136 DONDERDAG 21 OCTOBER 1909. porten van de commissies zijn daar om aan te toonen, dat de zaken grondig overwogen zijn. Dat wij niet zijn ingegaan op het verzoek van den heer Vergouwen, om de behandeling uit te stellen, grondt zich daarop, dat de Raad al meer dan een jaar lang bekend was met de plannen van den heer Vergouwen deze heeft ze niet eens, maar meermalen bij de begrooting ontwikkeld. Het komt mij voor, dat een breedere behandeling van deze voorstellen, die al in een vorig voorloopig verslag op de begrooting en in een vorige memorie van antwoord waren behandeld, in deze niet bepaald noodig was. Dat het van invloed op de te behandelen begrooting kan zijn, hoe de stemming zal uitvallen, kan toch niet worden ontkend. Ik meen ten overvloede, dat het den heer Vergouwen niet geraden is, al zijn voorstellen thans aanhangig te maken. De Regeering heeft aanhangig gemaakt een wijziging van de subsidie-regeling voor de H. B. S. voor Jongens. In de memorie van toèlichting op hoofdstuk V van de Staatsbegrooting staan, naar de heeren weten, daaromtrent beschouwingen, die voor de H. B. S. zeer verstrekkende gevolgen kunnen hebben. Ik breng in herinnering, dat daar twee stanrtcijfers voor subsidie zijn aangeduid, een voor de H. B. S. met driejarigen en een voor de H. B. S. met vijfjarigen cursus. Gevolg van deze nieuwe regeling zou kunnen zijn, dat het subsidie voor Leiden ge bracht zou kunnen worden van f 7.000 op f 10.000. Ook ten opzichte van het schoolgeld voor uitwonende ouders wordt daar een voorstel gedaan. Ik meen den heer Vergouwen dus in overweging te mogen geven, althans zijn voorstellen om trent de H. B. S. voor Jongens, voorloopig in te trekken. Wat nu de verdere voorstellen van den heer Vergouwen betreft, zal de Wethouder van Onderwijs, desgewenscht, het standpunt van Burgemeester en Wethouders aanstonds nader uiteen zetten. Ik voor mij sta op dit standpunt, dat, indien de gemeente grooter was, het bestaan van een M. U. L. O. school en een H. B. S. voor Meisjes beide gawenscht zou kunnen zijn. Daar echter, nu de gemeente hiervoor niet groot genoeg is, wij aan een van beiden de voorkeur moeten geven, wil het mij voorkomen, dat een H. B. S. voor Meisjes in deze gemeente meer aanbeveling verdient. Op een M. U. L. O. school heeft men uit den aard der zaak niet dat personeel, dat zich aan een H. B. S. wijdt. Men krijgt voor zulk een school ook niet dat soort leerlingen, dat een H. B. S. voor Meisjes bezoekt. En het is een feit, dat door verschillende personen kan be vestigd worden, dat gezinnen zich hier gevestigd hebben, juist met het oog op het bestaan van een Meisjes-H. B. S., waar de opleiding van dien aard is, dat zij er hun dochters voor eene meer ruime ontwikkeling gerust heen kunnen zenden. Nu zijn Burgemeester en Wethouders bevreesd, dat, wanneer aan die school haar huidig karakter wordt ontnomen, dit niet ten goede zal komen aan den bloei van de gemeente Leiden. Daarom meen ik dan ook, dat wij juist aan het type- H'. B. S. voor Meisjes behoefte hebben. Men zegt nü, dat hangt af van het leerplan. Men zou door het leerplan een M. U. L. O. school kunnen maken van een H. B. S. voor Meisjes. Doch dit is, met allen eerbied gezegd, eenvoudig een beetje spelen met de wet. Het komt mij voor, dat het niet aangaat, voor een M. U. L. school subsidie te vragen terwijl deze in werke lijkheid bestemd zou zijn voor een school van het type-H. B. S. voor Meisjes. Ik meen dat deze gedragslijn, en voor zoover ze in een enkele gemeente wordt gevolgd zal ik niet treden in een beoordeeling er van, voor ons niet aanbevelenswaardig is. Ik zou niet gaarne den weg op willen, die leidt tot een' subsidie-aanvrage voor een M. U. L. O. school, welke in werke lijkheid bedoeld zou zijn voor een middelbare school. Wenscht.de heer Vergouwen dat deel van het voorstel in te trekken, wat betreft de H. B. S. voor Jongens? De heer Vergouwen. Ik heb geen bezwaar, om dat tijdelijk terug te nemen, en dan den loop van zaken af te wachten. De heer Sijtsma. Wordt het voorstel van den heer Ver gouwen al ondersteund? De Voorzitter. Straks zal ik vragen, of het voorstel, om Burgemeester en Wethouders nog een onderzoek op te dragen, ondersteund wordt. Burgemeester en Wethouders achten dat onderzoek over bodig. De Commissie van Toezicht op het Middelbaar Onder wijs heeft geadviseerd, voorgelicht door haar deskundige auto riteiten. Zij heeft dat stellig niet gedaan zonder ruggespraak te houden met de andere onderwijs-specialiteiten en komt tot het resultaat, dat de omzetting der H. B. S. voor Meisjes in een school voor M. U. L. O., niet is in het belang van het onderwijs. Om nu nog eens, nadat wij een breedvoerig advies hebben, zóó klemmend, als dat van de Commissie van Toezicht, een onderzoek te willen uitlokken, dat de strekking heeft, om andere onderwijs-autoriteiten te hooren, het is mij op het óogenblik niet duidelijk, wat men daarmede beoogt. Wat wil men eigenlijk? Wil men hebben een globale berekening, wat de kosten zullen zijn van een school, die bezocht wordt door een zelfde