MAANDAG 22 NOVEMBER 1909. 173 BUHESGEW05E VEBGADEBOG op MAANDAG 22 NOVEMBER 1909. Geopend des namiddags te vier uur. Voorzitter: de heer Mr. L. M. J. H. EERSTENS, Wethouder, Loco- Burgemeester. Tegenwoordig zijn 28 leden, als de heeren: van Hoeken, Pera, Driessen, van Gruting, Fockema Andreae, Bots, Wildeboer, Briët, Sijtsina, Hoogenboom, A. Mulder, Bosch, Timp, Aalberse, Fokker, Meuleman, Vergouwen, van der Eist, Carpentier Alting, Reimeringer, de Vries, Corts, van Tol, P. J. Mulder, Eerstens, Eorevaar, van der Lip en Zwiers. Afwezig zijn de heeren: van Hamel, wegens ongesteldheid, de Boer en Roem. De Voorzitter. Mijne Heeren. Heden morgen is ingekomen een schrijven van Mevrouw de Weduwe de Riddervan Petersom Ramring. Mag ik den Secretaris verzoeken dit voor te lezen Dit schrijven luidt als volgt: Leiden 21 November 1909. Aan den Gemeenteraad van Leiden. Bij dezen vervul ik den treurigen plicht U kennis te geven, dat mijn echtgenoot, de heer Mr. Nicolaas de Ridder, in leven Burgemeester van Uwe Gemeente, in den ouderdom van 61 jaar den 20en November is overleden. Hoogachtend Uw dw drss. C. H. A. de Ridderv. P. Ramring. De Voorzitter. Mijne Heeren. Het Dagelijksch Bestuur heeft u uitgenoodigd om heden in buitengewone zitting samen te komen, ten einde u mededeeling te doen van den brief van Mevrouw de Riddervan Petersom Ramring, zooeven door den Secretaris voorgelezen. Hadden wij ons gevleid, dat onze hooggeachte Voorzitter, na zijne laatste langdurige ziekte in ons midden wedergekeerd, lang zaam zijne oude krachten zou herwinnen en zijne degelijke leiding van de begrootingsdiscussiën, waaraan hij zelf nog met op gewektheid deelnam, gal er aanleiding toe helaas! het heeft niet zoo mogen zijn. God had het anders beschikt. Een hevige ziekte overviel hem in den nacht van Woensdag op Donderdag en aan dien aanval kon zijn lichaam, dat nog niet volledig hersteld was van de laatste ziekte, geen voldoenden weerstand bieden, zoodat Zaterdagavond, geheel onverwacht, zijn levens draad werd afgesneden. Dit plotseling heengaan hepft niet alleen de diepbedroefde weduwe en zoon, doch ons allen, ik ben ervan overtuigd, hevig geschokt Mr. de Ridder toch was een nobele figuur, een man van vormen en van buitengewone werkkracht, die aan een groote onpartijdigheid van leiding onzer vergaderingen, eene angst vallige zorg voor het behoud van den goeden toon bij de discussiën paarde. Gedurende den betrekkelijk korten tijd, dat hij het ambt van Burgemeester bekleedde op 19 Maart 1903 werd hij geïnstalleerd was het steeds het streven van onzen diep betreurden Voorzitter om de stad zijner inwoning, die hij lief had gekregen, zooveel mogelijk vooruit te brengen. Wat goed en nuttig was en tot den bloei van Leiden kon strekken had steeds zijn warmen steun, getuige zijn kracht dadige medewerking o. a. tot de verbreeding van de Paarden- steeg, thans Prinsessekadede oprichting van de Electrische Centrale; de herschepping van het complex onhygiënische woningen aan de Geeregracht in een gezonde volkswijk; de oprichting van een idiotengesticht en niet het minst de om zetting van de stadstram en aangrenzende tramlijnen in een electrisch bedrijf. Aan de gestichten Endegeest en Rhijngeest wijdde hij zijne onvermoeide zorgen, terwijl hem zijn vroegere werkkring zeer te stade kwam als voorzitter van de Commissie voor de Strafver ordeningen. Ook de bloei der Leidsche Universiteit en hare belangen en die der studeerende jongelingschap maakten een groot deel uit van zijne onverpoosde zorgen. Bij het aanvaarden van zijn ambt werd hem door den toen- maligen waarnemenden Voorzitter, wijlen den heer Juta, het navolgende toegevoegd «Moge eenmaal ook van u worden getuigd, dat