die wij met Leiden gelijk zouden kunnen stellen, dan blijkt onsMijnheer de Voorzitter, wanneer u en de Secretaris mij uw aandacht wilt schenken, dan zal ik doorgaan. De Voorzitter. Mijnheer Sijtsma, wij moeten toch eventjes de zaak bespreken! De schuld is aan u, doordat u niet eerder dit amendement hebt voorgesteld. Nu moeten wij toch eventjes overleggen, wat de gevolgen daarvan zijn. Dit wil ik even mededeelen, omdat men vooral den heer Secretaris daar geen verwijt van kan maken. Wij hebben geen tijd gehad tot overleg. De heer Sijtsma. M. d. V. Ik was juist bezig mijn voorstel toe te lichten, en dat had ook misschien voor u een toe lichting kunnen zijn. Waar u er niet naar luisterde, was het vermoeden gewettigd, dat u het niet de moeite waard achtte. De Voorzitter. Gaat u voort! De heer Sijtsma. M. d. V. Ik zeg dan, dat ik de salaris regeling, die wij hier hebben, niet wil vergelijken met groote plaatsen, maar heb vergeleken met plaatsen als Haarlem Arnhem en den Helder, en wanneer ik dat doe. dan zie ik, dat in Haarlem de salarissen van alle klassen 100 hooger zijn dan in Leiden, hetgeen in Arnhem ook ongeveer het geval is, terwijl eveneens in den Helder de salarissen der agenten eerste klasse ongeveer 100 hooger zijn, en die van de agenten tweede en derde klasse ƒ50 a 60 meer bedragen. De vorige maal hebben wij in het praeadvies van Burgemeester en Wethouders kunnen lezen, dat men, wanneer men ziet naar de salarisregeling in andere plaatsen, tot de conclusie komt, dat een verhooging der salarissen ook in Leiden noodig is en ik meen, dat, wanneer men nu nog eens goed vergelijkt, men wel zal inzien, dat ook deze verhooging nu nog wen- schelijk is. Afgescheiden daarvan geloof ik, dat een verhooging ook hierom gemotiveerd is, omdat de levenseischen voor de politieagenten, evenals voor ieder ander ambtenaar en burger, hooger zijn geworden. De woninghuur is steeds stijgende, de levensmiddelen worden duurder en een agent moet toch ook eenigszins fatsoenlijk voor den dag kunnen komen, moet be hoorlijk gehuisvest zijn, moet zijn kinderen naar een behoorlijk school zenden, allemaal redenen om de salarissen te verhoogen. Men heeft ook de vergelijking gemaakt met een gewoon handwerksman, maar die kan er nog wat bij verdienen, heeft nu en dan wat extra, mede doordat hij ook zijn overuren betaald krijgt, hetgeen bij een politieagent niet het geval is. De vrouw van een politieagent mag absoluut geen nering doen, het gezin moet dus uitsluitend leven van het inkomen van den agent-huisvader. Bovendien heeft een agent niet alleen een langen werkdag, maar moet ook dikwijls 's nachts en 's Zondags dienst doen. Daarbij komt nog, dat op het oogenblik aan de politieagenten hoogere eischen worden ge steld, ook door het publiek. Wij zien, hoe de agenten in Leiden door deel te nemen aan een cursus zich trachten te bekwamen om een diploma te verwerven, want wanneer ze dat diploma niet hebben, dan bestaat er geen kans, dat zij het ooit verder brengen dan de derde klasse. Alle agenten, die een diploma hebben, brengen het wel niet tot de tweede klasse, maar als zij er geen hebben, dan komen ze zeker nooit hooger. De eischen van het vak zijn ook zwaarder geworden; we hebben nog onlangs van Burgemeester en Wethouders gehoord, dat de baldadigheid, de lust tot verzet van de straatjeugd en zelfs van het publiek grooter wordt, men plaagt den ordebewaarder, waar tegenover staat, dat de agent zelf niet te ver mag gaan. Dan krijgt hij het te kwaad met de justitie, hetgeen af en toe hier is gebleken. Wij kunnen dus gerust zeggen, dat de taak van de politieagenten vooral in onzen tijd zeer moeilijk is en dat er hooge eischen aan hen worden gesteld, en als wij dat bedenkende de salarissen nagaan, dan zullen wij moeten erkennen, dat al is het met het oog op de financieele omstandigheden raadzaam om voorzichtig te zijn met salaris- verhoogingen, hier een kleine verhooging niet alleen billijk is, maar als een gebiedende eisch van plicht mag worden be schouwd. Daarom mijn voorstel, waarbij ik zeer bescheiden ben geweest25 gulden meer voor eiken agent, dat is 50 ct. per week, kan het bescheidener? Wij hebben indertijd een dank baren brief gekregen, waarmee door Burgemeester en Wet houders wel een beetje de spot is gedreven, en ik geloof, als wij deze verhooging toestaan, dat wij dan wel weer een dankbetuiging zullen krijgen. De agenten zijn niet veeleischend. Ik heb aan mijn voorstel betreffende de agenten toegevoegd een kleine verhooging voor de superieuren, om het verband niet te verbreken, en daarom voorgesteld de aanvangssalarissen van de inspecteurs met 50 te verhoogen. Dat heb ik ook nog om een andere reden gedaan. Er is wel eens over ge klaagd, dat men als adjunct-inspecteur te jonge mannen qeemt, die nog geen ervaring hebben, doch dat komt wellicht, omdat men met een dergelijk aanvangssalaris geen ervaren mannen kan krijgen. Welnu, dan kan men, wanneer men ook deze salarissen eenigszins verhoogt, in de gelegenheid komen, voor deze functie betere krachten te werven. Ik heb den Hoofdinspecteur en den Commissaris er buiten gelaten. De Commissaris heeft een salaris van ƒ3500 en dat acht ik voldoende De heer Hoofd inspecteur heeft, behalve zijn 2000 als salaris, nog eenige emolumenten: ƒ100 voor 't beheer van het kleedingfonds der agenten en bovendien woont hij aan den overkant in een groot huis voor een betrekkelijk lagen huur, ik meen ƒ100. Ik geloof deze heeren er buiten te kunnen laten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1909 | | pagina 3