152 DONDERDAG 28 OCTOBER 1909. gedeelte is exercitieveld, eventueel bestemd voor park of iets dergelijks, het andere gedeelte is eigendom van de H. IJ. Spoorwegmaatschappij. Waar wil men nu gaan bouwen? De heer Korevaar. M. d. V. In antwoord op de vraag van den heer van Üoeken, waar daar in den omtrek van de toe komstige brug nog gebouwd kan worden, zou ik dit willen zeggen: op de vele bunders grond, die daarvoor blijkens de daarop staande met stratenplannen beschilderde borden wor den aangeboden. De beraadslaging wordt gesloten en volgn. 126 zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Volgn. 127 wordt .zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over volgn. '128, luidende: vKostenvan havens vaartenkaaimuren, sluizen, en andere waterwerken, f 14883" De heer Vergouwen. Ik heb hierbij slechts een vraag te doen, een vraag, die ik ook in de sectie heb gedaan, omdat ik meende, dat zij bij dit volgnummer behoorde, maar die niet in het verslag is opgenomen. Ik vermoed, dat de rap porteur gedacht heeft, dat het antwoord, mij in de sectie gegeven, voldoende was. Ik wilde nu vragen, hoe ver de stand van zaken is met betrekking tot een op te richten zwem inrichting. Ik meen, dat er in een gemeente als Leiden meer gelegenheid tot zwemmen moet bestaan dan er nu is. De heer Fockema Andreae heeft gesproken over het aantrekkelijk maken van Leiden, maar het bezitten van eene goede zwem- gelegenheid behoort ook tot de aantrekkelijkheden. De Voorzitter. In de secties zal u reeds wel geantwoord zijn, dat Burgemeester en Wethouders overtuigd zijn van de wenschelijkheid van eene goede zweminrichting. Wij zijn aan het overwegen van verschillende plannen en te gelegener tijd zal dus een voorstel te dezer zake den Raad wel bereiken. De beraadslaging wordt gesloten en volgn. 128 zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De volgnrs. 129 tot en met 133 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aan genomen. Beraadslaging over volgn. 134, luidende: Kosten voor het verstrekken van een aanleg voor duinwater 11558 De heer Fokker. M. d. V. Ik wensch voor te stellen dit volgnummer te verminderen met de f 1645 voor aanschaffing van een derden sproeiwagen. Waar deze wagen ook volgende begrootingen met meer dan 800 zal belasten, vind ik bij den benarden toestand der financiën geen vrijheid aan dit voorstel mijn stem te geven. Bovendien geloof ik niet, dat de aanschaffing van een derden sproeiwagen zoo dringend noodzakelijk is. De heer Korevaar. M. d. V. Wanneer de Raad eventueel dezen post niet aanneemt, zou hij Burgemeester en Wethou ders en mij in het bijzonder zeer ontlasten. Wij zouden dan kunnen zeggen: de Raad wil geen crediet geven, blijf maar in het stof zitten. Tallooze klachten over niet-sproeien hebben ons tot de overtuiging gebracht, dat er werkelijk een derde sproeiwagen noodig is. En nu kan men verschillen over de meerdere of mindere wenschelijkheid van meer sproeien, maar ik vind het wel opmerkelijk, dat in een gunstig jaar over het niet-sproeien dergelijke klachten komen. Want als ooit het sproeien niet noodig was, dan wel dit jaar. Toch kwamen er in het voorjaar tallooze klachten. Gebeurt dit in dit jaar, dat bijzonder nat is geweest, dan zullen er in een normaal jaar nog meer klachten komen. Wat betreft het rijden van de sproeiwagens als het niet noodig is, moet ik er op wijzen, dat de pachter van de reini ging, die de sproeiwagens bedient, betaald wordt per dag, dat de wagens rijden. Wanneer hij dus eenmaal uitgereden is, moeten wij voor een vollen dag betalen, terwijl wij niet kunnen weten, dat het later op den dag zal gaan regenen. De beste metereologische voorspellingen van deskundigen falen in dat opzicht wel, hoeveel te meer die van bouwkun digen. Vooral voor de buitenwegen is het bepaald noodig, dat er meer gesproeid wordt. De Voorzitter. Ik zou niet geheel willen onderschrijven, wat de heer Korevaar zegt. Ik zou niet willen, dat voor ons gemak de Raad dezen post afstemt. De grieven en bezwaar schriften, bij Burgemeester en Wethouders ingediend, en de stukken in de dagbladen hebben bij mij de overtuiging doen post vatten, dat vermeerdering van sproeiing en dus van sproeiwagens zeer noodig is. Voor een stad van een omvang als Leiden is geworden, blijken 2 sproeiwagens veel te weinig. De buitenwijken hebben een groote uitgebreidheid