gij een zegen voor de gemeente Leiden zijt geweest, die onder uw bestuur in welvaart en bloei is toegenomen." Met volle overtuiging kunnen wij beamen, dat de wensch van den Voorzitter is vervuld geworden. Het bestuur van Mr. de Ridder is een zegen voor Leiden geweest. Onder zijn bestuur heeft onze gemeente zich krachtig ont wikkeld. De beloften, die hij ons bij zijne installatie deed, hij heeft ze geheel ingelost! Zelfs tot op de laatste oogenblikken zijns levens is hem zijn ijver en toewijding aan de zaken, waarover hij gesteld was, bijgebleven. Zijn laatste bestuursdaad, slechts kort voor zijn verscheiden, toen hij namelijk niet zonder inspanning, nog enkele uitgaande stukken teekende, getuigt op welsprekende wijze hiervan. Mr. de Ridder heeft dus volle aanspraak op onze waardeering en erkentelijkheid en ik twijfel er dan ook niet aan, dat zijn aandenken bij ons allen, bij mede- en tegenstander, steeds in dankbare herinnering zal blijven. Ik geef nu het woord aan den heer Fockema Andreae die het mij gevraagd heeft. De heer Fockema Andreae. M. d. V. U heeft gesproken als voorzittend Wethouder, het gebruik brengt mede, dat in treurige omstandigheden als deze ook het oudste raadslid namens den Raad een woord spreekt. Ik volg heden dit gebruik gaarne, want het heeft een goeden grond. Of de Raad zijne, taak naar eisch zal vervullen, hangt voor een groot deel hiervan af, hoe hij wordt geleid. De Burgemeester, die nu van ons is gegaan, stond, toen hij voor groot 6 jaar hier optrad, voor eene moeilijke taak. Hij was een vreemdeling in de gemeente, den Raad kende hij volstrekt niet, en het ambt van Burgemeester vervulde hij voor het eerst. Maar wij mogen het gerust verklaren de moei lijkheden in dat alles gelegen, heeft hij uitmuntend overwonnen. En hierover vooral kunnen wij oordeelen en mogen wij getuigen hij is een goede voorzitter van den Raad geweest. Zeker, hij heeft niet altijd ons allen bevredigd; wien is dat gegeven? Zijne voorgangers deden het niet, en zijn opvolger zal het niet doen. Maar dit staat vasthij heeft zich zeer spoedig weten te werken in wat Leiden aanging en hij was in den regel naar eisch op de hoogte van de te behandelen zaken hij verdedigde het standpunt van Burgemeester en Wethouders kort en duidelijk; hij wist de discussiën zoo te leiden, dat elke meening zich kon doen hooren, en dat het te nemen besluit werkelijk het gevoelen van de meerderheid van den Raad met juistheid weergaf. Mr. de Ridder presideerde met een kracht, die aan de humaniteit niet te kort deed. Toen hij na zijn laatste verlof in ons midden terugkeerde, baarde de zwakte, waarvan zijn uiterlijk getuigde ongetwijfeld ons allen zorg en wij vroegen ons angstig af, hoe hij bestand zou zijn tegen de buitengewone vermoeienis der begrootings discussiën. En toch, hij heeft misschien geene vergadering beter gepresideerd, dan die over de laatste begrooting Nu zijn snelle dood ons voor oogen heeft gesteld, hoezeer zijne gezondheid reeds was gesloopt, waardeeren wij dubbel, dat hij tot het laatst met kracht heeft gewerkt aan wat hij het belang der gemeente achtte. Wij zullen de goede eigenschappen, die wij in hem leerden kennen, in dankbare herinnering houden. De Voorzitter. Verder heb ik de eer aan de vergadering mede te deelen, dat het Dagelijksch Bestuur gisterenmiddag een bezoek van rouwbeklag heeft gebracht aan Mevrouw de Weduwe de Ridder. Ik stel voor om namens den Raad de kennisgeving van Mevrouw de Ridder te beantwoorden met een brief van rouw beklag. Aldus wordt besloten. Niemand verder het woor d verlangende wordt de vergadering hierop door den Voorzitter gesloten. Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1909 | | pagina 1