DONDERDAG 2
DECEMBER 1909.
179
tijd te komen met een voorstel. Maar, moeten wij hun
zeggen, op het oogenblik doen wij het nog niet.
De Voorzitter. Burgemeester en Wethouders hebben geen
bezwaar, het advies te volgen van den heer Eockema Andreae.
De heer Sijtsma. M. d. V. Nog één vraag. Wanneer wij
dit verzoek afstemmen, dan wil dat toch niet zeggen, dat
Burgemeester en Wethouders later kunnen verklarenJe hebt
dit verzoek immers zelf afgestemd Je wilde toen de herziening
zelf niet! Nu komen wij bijna in hetzelfde schuitje, als toen
de heer Korevaar het eerst sprak. Wij hebben nü nog altijd
hoop, dat Burgemeester en Wethouders met voorstellen tot
wijziging zullen komen.
Het praeadvies van Burgemeester en Wethouders wordt
hierop in stemming gebracht en aangenomen met 21 tegen 5
stemmen.
Voor stemmen de heeren: de Vries, Vergouwen, Timp, Bots,
van Hoeken, Bosch, P. J. Mulder, A. Mulder, Driessen,
Wildeboer, Fockema Andreae, Corts, Hoogenboom, Roem,
Carpentier Alting, Pera, Korevaar, Fokker, Briët, van der Lip
en Kerstens.
Tegen stemmen de heeren: van Gruting, van Tol, Sijtsma,
van der Eist en Zwiers.
De heer Fokker. M. d. V. Is de motie van orde nu aan
genomen of niet?
De Voorzitter. Die hebben Burgemeester en Wethouders
immers overgenomen!
XVII. Verzoeken van het Bestuur der vereeniging tot bevor
dering van het Vreemdelingenverkeer te Leiden en omstreken
om maatregelen te treffen tot het vrijmaken van den over
gang over de spoorbaan aan den Rijnsburgerweg.
(Zie Ing. St. N<>. 305).
De heer van Hoeken. M. d. V. Deze zaak is, voordat ik
deel uitmaakte van den Raad, in deze vergadering ter sprake
geweest. Ik heb destijds mijn gedachten laten gaan over den
treurigen toestand, die hier in Leiden bestaat. Was er iets
te doen geweest, dan zou ik nu zeker stemmen voor het
voorstel van Burgemeester en Wethouders. Maar wie wat
veel kennis maakt met den toestand van het station Leiden,
ervaart ieder oogenblik de gebreken, die daaraan kleven. Ik
heb eerst nog gedacht: wat men nu wit is een hulpmiddel,
maar naar aanleiding van wat ik Maandag (toen ik daar
over liep) heb ondervonden, heb ik beslist gezegd: Nu ben
ik tegerr alles. Wat de tunnels betreft, om de hooge kosten,
wat de overbrugging betreft, om het gebrekkige.
Nu gelool ik en dat is mijn vaste overtuiging, dat, indien
wij ook die overbrugging afstemmen, wij veel eerder daar een
verbeterden toestand zullen krijgen, dan wanneer nu een
lapmiddel wordt gebruikt, om daaraan tegemoet te komen.
Ik zal dus tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders
stemmen.
De heer Sijtsma. Dat hoeft u niet te doen.
De heer van Hoeken. Er wordt toch voorgesteld, om Bur
gemeester en Wethouders te machtigen, in onderhandeling
te treden?
De heer Fokker. U hebt niet goed gelezen.
De VooRziTTeR. In het praeadvies staat: »Wij sluiten ons
bij die conclusie volkomen aan en kunnen dus Uwe Ver
gadering, naar aanleiding van de beide thans in behande
ling zijnde verzoeken van het Bestuur der »Vereeniging
tot Bevordering van het Vreemdelingenverkeer te Leiden en
Omstreken", niet anders raden dan of wel den bestaanden
toestand onveranderd te laten of wel ons alsnog te machtigen
tot het aangaan van een overeenkomst met de Holl. IJzeren
Spoorweg Maatschappij, als door ons in ons praeadvies opge
nomen onder N°. 249 der Ingek. Stukken van verleden jaar
nader werd uiteengezet. Een andere keuze is er o. i niet.
De heer Roem. M. d. V. Wij hebben dus aan het eind van
het praeadvies van Burgemeester en Wethouders een twee
ledig voorstel. Naar mijn meening wordt gevraagdof de zaak
te laten zooals zij is, of een overeenkomst te sluiten met de
Hollandsche Spoor. De Raad heeft zich dus over het laatste
geval uit te spreken, of de zaak blijft stilzwijgend zooals zij
thans is.
Ik stel daarom voor het laatste voorstel van Burgemeester
en Wethouders in het praeadvies genoemd over te nemen en
dus met de Holl. Spoorweg Maatschappij eene overeenkomst tot
overbrugging te sluiten, welke der gemeente ƒ3100 kost.
De Voorzitter. De heer Roem stelt dus voor het oude
voorstel van de overbrugging, waarvan de kosten begroot zijn
op ƒ6200, aan te nemen.
