GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
130
INGEKOHEI STUKKEK.
N°. 298. Leiden, 9 November 1909.
De Commissie van Financiën heeft de eer U mede te deelen,
dat7'zij geene bedenking heeft tegen den door Burgemeester
en Wethouders, bij Ing. St. nis. 289 en 290 voorgestelden
aankoop van'de perceelen aan de Langegracht Sectie B, nis.
538 en*539 en van de huisjes in de Lange Vrouwenkerksteeg
nis 9, \\t 13 en 15, voor de daarbij vermelde koopsommen.
Zij adviseert U overeenkomstig die voordrachten te be
sluiten en, in verband daarmede, tot vaststelling van de
daarbij overgelegde begrootingsstaten over te gaan.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
N° 299. Leiden, 10 November 1909.
De Commissie voor Huishoudelijke Verordeningen heeft,
naar aanleiding van het in onze handen gesteld voorstel van
Burgemeester en Wethouders, betreffende het geven van
onderwijs aan spraakgebrekkige kinderen, de eer 11 wen Raad
mede te deelen dat dit voorstel haar geen aanleiding heeft
gegeven tot opmerkingen.
Namens voornoemde Commissie,
P. E. Briët.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
N°. 300. Leiden, 12 November 1909.
Toen bij de behandeling van Volgnr. 150 van de gemeente-
begrooting voor het loopende dienstjaar in een der secties
van der» Gemeenteraad de meening werd uitgesproken, dat
nu van staatswege het bijzonder lager onderwijs wordt ge
subsidieerd, het op den weg der gemeente zou liggen om
het bijzonder bewaarschoolonderwijs te subsidieeren, ver
klaarde ons college zijn oordeel omtrent deze aangelegenheid
te willen opschorten, totdat de commissie voor de bewaar
scholen van haar gevoelen daaromtrent zou hebben blijk
gegeven.
En toen nu onlangs bij de behandeling van datzelfde artikel
voor de begrooting van het volgend dienstjaar rloor meerdere
leden op die subsidieering Werd aangedrongen, konden wij
antwoorden dat ons onderzoek inmiddels zoo ver gevorderd
was, dat weldra een beslissing van ons college mocht wor
den tegemoet gezien, of een voorstel tot subsidieering van
het bijzonder bewaarschoolonderwijs Uwe Vergadering al dan
niet zou bereiken.
Inderdaad is die beslissing dan ook sedert gevallen. En ons
college is op grond van het ingesteld onderzoek tot de
slotsom gekomen, dat voor het verleenen van steun aan het
bijzonder bewaarschoolonderwijs wel termen aanwezig zijn.
Nadat toch de commissie voor de bewaarscholen ons den
30en November 1908 had bericht, dat subsidieering van het
bijzonder bewaarschoolonderwijs naar hare meening wel ligt
in de lijn van het thans bij het Lager Onderwijs gevolgde
stelsel, en zij ons op ons verzoek bij haar schrijven van 27
Maart van dit jaar nader een overzicht had gegeven van de
voorwaarden, welke naar hare meening aan die subsidieering
zouden moeten worden verbonden, om de noodige waarborgen
te hebben dat de verstrekte gelden behoorlijk aan het be
waarschoolonderwijs zouden worden dienstbaar gemaakt,
stelde ons college een onderzoek in naar het aantal leer
lingen, dat thans de bijzondere bewaarscholen in deze
gemeente bezoekt, het aantal leerkrachten aan ieder dier
scholen verbonden, de eventueele bevoegdheden, aan de leer
krachten toegekend, alsmede omtrent den rooster van werk
zaamheden, welke c. q. aan ieder dier scholen mocht worden
gevolgd. En dit eensdeels om de financieele gevolgen te
kunnen berekenen, welke een eventueel besluit Uwer Verga
dering tot subsidieering van het bijzonder bewaarschool
onderwijs voor de gemeente zou meebrengen, anderdeels om
met meer kennis van zaken een oordeel te kunnen vormen
over de voorwaarden, welke bij die subsidieering zouden
moeten worden opgelegd.
Immers omtrent de zaak zelve, het beginsel, bestond bij
ons college slechts weinig verschil van meening. De groote
meerderheid van ons college toch was van meening dat voor
het verleenen dezer subsidie wel termen aanwezig waren,
zij het dan, dat men daar eenvoudig een eisch van billijk
heid in zag, of wel dat men meende, dat er alleszins aanlei
ding bestond om de bijzondere bewaarscholen van gemeente
wege te steunen, nu telken jare meer bleek, dat op de
openbare bewaarscholen plaats te kort kwam en daar dus
leerlingen moesten worden afgewezen. Slechts één lid was
bepaald tegen het verleenen dezer subsidie gekant. Hij toch
was van oordeel dat het niet aanging uit de gemeentekas
gelden beschikbaar te stellen ten behoeve van het bijzonder
bewaarschoolonderwijs, zoolang de gemeente uit financieele
overwegingen in gebreke moest blijven in haar eigen onder
wijs behoorlijk te voorzien. En dan wees hij er op, hoe her
haaldelijk in de laatste jaren bij de behandeling der gemeente-
begrooting op uitbreiding van het aantal openbare bewaar
scholen was aangedrongen, en dat dan steeds het antwoord
afwijzend had moeten zijn, op grond dat de gemeentefman-
ciën niet toelieten geld voor dat doel beschikbaar te stellen,
waar immers de gemeenten niet wettelijk tot het geven van
bewaarschoolonderwijs verplicht waren. Waar men dus met
een beroep op de gemeentefinanciën van een als noodig erkende
uitbreiding van het openbaar bewaarschoolonderwijs afzag,
daar ging het toch niet aan, voor het bijzonder bewaarschool
onderwijs wèl gelden uit de gemeentekas beschikbaar te stellen.
