DONDERDAG 28
OCTOBER 1009.
151
moet, zooals men dat in 't dagelijksch leven noemt, behoorlijk
uitkomen. Aan dien eisch voldoet de nieuwe markt, en nu
willen de boeren, die hun standplaats op de oude markt
hebben, ook in dat voorrecht deelen. En daar de deskundigen
van de marktbeweging die wensch billijk achten, en de bloei
der markt een groot belang is voor de gemeente, vond ik het
niet verantwoord dien post niet op de begrooting te brengen.
De heer Roem. Ik kan mij wel aansluiten bij hetgeen de
heer Korevaar heeft gezegd. Maar waar hij zijne bevreemding
heeft te kennen gegeven, dat ik als lid van de Commissie
van Fabricage in de sectie dezen post niet heb verdedigd, daar
moet ik doen opmerken, dat de technische commissie in deze
niet is de Commissie van Fabricage, maar de Marktcommissie
en die Marktcommissie zegt, dat de straat hooger moet zijn.
Dat is alzoo niet eene quaestie, die tehuisbehoort bij de
Commissie van Fabricage. Ik kan mij met dezen post niet
vereenigen.
De heer van Gruting. In de eerste plaats is er door den
heer van Hoeken op gewezen, dat de een zijn vee gaarne wat
hooger, de andere het wat minder hoog geplaatst ziet. Voor
den verkooper is het een voordeel, dat het vee wat hoog
staat, omdat het dan beter uitkomt, maar de kooper heeft
het gaarne wat minder hoog geplaatst. Wanneer men het in
het algemeen vraagt: hoe wilt gij het hebben, dan zal men
ten antwoord krijgen: zooals bij de nieuwe veemarkt. Wat
betreft de plaats, waar de nieuwe bestrating zal worden aan
gebracht, is het mij gebleken, dat de meesten niet weten,
welke vakken worden bedoeld. Het is niet aan den kant van
de wed. Borgerding, maar aan den kant van van der Spek.
Wanneer men op een Vrijdag op de Beestenmarkt komt,
zal men zien, dat de meeste merischen in kuilen en putten
staan en de koeien verschillend hoog. En nu is het aan de
Marktcommissie gebleken, dat wanneer al die kuilen en putten
enz. zouden worden gelijk gemaakt, dat net zooveel zou kosten,
als wanneer alles geheel wordt bestraat. Wanneer men Vrijdags
den toestand ziet, dan zal iedereen moeten toegeven, dat
■verandering zeer noodig is. En aangezien nu die verande
ringen zoo groot zijn, dat bepaalde verstrating noodig is,
heeft de Marktcommissie en ook ook de Marktmeester voor
gesteld dezen arbeid nu te doen geschieden.
De heer van Hoeken. M. d. V. Ik zal alleen antwoorden
op hetgeen het laatste door den heer van Gruting gezegd is.
Ik geloof, dat zijn voorstelling van de slechte bestrating wel
wat overdreven is, want ik wil den heeren wel mededeelen,
dat die Beestenmarkt in den laatsten tijd bij regenachtig weer
mijn aandacht heeft getrokken en ik heb daar niet meer dan
2 kuiltjes kunnen vinden, ongeveer in het midden van de
bestating. En waar de heer van Gruting meent, dat men door
het lager zijn van de paden, waar de kooplieden verblijven,
een beteren toestand verkrijgt voor de boeren, geloof ik, dat
juist het omgekeerde het geval zal zijn, want nu ligt het
terrein zeer afhellend naar de Turfmarkt, maar dan zal het
als het ware volkomen vlak komen te liggen en dan komen
wij in een veel slechtere conditie dan nu. Als er sprake van
was om b. v. van de 4 rijen 3 te maken, dan zou ik er vol
mondig voorstemmen, maar deze verandering vind ik geld
weggooien.
De heer van Gruting. M. d. V. Slechts een enkel woord.
Ik noodig den heer van Hoeken uit Vrijdag a. s. als er markt
is, te komen kijken. Dan zal hij het met mij eens zijn, dat
verandering en verbetering noodig is.
De beraadslaging wordt gesloten en het amendement van
den heer van Hoeken in stemming gebracht.
Voor stemmen de heeren: Bosch, Roem, Timp, Zwiers,
Sijtsma, Aalberse, Meuleman, de Vries, van Hoeken, A. Mulder,
Bots, Driessen, Vergouwen, van der Eist en P. J. Mulder.
Tegen stemmen de heeren: van Tol, van der Lip, Briët,
Wildeboer, Carpentier Alting, van Hamel, Korevaar, Corts,
Fokker, de Boer, van Gruting, Kerstens, Reimeringer, Fockema
Andreae en Hoogenboom.
De Voorzitter. Aangezien de stemmen staken, moet in
een volgende vergadering over dit amendement worden be
slist en wordt volgn. 124 thans aangehouden. Ik stel mij
voor deze vergadering heden avond te doen plaats hebben.
Om mogelijke grieven over informaliteiten te voorkomen,
zullen de leden schriftelijk tot die vergadering worden op
geroepen.
Volgn. 125 wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
Beraadslaging over volgn. 126, luidende: Kosten van
bruggen en overzetverenf 29299".
