168 DONDERDAG 11 NOVEMBER 1909. De beraadslaging wordt gesloten en het voorstel zonder hoofdelijke stemming aangenomen. XV. Voorstel tot aankoop van de perceelen Lange Vrouwen kerksteeg Nis 9, 11, 13 en 15 en tot beschikbaarstelling van de daarvoor benoodigde gelden. (Zie Ing. St. n°. 290). Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. XVI. Verordening, regelende het onderwijs aan spraakge- brekkige kinderen te Leiden. (Zie Ing St. n°. 286). De heer Vergouwen. M. d. V. Het heeft mij verwonderd, dat dit voorstel is ingediend eenerzijds en anderzijds weer niet. Het heeft mij verwonderd in zooverre, dat het onder wijs, dat bij deze verordening geregeld zal worden, alleen ge geven zal worden aan spraakgebrekkige kinderen »wier gebre ken te verbeteren zijn door spraakonderwijs". In het prae- advies wordt dat heel duidelijk op den voorgrond gesteld en er wordt ook bijgezegd, dat spraakgebreken, die het gevolg zijn van organische afwijkingen van keel of neus, er geheel buiten vallen, omdat die feitelijk onder medische behande ling moeten worden gesteld. Het geldt hier dus alleen die spraakgebreken, die door spraakonderwijs te verbeteren zijn. Nu hebben wij onlangs gehad een voorstel tot het instellen van een nieuw instituut tot het verbeteren van het zang onderwijs en nu verwondert het mij, dat nu weer wordt voor gesteld, een nieuw instituut te stichten tot verbetering van het spraakonderwijs. Nu is het ontegenzeggelijk waar, dat ver schillende kinderen, wanneer zij op school komen, heel slecht kunnen spreken, als gevolg van een verkeerde opvoeding; öf de ouders kunnen het kind niet opvoeden, of zij hebben, zooals dat gebruikelijk is, met het kind meegestotterd, mee- gelispeld, maar in elk geval hebben zij de verkeerde uitspraak van het kind overgenomen en het zoodoende verergerd in plaats van verbeterd. Ik heb evenwel de ondervinding opge daan, dat in de laagste klassen van de school veel gedaan kan worden en veel gedaan is ter verbetering van het slechte spreken en het verwondert mij dan ook, dat men daar afzon derlijk onderwijs voor noodig acht lk heb dienaangaande nog wel eenige ervaring en ik heb het dikwijls meegemaakt, dat kinderen op school kwamen en slecht konden spreken, doch dat de gebreken op school geheel werden verholpen. Dan moesten zij wel eens even nablijven en werden dan afzonder lijk behandeld, maar over het aigemeen werden zij in de school gecureerd, zoodat, als de kinderen van school gingen, zij be hoorlijk konden spreken. De onderwijzer kan in overleg tre den met de ouders en verschillende maatregelen nemen, om die gebreken te verhelpen, doch ik vind het niet noodig, er een afzonderlijke inrichting voor te maken en daar extra geld voor uit te geven. De heer Sijtsma. M. d. V. Ik zou gaarne enkele opmerkingen willen maken naar aanleiding van hetgeen de heer Vergouwen heeft gezegd. Het leek hem vreemd toe, dat een dergelijke inrichting noodig is, zeide hij, doch de cijfers, die wij voor ons hebben, wijzen het toch wel uit. Er zijn op openbare scholen voor on- en minvermogenden immers niet minder dan 314 leerlingen en daaronder zeer velen in de hoogere klassen, die met spraakgebreken behebt zijn. Aan de bijzondere scholen heeten er maar 51 te zijn en nu zou men daaruit misschien de conclusie kunnen trekken, dat de kinderen van bijzondere scholen die gebreken niet hebben, doch ik vermoed, dat het onderzoek niet zoo heel streng is geweest. Het blijkt evenwel, dat er behoefte bestaat aan spraakonderwijs. Wanneer dat in de school zelf bij de gewone lessen kon gebeuren, dan was dat beter, dit stem ik toe, doch de ervaring heeft geleerd, dat het niet gaat. Waar wij nu trachten, de kinderen door het onderwijs zooveel mogelijk strijdvaardig te maken voor hun leven, daar is het ook noodig, dat wij ze zoo goed mogelijk leeren spreken. Behalve dat zij misschien later nog eens in den Raad moeten spreken, moeten zij ook in het openbare leven spreken. Ik heb deze voordracht dus van harte toegejuicht, maar ik heb toch ook enkele vragen te stellen. In de eerste plaatswaarom moeten de scholen der tweede en eerste klasse worden uit gesloten? Vooral de scholen tweede klasse? Daar zijn kinderen genoeg, wier ouders het niet zoo goed kunnen betalen, en extra lessen zijn altijd duur, terwijl spreeklessen bijzonder duur zijn. Wanneer wij nu eenmaal het spraakonderwijs aan pakken, dan moeten wij dat, dunkt mij, ook open stellen voor de leerlingen van alle scholen, voor zoover ze er behoefte aan hebben. Nu een tweede vraag. Waarom moeten er behalve de leerares van Kaathoven, die heel geschikt is om aan het hoofd te staan, alleen onderwijzeressen zijn? De heer Ver gouwen heeft er op gewezen, dat men de spraakgebreken in de scholen kan verhelpen, wanneer er onderwijzers zijn, die er tact en geschiktheid voor bezitten, maar, al ga ik zoo ver niet, ik geloof toch ook, dat er behalve onderwijzeressen ook onderwijzers zijn, die er de uoodige geschiktheid voor bezitten, en waarom zouden die dan worden buitengesloten