156 DONDERDAG 28 OCTOBER 1909. De heer Briët. M. d. V. Ik wenscbte te vragen, of het gratis afstaan aan de 3-Octobervereeniging van de Gehoorzaal berust op een raadsbesluit, en zoo niet, wat dan de reden is, dat die zaal aan de Oranje-vereeniging zelfs tegen betaling geweigerd wordt Indien het gratis-afstaan niet berust op een raadsbesluit, dan heeft, dunkt mij, de Oranje-vereeniging er nog meer recht op. De heer van der Lip. M. cj. V. Ik kan alleen antwoorden, dat het hier een zeker - gewoonterecht geldt. Zoolang de 3-Octobervereeniging bestaat is altijd de Gehoorzaal voor die vereeniging gereserveerd voor het geval, dat het feest door slechte weersgesteldheid niet buiten kan plaats hebben. Wordt nu het feest buiten gehouden, dan wordt de zaal natuurlijk niet gebruikt, maar omdat dé 3-Octobervereeniging niet voor het geval wil komen te staan, dat zij geen gelegenheid heeft om feest te vieren, wordt de Gehoorzaal altijd voor haar open gehouden. De heer Briët. M. d. V. Ik wil alleen constateeren, dat er dus géén enkel recht bestaat voor de 3-Octobervéreeniging op die zaal. Er staat in de voorwaarden voor de verpachting »dat voor openbare bijeenkomsten welke ten algemeenen nutte strekken, door den Raad vermindering vah huur kan worden toegestaan, of geheele ontheffing kan worden verleend." Al berust het dus op een gewoonte, het is dan in strijd met de voorwaarden van verpachting van de Gehoorzaal. De Voorzitter. Ik meen, dat tegen hetgeen u gezegd hebt op zich zelf niets te zeggen is, maar men heeft hier te doen met een gewoonte, welke reeds 23 jaar bestaat en nu meen ik, dat daarom in deze wel eenige consideratie mag betoond worden. De heer Vergouwen. Namens Burgemeester en Wethouders is er gesproken van een gewoonterecht, maar waar een ge woonterecht is, bestaat toch ook een gewoonte. En nu zou ik willen vragen, hoe slecht het weder wel zou moeten zijn, dat de 3-October-feestviering niet buiten gevierd wordt. Wij hebben het vaak bijgewoond, dat het regende dat het goot, dat het land bijna niet te beloop'en was; toch werd er buiten feest gevierd. Verleden jaar hebben wij het gezien en ook dit jaar. Het is nu eenmaal gewoonte om buiten feest te vieren en de Gehoorzaal niet te gebruiken. Op die wijze heeft het reserveeren van de Gehoorzaal voor de vereeniging geen beteekenis meer, en dit klemt te meer, wannéér eene andere vereeniging voor het gebruik van de zaal wil betalen. De Voorzitter. Ik geloof toch, dat de heer Vergouwen in zijne historische herinneringen eenigszins faalt. Het is toch een paar maal gebeurd, dat de 3-Octobervereeniging des avonds van de Gehoorzaal gebruik maakte; dat was in 1894 en na dien tijd nog eens en verder heeft zij ook meermalen 's middags de' zaal gebruikt o. a. voor repetitie voor een con cours vanmuziekcorpsen. Men kan dus niet zeggen, dat de 3-Octobervereeniging bij menschenheugënis geen gebruik van de zaal heeft gemaakt. Dat zij het niet zoo spoedig doet, ligt daaraan, dat nu eenmaal het vuurwerk al besteld is en men het publiek niet ligt tevreden stelt zonder vuurwerk. Ik sprak hoofdzakelijk over de avondfeesten. Nu kan il^ der Oranjevereeniging geen raad geven, maar mijne opvatting en die van meerderen is, dat die vereeniging meer succes zou hebben met hare feestviering, wanneer die niet viel op 3 October, althans niet wat het avondfeest betreft, want eene verzameling van 1300 personen, zooals op 5 October het geval was, zal men niet bijeen krijgen op 3 October. Daarom geloof ik niet dat het aandringen om de zaal op 3 October te krijgen^ in het belang zou zijn van de feestvierende vereeniging zelve. De heer Fokker. M. d. V. ik kan mij levendig begrijpen, dat het den leden van het bestuur der Oranjevereeniging heeft gestoken, toen zij op 3 October de zaal wilde hebben, dit niet kon, omdat de gewoonte, het gewoonterecht zeide de heer van der Lip, medebracht, dat de 3-Octobervereeniging over de zaal moest beschikken endeze per slot niet gebruikte. Ik kan mij begrijpen, dat men in de kringen .van het deel der burgerij, dat op andere wijze wil feestvieren, dan op het Schuttersveld en juist in die zaal had willen bijeenkomen, dat met leede oogen heeft gezien. En mijn ge voel van billijkheid komt er tegen op, dat de zaal gratis wordt gegeven aan de 3-Octobervereeniging en dat men de dan speciaal «Christelijke" Oranjevereeniging er voor doet betalen; als men de zaal aan de eene vereeniging gratis geeft, kan men haar voor hetzelfde doel ook wel gratis aan eene andere vereeniging geven. Daarom zou ik er prijs op stellen, dat teneinde de billijkheid te betrachten, in het ver volg de zaal niet meer werd gegeven kosteloos aan de 3-Octobervereeniging, wanneer het blijkt dat eene andere serieuse vereeniging ook de zaal wil hebben. Men zou dan bijv. om beurten de zaal kunnen geven, het