Tegenover deze bezwaren werd echter anderzijds weer
aangevoerd, dat het toch niet te ontkennen viel dat de open
bare bewaarscholen door de bijzondere bewaarscholen werden
ontlast, en dat het voor de gemeente toch financieel veel be-
zwarender zou zijn om een geheel nieuwe bewaarschool met
al het daaraan verbonden personeel op te richten, dan aan de
reeds bestaande bijzondere bewaarscholen financieelen steun
te verleenen. En al had dus de gemeente het bewaarschool
onderwijs binnen den kring harer bemoeiingen getrokken, zoo
behoefde dit nog geen reden te zijn, om deze geheel vrijwillig
aanvaarde taak nu ook in al haar consequenties op de ge
meente te laten drukken.
Intusschen, dat aan het verleenen van subsidie voorwaarden
zouden moeten worden verbonden, sprak van zelf. Immers
gaat de gemeente geldelijken steun verleenen, dan moet zij ook
zooveel mogelijk zekerheid hebben, eensdeels, dat het onder
wijs zelve aan billijke eischen voldoet en anderdeels dat het
gegeven wordt in localiteiten, waar behoorlijk met de eischen
van de openbare hygiene wordt rekening gehouden. Zoo zullen
met name voorwaarden moeten worden gesteld ten aanzien
van aantal en bevoegdheid der leerkrachten, de vaststelling
van den rooster, de inrichting der lokalen, het maximum
schoolgeld, dat zal mogen worden geheven, als anderszins.
Voor een deel zullen die voorwaarden door Uwe Vergadering
zelve moeten worden gesteld, voor een ander deel zullen zij,
naar wij meenen, aan ons college kunnen worden overgelaten.
Wij bedoelen die ten aanzien van de voor de leerlingen
vereischte ruimte, ten aanzien van verlichting en ventilatie,
aantal en inrichting der privaten, inrichting der lokalen enz.
Waar slechts enkele aanvragen om subsidie te wachten zijn,
daar zijn wij het volkomen met de bewaarschoolcommissie
eens, dat het geen aanbeveling Kan verdienen eischen als
hier bedoeld in bijzonderheden in een verordening neer te
leggen. En voor zoover de voorwaarden door Uwe Vergadering
zelve zouden moeten worden gesteld, meenen wij te mogen
verwijzen naar den inhoud der verordening die u hieronder
ter vaststelling wordt aangeboden. Verdere toelichting behoe
ven de daarin opgenomen voorwaarden, naar het ons voor
komt, hier niet, omdat hunne strekking voldoende uit den
inhoud der bepalingen zelve blijkt.
Slechts omtrent één artikel wenscheri wij een uitzondering
te maken. Het betreft de overgangsbepaling van art. 16
waarin aan ons college de bevoegdheid wordt gegeven om
van de bepalingen betreffende de vereischte bevoegdheid der
leerkrachten en de aan de localiteiten te stellen eischen voor
den tijd van ten hoogste 5 jaren na het in werking treden
dezer verordening dispensatie te verleenen. Immers bij het
door ons ingesteld onderzoek is ons gebleken, dat aan twee
van de vier bijzondere bewaarscholen, en wel aan die, welke
door verreweg de meeste leerlingen worden bezocht, geen
enkele der daarbij werkzame leerkrachten in het bezit is van
eenige acte Voorts zullen uit den aard der zaak de bestaande
gebouwen, waarin thans aan die scholen onderwijs wordt
gegeven, niet voldoen aan de eischen, welke thans zullen
moeten worden gesteld om voor het vervolg voor subsidie in
aanmerking te komen. Gaat men dus niet in een eenigszins
ruime overgangsbepaling afwijking van deze eischen mogelijk
maken, dan staat dit gelijk met verschillende bewaarscholen
voor langeren tijd van het verkrijgen dezer subsidie uit te
sluiten. Immers voor het verkrijgen van een acte, die de be
voegdheid geeft om bewaarschoolonderwijs te geven, moet
een cursus van ten minste 3 jaren worden gevolgd en van
den anderen kant kunnen bestaande gebouwen niet maar zoo
in een ommezien met de nieuwe eischen in overeenstemming
worden gebracht. Ons college de gelegenheid te openen om
voor den tijd van ten hoogste 5 jaar afwijking van die eischen
toe te staan, is dus alleszins rationeel. Ons college zal dan telken