aantal leerlingen, als nu gaat op de H. B. S. voor Meisjes? Dat kan toch geen basis zijn; men kan toch niet zeggen, dat de meisjes, die thans de H. B S. bezoeken, ook naar de school voor M. U. L O. zullen gaan. Elke basis voor berekening ontbreekt. Ik geloof, dat deze zaak in theorie best besproken kan worden naar aanleiding van de rapporten, cfie voor ons liggen. Meent men, dat het geen kwaad kan voor de gemeente, door de H. B. S. voor Meisjes op te heffen en daarvan te maken een school voor M. U. L. O., dan doe men, het indien men het aan durft. Maar Burgemeester en Wethouders durven het niet aan en mogen het dus ook niet aan den Raad voorstellen, niettegen staande deze school aan de gemeente veel geld kost. Wij doen dat, met het oog op de reputatie, die Leiden op onderwijs gebied bezit en met het oog op de vrees, dat wij bij ver andering van het karakter der school niet dat bezoek zouden hebben, althans niet van die soort van leerlingen, als nu de H. B S. bezoeken. Het voorstel van den heer Vergouwen, aan Burgemeester en Wethouders een nieuw onderzoek op te dragen, wordt voldoende ondersteund en maakt derhalve een onderwerp van beraadslaging uit. De Voorzitter. Ik mag dan wel doen opmerken, dat nu alleen aan de orde is de vraag, of het gewenscht is naar de uitvoerbaarheid van de omzetting vandeH.B. S. voor Meisjes in een school voor M. U. L O. een onderzoek in te stellen. De heer Pera. M. d. V Toen ik in 1893 voor het eerst in den Raad ben gekomen, heeft het al aanstonds mijn aandacht getrokken, welke groote kosten de gemeente had te dragen ten behoeve .van deze Meisjesschool. Ik heb toen gepleit, dat de H.B. S. voor Meisjes voor Leiden als een luxe moest worden beschouwd, een luxe, die Leiden zich niet mocht veroorloven. Ik heb niet kunnen inzien, dat het geoorloofd is, om ten behoeve van een 60-tal huisgezinnen in Leiden de kolossale uitgave te doen, die hier voor het in stand houden van deze school noodig is, want werkelijkhet loopt bij slot van zaken over een 60-tal gezinnen. Wat men ervan maakt en hoe over deze zaak gepraat wordt, het begint mij te draaien, wanneer ik denk aan alles, wat hierbij te berde is gebracht naar aanleiding van de H. B. S. voor Meisjes Toen destijds op de belangrijke kosten van deze inrichting werd gewezen, werd mij door den Wethouder, than? niet meer in Leiden woonachtig, toegevoegdWij hebben een H. B. S. voor Meisjes noodig, om goede huisvrouwen te vormen. In welk verband dat staat met het taalonderwijs, de scheikunde en de staathuishoudkunde, weet ik niet precies. Toen ik het ver slag van de commissie inzag, trok dit mijn aandacht. Er staat: »Het aantal der ouders, die door de verandering wor den geschaad, is veel grooter dan het aantal van hen, die de verandering zouden wenschen." Maar nu stel ik toch eens even het aantal ouders, dat op het oogenblik met een zekere voorliefde voor hun dochters gebruik maakt van die H. B. S. tegenover de gansche burgerij van Leiden! Dat die groote massa er veel voor voelt is eenvoudig niet te denken. Zij kan de centen bij elkaar brengen om de school te onderhouden, maar ze heeft er verder hoegenaamd niets aan. Wat ik in deze discussie heb op te merken, is dit: Wat nut wordt er gesticht door die H. B. S. voor Meisjes, welke capaciteiten maken de meisjes zich daar eigen, waardoor zij zich een zekere positie, een functie in de maatschappij kunnen veroveren die, zonder deze H. B. S. voor haar gesloten was? Ik heb gemeend, dat dit een zeer belangrijk punt is, waar ons ge meentebestuur rekening mee moet houden om goed te weten, waarvoor die gelden worden uitgegeven. En dan zou ik wil len constateeren, dat het bijzondere voorrecht, dat op dezen weg misschien aan een enkele te beurt is gevallen', niet goed kan maken het bedrag van f 15.000, dat daarvoor per jaar wordt uitgegeven. Overigens sluit ik mij geheel aan bij wat de heer Vergouwen heeft gezegd over de beteekenis van het M. U. L. O. Daarbij mag zeker wel worden opgemerkt, dat het M. U. L. O. in de laatste jaren geheel van aanzien is veran derd. Werd het vroeger beschouwd als een soort aardigheid, waaraan eigenlijk niet veel beteekenis was te hechten, lang zamerhand wordt, ook in verband met onze maatschappelijke toestanden, erkend, dat een goed ingerichte school voor M. U. L. O. meer ten goede uitricht voor jongens en meisjes, dan een H. B. S. Het wordt ook het streven van de Regeering, om de school voor M. U. L. O. meer te erkennen en te steunen. Daarom meen ik, dat wij van onzen kant niet meer zouden doen dan een staaltje van onzen plicht, indien wij dat luxe-artikel hier in Leiden afschaffen en daarvoor in de plaats stellen een school, die veel meer beteekent, en die voor onze samenleving van veel meer nut zal zijn dan een H. B. S. voor Meisjes. Ik kan het volstrekt niet met u eens zijn, mijnheer de Voorzitter, waar u meent, dat zulk een school hier geen opgang zou maken en dat er niet de noodige leer lingen zullen komen. Ik geloof integendeel, dat heel veel

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1909 | | pagina 8