Waarom per sé alleen onderwijzeressen Nu is mij juist dezer dagen ook ter oore gekomen, dat hier te Leiden wel meer spreeklessen worden gegeven, o. a. door een dame, die haar diploma heeft als spraakleerares, en die zou zich ook bij Burgemeester en Wethouders hebben aangemeld. Ik weet natuurlijk niet, welke voorwaarden ze heeft gesteld. Maar wanneer wij naast mejuffrouw van Kaathoven nog een andere leerares hadden, die gediplomeerd was en die een niet al te hoogen prijs vroeg, dan geloof ik, dat wij dit zeer gewenscht zouden moeten achten. Hoe dan ook, ik juich de voordracht van Burge meester en Wethouders van harte toe, omdat wij mogen verwachten, dat zij weer iels zal bijdragen tot de verbetering van ons onderwijs. De heer Meuleman. M. d. V. Ik moet zeggen, dat ik de bezwaren van den heer Vergouwen met verbazing heb gehoord. Hoe ik er ook over zit te tobben, er achter te komen wat hij toch bedoeld heeft, ik ben er nog niet achterHij beweert, dat er in de stukken staat, dat wij eigenlijk alleen spreekles verstrekken aan kindertjes, die door verkeerde aanwenselen niet goed spreken. Dat is absoluut onjuist. Er staat in de stukken alleen, dat natuurlijk! kinderen uitgesloten zijn, wier spraakgebreken een gevolg zijn van organische afwijkingen van keel of neusals adenoïde vegetaties, vergroote amandelen, acute of chronische catarrhen der bovenste luchtwegen, enz. Er staat volstrekt niet bij, dat kindertjes uitgesloten zijn, die spraakgebrekkig zijn, omdat zij organische gebreken hebben aan de spreekspieren, die niet in staat zijn daardoor hun spieren goed te gebruiken. Dat is niet een quaestie van den wil: een kind dat heeft leeren stotteren, en het nu weer moet afleeren, maar een quaestie van niet goed spreken kunnen. Hoe het mogelijk is, in een klasse van veertig kindertjes, waarbij er misschien twee spraakgebreken hebben, spreekles te geven, zonder den gang van het gewone onderwijs te ver storen, is mij niet duidelijk. Ook zal op deze wijze de spreekles niet tot haar recht kunnen komen. En dat is buitengewoon noodig. De voordracht van Burgemeester en Wethouders begroet ik met groote instemming. En wat de opmerking van den heer Sijtsma betreft, ik houd het er voor, dat wij hier staan voor een proef, en als die lukt, dan volgt uitbreiding van zelf. Daarom zou ik den heer Sijtsma in overweging willen geven niet te sterk op te spoedige uitbreiding aan te dringen. Zetten wij de zaak al te grootsch op, dan zullen de kosten misschien afschrikken De kosten bedragen nu maar f 1400, terwijl de proeven, door Mej. van Kaathoven uit eigen beweging onder nomen, ons het recht geven, van dit onderwijs groote verwach tingen te koesteren. Ik mag den Raad dus wel in overweging geven, met deze voordracht mede te gaan. De heer Carpentier Alting. M. d. V. Naar aanleiding van de opmerking van den heer Vergouwen, dat de onderwijzers zelf wel in staat zijn op de scholen het onderwijs te geven, waarvoor thans een afzonderlijke cursus wordt voorgesteld, moet ik er toch even de aandacht op vestigen, het spijt mij, dat ik de cijfers niet voor mij heb dat er in het rapport van de sub-commissie van de Schoolcommissie een becijfering voorkomt, een opgave van cijfers omtrent de frequentie van spraakgebreken bij leerlingen van verschillende klassen, waaruit wel degelijk blijkt, dat het gewone onderwijs de spraak gebreken niet verbeterd heeft en dus ook blijkbaar niet ver beteren kan. Immers, wij zien, als wij de cijfers van de laagste tot de hoogste klassen nagaan, geen afneming van het aantal spraakgebrekkigen bij de hoogere klassen, maar een schom meling. Men moet de verbetering van spraakgebreken dus in andere richting zoeken en wel, ook m.i. zeer beslist in de richting van speciale deskundige leiding. Het is om deze reden, dat ik meen de aanneming der voordracht van Burge meester en Wethouders ernstig te moeten aanbevelen. De heer Vergouwen. M. d. V. Mag ik even antwoorden op hetgeen is aangevoerd geworden naar aanleiding van wat ik in het midden heb gebracht. Er is gezegd, dat wij toch de cijfers voor ons hebben, die het ons aantoonen. Dat geef ik toe, maar ik meen toch, dat dat aantal krachtens de ervaring wel degelijk zou zijn te verminderen door het onderwijs op de school. Ik heb zoo straks al gezegd, dat vroeger, (tegen woordig gaat dat blijkbaar anders) zoo een spraakgebrekkig kind na den schooltijd nog eenige oogenblikken werd gehouden en afzonderlijk behandeld; er werd dan met de ouders over gesproken en er werden in overleg met de ouders maatregelen genomen, om die kinderen zoo goed mogelijk te leeren spreken en door die samenwerking tusschen onderwijzers en ouders werden zeer goede resultaten verkregen. Men kon zien, dat de gebreken in hoofdzaak het gevolg waren van een aanwensel of een verkeerde opvoeding. Ik ontken dus niet, dat dat aantal er is, maar ik beweer, dat een groot gedeelte daarvan wel op de school zou kunnen worden geholpen op welke wijze

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1909 | | pagina 4