verkregen en die moeten ook bediend worden. Wij mogen, dunkt mij, een wensch van de ingezetenen, die zich zoo krachtig heeft geopen baard, niet opofferen aan een zuinigheid, die hier niet op haar plaats is. De beraadslaging wordt gesloten en het amendement van den heer Fokker in stemming gebracht. Vóór stemmen de heeren: van Tol, Briët, Timp, Sijtsma, Fokker, Aalberse, Meuleman, de Vries, van Hoeken, A. Mulder, Reimeringer, Bots, Vergouwen, van der Eist en P.J.Mulder. Tegen stemmen de heeren: Bosch, van der Lip, Roem, Wildeboer, Carpentier Alting, van Hamel, Korevaar, Zwiers, C-orts, de Boer, van Gruting, Kerstens, Fockema Andreae, Hoogenboom, en Driessen. De Voorzitter. Er hebben zich 15 leden vóór en 15 leden tegen het amendement verklaard, zoodat de stemmen staken. Het amendement zal dus in de volgende vergadering opnieuw in stemming komen, en volgn. 134 tot zoolang worden aan gehouden De volgnrs. 135 en 136 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De Voorzitter. Bij volgn. 137 komt in behandeling de begrooting van de Bank van Leening. Deze begrooting wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Volgn. 137, verhoogd met 81, wordt hierop zonder beraad slaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Algemeene beraadslaging over Hoofdstuk VII (Kosten van het onderwijs). De heer Fokker. M. d. V. Wat ik hier wensch op te merken, heb ik ook niet in de secties ter sprake kunnen brengen, maar naar aanleiding van de laatste benoeming in den Raad, nadat de begrooting in onze handen was, wensch ik toch eene enkele opmerking te maken over het onderwijs. Er is toch gebleken, dat er tusschen den Schoolopziener en Burgemeester en Wethouders geen eenstemmigheid heerscht. Zoo werd o. a. bij de benoeming aan de school le klasse door Burgemeester en Wethouders voorgedragen eene onderwijzeres, terwijl de Schoolopziener liever een onderwijzer had. Burge meester en Wethouders negeeren dit echter en stellen den Raad voor eene onderwijzeres te benoemen. De Schoolopziener antwoordt daarop: de heeren weten wel, dat ik er anders over denk, maar wanneer zij het zoo willen, dan zal ik mij bij de voordracht neerleggen. Ik wil nu eens aankondigen, dat ik mij voorstel bij gelegenheid een vraag te doen aan Burgemeester en Wethouders, wat de oorzaak is van het verschil tusschen Burgemeester en Wethouders en den School opziener, en wat Burgemeester en Wethouders aanleiding heeft gegeven om te volharden bij hun standpunt, dat afwijkt van dat van den Schoolopziener. Hetzelfde geldt ten aanzien van het vakonderwijs in de handwerken. De Voorzitter. Aangezien de heer Fokker nu geen ant woord verlangt, zullen wij met de beantwoording wachten, tot hij later zijn aangekondigde vraag zal doen. De algemeene beraadslaging wordt gesloten. De volgnrs. 138 en 139 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over volgn. 140, luidende: vToelagen en bijdragen tot opleiding van onderwijzers 5725". De Voorzitter. De heer Vergouwen stelt voor dit volgnummer met 1000 te verminderen. Ik geef het woord aan den heer Vergouwen tot toelichting van dit amendement. De heer Vergouwen. M. d. V. Ik kan dit amendement kort toelichten. De bedoeling is het bedrag voor toelagen aan kweekelingen van 2000 op f 1000 te brengen. Er is altijd gezegd: dat bedrag kan niet worden verminderd, maar nu blijkt, dat dit wel kan. In 1908 is slechts over ongeveer f 900 en in de 3 eerste kwartalen van 1909 over f 648 be schikt, zoodat dit ongeveer f 800 zal worden. Het blijkt dus, dat een bedrag van 1000 wel voldoende is, en waarom moet dan f 2000 worden genoteerd? Er wordt wel gezegd, dat er in de toekomst meer kweekelingen zullen komen, maar op dit oogenblik schijnt men het wel met f 1000 te kunnen doen. Voor elke kweekeling wordt uitgekeerd f 100, zoodat er nu 8 of 9 werkzaam zijn. Waarom het daar niet bij gelaten. Deze post is feitelijk de oorzaak, dat er velen blijven hangen in Leiden, voor wie het niet kwaad zou zijn, dat zij wat ervaringen buiten de gemeente opdeden en daarom is het goed dezen post niet te hoog te stellen. Dat er een aantal kweekelingen zijn is goed, maar ik zou dit bedrag willen beperken tot 1000; dan blijft er toch gelegenheid, dat een aantal kweekelingen zich hier bekwaamt en hand- en span diensten verricht.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1909 | | pagina 12