eene jaar aan de 3-Octobervereeniging en het andere jaar aan de andere vereeniging. De heer van der Lip. Ik apprecieer zèer de goede bedoeling van den heer Fokker ten opzichte van, de Christelijke Oranje vereeniging. Ik zou die vereeniging ook gaarne ter wille zijn, m&ar toch zij mij de opmerking veroorloofd, dat de 3-October vereeniging de oudste brieven heeft en telken jare een feest organiseert, waaraan alle burgers kunnen deelnemen. De Oranjevereeniging omvat slechts een gedeelte van de burgerij. Het volgende jaar kan er wel weer eene nieuwe vereeniging worden opgericht met een dergelijk doel. Waar moet het dan heen, wanneer wij al die vereenigingen gelijk willen behandelen? Hoe moeten wij dan doen met de Gehoorzaal? Hier moet wel degelijk gelden de kwestie van anciënniteit. De 3-Octobervereeniging is altijd de officieele vereeniging geweest, die een feest organiseerde voor de geheele burgerij en wanneer wij nu de Gehoorzaal dien avond aan de andere vereeniging afstaan, kan het gebeuren bij slecht weer, dat de 3-Octobervereenigirig nergens terecht kan. Ik moet er dus tegen opkomen, dat men de Oranjevereeniging en de 3-October vereeniging geheel op één lijn wil stellen. De heer Briët. M. d. V. Ik kan het niet met den heer van der Lip eens zijn. Er zijn menschen in onze stad, die op kalmer wijze den 3-Octoberavond wenschen door te bren gen, dan op het Schuttersveld en ik vind het niet onbillijk dié menschen in de gelegenheid te stellen 's avonds in de Gehoorzaal te komen, maar wel, dat die zaal ongebruikt blijft, terwijl een andere vereeniging haar gaarne zou gebruiken. Ik zie niet in, waarom de Oranjevereeniging in deze niet evenveel recht heeft als de 3-Octobervereeniging. De heer Roem. M. d. V. Zou de zaal dan niet, als het mooi weer is, aan de Oranjevereeniging gegeven kunnen worden De Voorzitter. Men kan eerst 's avonds om 5 uur wetgn, of de 3-Octobervereeniging al dan niet van de zaal gebruik zal maken. Regent het dan flink, dan zal zij dat ook wel doen, maar indien het eerst later gaat regenen, dan zal zij van het Schuttersveld gebruik maken in verband met het aangekondigde vuurwerk. Het is dus niet mogelijk om de zaal bij mooi weer voor de Oranjevereeniging te reservee ren, daar men het pas 's avonds om 5 uur kan weten, of de zaal vrij is en het dan te laat is voor eene andere vereeni ging, om te publiceeren. De heer* Roem. M. d. V.' Vroeger jaren werd bij het afge lasten van schutterijdienst een vlaggetje geheschen op de Waag. De Voorzitter. Jk kan begrijpen, dat men gaarne een feest organiseert op 3 October, maar ik geloof dat als het bestuur der Oranjevereeniging het vóór en tegen eens ernstig over weegt, het wellicht tot de conclusie zal komen, dat het beter is haar feest niet op den avond van 3 October te houden. Wij zullen intusschen de zaak overwegen; misschien dat zich een uitweg voordoet. De beraadslaging wordt gesloten en volgn. 167 zonder* hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over volgn. 168, luidende: vSubsidièn aan schouwburgen of muziekkorpsenf 5500." De heer van Hoeken. M. d. V. Ik vraag stemming over sub. a van dezen post. De heer Wii-deboer. M. d. V. Het heeft mij moeite gekost een juist oordeel over deze quaestie te vellen. Wanneer het hier gold het voor den eerste maal toekennen van een sub sidie aan een Schouwburgvereeniging, dan zou ik geen oogen- blik aarzelen met er tegen te stemmen. Maar de zaak staat niet aldus. In 1898 is een voorstel ge daan en door de toenmalige meerderheid aangenomen, om gedurende 15 jaar jaarlijks f 1500 uit te keeren. -Ik heb mij afgevraagd: wat is de beteekenis van die uitkeering en waartoe kan zij latere gemeenteraadsleden verplichten? Ter beantwoording van die vraag heb ik mij licht verschaft in de begrootingsdebatten van 1898 en 1899. In het- bijzonder heeft mij daarbij getroffen het scherpzinnig pleidooi aan den eenen kant van den' heer van der Lip, aan den anderen kant van den heer Aalberèe. Ik zal nu zeer belangrijke gezichts punten laten rusten en alleen zeggen, wat mij het meest heeft getroffen. Dat was in het pleidooi van den heer van der Lip het standpunt, dat wij hier te doen hebben met eene garantie en in de redeneering van den heer Aalberse het standpunt, dat het toekennen van 15 X 1500een schenking is geweest aan de Schouwburgvereeniging. Ik hoop, dat de heeren juristen het mij niet ten kwade zullen duiden, wanneer ik, ook na kennis genomen te hebben van hun scherpzinnig pleidooi, beweer, dat ik ook nog een eigen meaning heb over deze zaak. Naar mijne overtuiging hebben beide heeren voor een deel gelijk, voor een ander deel onge lijk. Indien de geheele toekenning van het subsidie eene garantie ware, dan ging ik zonder aarzelen met den heer

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1909 | | pagina 16