De heer Fokker. M. d. V. Ik geloof, dat wij nu eindelijk
in het goede spoor zijn. Blijkens het praeadvies zeggen Burge
meester en Wethouders, dat zij niet anders kunnen doen,
dan den Raad te vragen, of hij den bestaanden toestand
onveranderd wil laten, of daarin verandering wenscht te
brengen. Burgemeester en Wethouders doen dus geen voor
stel. Dan moet, wil er iets geschieden, uit den Raad het
voorstel gedaan worden, en daarom doet het mij genoegen,
dat de heer Roem voorstelt, om nu te besluiten volgens het
praeadvies N°. 249 van het vorige jaar. Ik kan dit voorstel
niet warm genoeg ondersteunen. Ik geloof, dat dit de eenig
bereikbare manier is, om in dien toestand daar verbetering
te brengen. Ik begrijp niet, hoe het mogelijk is, dat men,
daar pas geweest zijnde, in dien toestand aanleiding vindt,
om niets te doen, gelijk de heer van Hoeken. Wanneer wij
met 3000, een betrekkelijk geringe som, dien toestand
kunnen verbeteren, dan geloof ik, dat er alle reden is, dat
te doen.
De heer Vergouwen. M. d. V. De heer van Hoeken sprak
over een voorstel, maar achteraf blijkt, dat Burgemeester en
Wethouders geen voorstel gedaan hebben. Ik wensch echter
de gedachte, die de heer van Hoeken uitgesproken heeft, gaarne
te ondersteunen. Oorspronkelijk was ik voor dezetrapjesbrug
De Voorzitter. U bent dus tegen het voorstel van den heer
Roem?
De heer Vergouwen. Ik ben nu tegen het voorstel van den
heer Roem en wel hierom, omdat ik ook geloof, dat, wanneer
wij op het oogenblik niets doen, de H. IJ. S. M. er zelf wel
wat aan zal doen. Die is op het oogenblik trouwens bereid,
de helft in de kosten bij te dragen. Ik geloof, dat, met het
oog op het tramverkeer, dat te wachten staat, de H. IJS. M.
er wel degelijk belang bij zal hebben, ook met het oog op het
internationaal verkeer, maatregelen te treffen buiten ons om.
De quaestie van den tunnel of de brug met hellende vlakken,
geloof ik hier niet ter sprake te moeten brengen, omdat
de kosten reeds afschrikken Het eenige middel van voor
ziening zou wezen de zoogenaamde trapjesbrug. Maar hoe meer
de gemeente er aan doet, des te langer zal een definitieve ver
betering van den toestand zich laten wachten Met het oog
daarop ben ik er tegen.
De heer Sijtsma. Ik kan mij volkomen vereenigen met
hetgeen in eerste instantie gezegd is door den heer van Hoeken
en nu ook door den heer Vergouwen. De heer Fokker, die
zoo enthousiast is voor het voorstel, heeft de behandeling
van verleden jaar voor zich liggen. Maar het is jammer, dat
hij de debatten, die toen gevoerd zijn, niet eens even heeft
nagelezen, want toen is, dunkt mij, glashelder gebleken, o a.
na hetgeen de heer Fockema Andreae bij die gelegenheid
heeft gezegd, dat zoo'n trapjesbrug ons wel geld zal kosten,
maar ons nog verder van wal brengt. Die trapjesbrug zal
alleen met plezier gebruikt worden door jonge menschel?,
door jongens, die voor de aardigheid op en neer loopen. Maar
niet door het groote publiek. Fietsen, wagens, karren, moeten
blijven staan. Wij maken kosten, die heel weinig nut geven,
en wij houden, zooals de heer van Hoeken opmerkte, een
radicale verbetering, die misschien eenmaal zal komen, op
die manier tegerr. Bovendien ontsieren wij dat gedeelte van
de stad. Ik zou er sterk tegen zijn, dat wij dat geld daarvoor
uitgeven, en hoop, dat de trapjesbrug niet zal worden gemaakt.
De Voorzitter Als niemand meer het woord verlangt, stel
ik voor, de discussie te sluiten Ik zal nu in stemming bren
gen het voorstel van den heer Roem, dat als volgt luidt:
»Ondergeteekende stelt voor, aan te gaan een overeenkomst
met de H. IJ. S. M., als door Burgemeester en Wethouders
in hun praeadvies opgenomen onder n°. 249 Ingekomen
Stukken 1908, is uiteengezet.Wordt dit voorstel verworpen,
dan is dus tevens besloten den bestaanden toestand onver
anderd te laten.
De heer Sijtsma. Maar nu moet ik toch één vraag doen
G is geloof ik een beetje te goed. U heeft niet eens gevraagd,
of het voorstel ondersteund wordt.
De Voorzitter Het moet toch eerst voorgelezen worden.
U is een beetje te gauw, mijnheer Sijtsma
Het voorstel van den heer Roem wordt voldoende onder
steund en maakt dus een onderwerp van beraadslaging uit.
In stemming gebracht, wordt het voorstel verworpen met
21 stemmen tegen 3.
Tegen stemmen de heeren van Gruting, de Vries, Vergouwen,
Timp, Bots, van Hoeken, Bosch, P. J. Mulder, van Tol, A. Mulder,
Sijtsma, van der Eist, Driessen, Wildeboer, Fockema Andreae,
Corts, Carpentier Alting, Pera, Zwiers, Korevaar, Briët, van
der Lip en Kerstens.
Voor stemmen de heeren: Hoogenboom, Roem en Fokker.