De heer van Hoeken. Ik heb behoord tot die leden, die in
de secties den wensch hebben te kennen gegeven een brug
te leggen over de Haarlemmertrekvaai t bij Groenoord, al was
dit dan ook niet een brug voor het rij verkeer, die in de plaats
zou moeten komen van de half cirkelvormige singelbrug,
maar al was het slechts een brug voor voetgangers. Door de
gemeente is reeds eenige jaren geleden een pand daar ter
plaatse aangekocht, dat zou moeten dienen voor eene even
tueel daar te maken brug. Dat pand verkeert in een toestand,
waarop de gemeente Leiden niet trotsch behoeft te zijn. Er is
mij nog heden morgen door iemand meegedeeld, dat door een
dokter gezegd wasals het huis niet van de gemeente Leiden
was, dan zou ik adviseeren om het als krot af te keuren.
Ook met het oog daarop hebben wij den wensch te kennen
gegeven, dat daai ter plaatse een brug voor voetgangers zou
komen. Daarmede zouden niet alleen de bewoners van het
stadsgedeelte, waartoe ik ook behoor, gebaat zijn, maar ook de
lieden, die van den eenen kant naar den anderen moeten.
Hedenmorgen nog heb ik gezien, dat een vrouwtje, dat werk
zaamheden moest gaan verrichten, een geheelen omweg moest
maken langs den singel. Het is niet alleen dat ik een lans
breek voor de neringdoenden en andere betrokken personen,
maar ook voor de politie. Wij hebben het straks over de
politie gehad. Nu gaat er tegelijkertijd een agent van den
spoorweg af van de grens der gemeente en ook een van de
overzijde naar de stad. Dat zou mijns inziens tot vereen
voudiging strekken, indien zij zich van den eenen kant
naar den anderen konden begeven. Politietoezicht is daar
toch zeer noodig. Daarom waren wij het er over eens, dat
de noodzakelijkheid gebiedt, dat daar een goede brug
komt.
Het antwoord, dat wij gekregen bebbef^luidt: »Met het
oog op den tegenwoordigen stand der bebouwing aan de
zijde van den Maredijk schijnt deze brug ons vooralsnog niet
noodig."
Ik zou wel wenschen, dat Burgemeester en Wethouders
tot andere gedachten kwamen, want dit is mij zeer ondui
delijk. Mag ik daarom vragen, of Burgemeester en Wethou
ders geneigd zijn in deze zitting hun antwoord te verduide
lijken.
De heer Korevaar. M. d. V. De heer van Hoeken dringt
aan op een brug over de Haarlemmertrekvaart in tweeërlei
opzicht, in de eerste plaats wegens de eischen van het ver
keer en in de tweede plaats om de veiligheid, en daaruit
leidt hij af het financieel voordeel, dat er in gelegen is. Zoo
als vroeger bij aankoop van het huisje, waar eventueel een
brug zou moeten komen, al gezegd is: men wilde de gele
genheid daartoe reserveeren, meer niet. Maar het is toen al
de bedoeling geweest, dat alleen dan tot het bouwen van
een brug zou worden overgegaan, wanneer er werkelijk een
druk verkeer verwacht kon worden tusschen die twee oevers.
En nu is sedert den aankoop van dat huisje de toestand
niet veel veranderd. Een jaar of 4 geleden was er een begin
van eenigen aanbouw, maar die staat de laatste 3, 4 jaar
geheel stil. Wanneer de bewoners van beide oevers, èn van
den Maredijk èn van den Haarlemmertrekweg, zich willen
begeven naar het station of naar het centrum van de stad
over de Warmonderbrug, zullen zij niets winnen bij een brug
over de Haarlemmertrekvaart. Die brug zou dus alleen die
nen voor het verkeer tusschen de bewoners daar onderling.
Het door Burgemeester en Wethouders gegeven antwoord is
daaromtrent zeer juist; de bebouwing daar neemt niet zoo
toe, dat nu het maken van een brug aldaar voor onderling
verkeer gewettigd zou zijn. Want in dit jaar zijn aan die
oevers alleen gebouwd 14 hofjeswoningen, vlak bij het abat
toir, die niets geen belang hebben bij een brug. Verleden
jaar is er alleen gebouwd de Christelijke school, die er ook
niets geen belang bij heeft en twee jaar geleden zijn er 8
huizen gebouwd. Men kan dus niet zeggen, dat de bebou
wing daar van dien aard is, dat op het maken van een brug
aldaar moet worden aangedrongen.
Dat wij daartoe zouden moeten overgaan alleen omdat het
huisje, dat de gemeente gekocht heeft, slecht zou zijn, vind
ik erg gezocht. Is dat huisje bouwvallig, dan moet het wor
den geamoveerd, maar dit moet geheel afgescheiden worden
van de vraag, of daar een brug noodig is.
Ik meen dus, dat Burgemeester en Wethouders terecht
hebben geantwoord, dat er nu geen behoefte is om aldaar
een communicatie te maken. Wanneer dat ooit noodig wordt
geacht, dan zou ik er nog voor zijn om geen kosten te
maken van een brug, maar als proef te beginnen met een
pontje, want als het verkeer daar toeneemt, dan is dat toch
van zeer tijdelijken aard.
De heer van Hoeken. Het antwoord van den Wethouder
van Fabricage stelt mij een weinig teleur. Ik heb gezegd, dat
ik het niet eens ben met het antwoord van Burgemeester
en Wethouders en ik moet nogmaals vragen: waar is aan
den Maredijk nog gelegenheid om te bouwen. Het eene