DONDERDAG 21 OCTOBER 1909. 135 dat het onderwijs in de moderne talen niet zoo uitgebreid zal zijn en zich zal moeten beperken tot de beginselen dier Jalen. Maar, mijnheer de Voorzitter, wat zijn beginselen van taal onderwijs? Wanneer, zooals ik gezegd heb en dat is een voudig een feit de leerlingen op een school voor M. U. L. O. met hun taalkenhis evenver komen als op een H. B. S., moeten wij dan zeggen: Nu hebben zij op de H.B. S. de moderne talen gehad in haar vollen omvang en op de school voor M. U. L. O. hebben zij alleen de beginselen gehad? En zij zijn evenver! Wat komt het er op aan, op welke school zij zijn, als zij maar even ver komen Er is gesproken van de litteratuur, dat aan de litteratuur niet zoo veel zou worden gedaan. Dat ligt totaal aan het leerplan van de school voor M. U. L. O., maar absoluut niet aan het karakter van de school. Het is mij voorgekomen, dat leerlingendie op de school voor Lager Onderwijs, voortgezette afdeeling, waren, in de vierde klasse van de H. B. S. kwamen en dezelfde boeken gebruikten, die zij op de school voor M. U. L. O. hadden gehad. Daaruit blijkt, dat de litteratuur direct kan aansluiten. Dat ligt aan de inrichting, maar heeft niets te maken met het karakter van de school. Dat argument van de Commissie voor het Middelbaar Onderwijs kan ook niet medetellen. De Commissie meent voorts, dat in hoofdzaak leerkrachten met lagere acten zullen worden gebruikt voor de school, waardoor de leerlingen geen breede ontwikkeling zullen krij gen. Mijnheer de Voorzitter, ik kan u verzekeren, dat onder de mannen en vrouwen met lagere acten voldoende bekwame krachten te vinden zijn, die een breede ontwikkeling kunnen waarborgen en dat het absoluut ook niets te maken heeft met de ontwikkeling, of zij een lagere of een middelbare acte hebben. Het ligt er maar aan, wat voor personen het zijn 'en in hoe verre zij hun studiën hebben gemaakt. Met een middelbare acte kan men beperkt zijn en met een lagere acte kan men een breede studie achter den rug hebben. Het is eenvoudig, welke, eischen men stelt. Het is ook waar, dat voor een dergelijke school, als door mij bedoeld, niet alleen menschen met lagere acten gevraagd worden, maar ook ge regeld met middelbare acten, zoodat het bezwaar, dat hieraan zou kunnen worden ontleend, voor een groot deel in de prak tijk wegvalt. Vele van die dames-leeraressen hebben eerst de gewone onderwijs-akte gehaald. Ik voor mij ben ervan over tuigd, dat een M. IJ. L. O. school voor leerlingen van 12 tot 18 jaar te verkiezen is boven een H. B. S. voor Meisjes. Wanneer ik spreek over Meisjes-H. B. S. bedoel ik daar mede niet, op de bestaande school een blaam te werpen. Ik spreek hier in het algemeen, omdat wij over het karakter dezer scholen in het algemeen spreken. Welke voordeelen zal het nu opleveren, als wij komen tot een school voor M. U. L. O. Tweeërlei: een breede ontwik keling, die de tegenwoordige meisjesschool ook geeft, maar daarenboven een voorbereiden voor de maatschappij. De H. B. S. voor Meisjes geeft in de tegenwoordige omstan digheden slechts een algemeene ontwikkeling. Haar diploma geeft nergens toegang, en heeft meer beteekenis voor het particuliere leven, dan voor het maatschappelijke in het alge meen. De school voor M. U. L. O. geeft in het algemeen dezelfde ontwikkeling, en bovendien opent zij gelegenheid om met haat- diploma verschillende betrekkingen in de maatschappij direct te aanvaarden. En nu rijst de vraag, en die vraag is een urgente vraag: wat moeten de ouders doen voor hun doch ters, die willen doorleeren, voor zoover zij daartoe in staat zijn Eenige Stemmen: Laten trouwen! De heer Vergouwen. Die, vraag, zeg ik, is een urgente vraag. Verschillende menschen in Leiden hebben mij gezegd: Ik zit er mee, waar moeten wij onze dochters naar toe zen den Er resten ons twee dingenOf we moeten ze zenden naar het particulier onderwijs, öf naar de H. B. S. voor Jongens Maar deze laatste is door dezelfde Commissie voor het Middel baar Onderwijs als een schrikbeeld opgehangen. Kijk eens, zegt de commissie, waartoe het zou kunnen komen: het zou zelfs kunnen gebeuren, dat meisjes naar de Jongens-H. B. S. moeten worden gestuurd. En toch blijft nu aan verschillende ouders geen andere keuze. En dat is geen fictie, mijnheer de Voorzitter, m,aar werkelijkheid. Verschillende personen hebben mij daarover gesproken. Namen noemen is niet noodig. Ik wil nog even spréken over een argument van Burge meester en Wethouders zelf. Hun grootste argument is het bekende van 1904, toen ook een lid in denzelfden geest in de secties heeft gesproken. Het argument luidt, dat de H. B S. voor Meisjes een aantrekkelijkheid van Leiden uitmaakt. Men zou bijna zeggen: dat argument raakt zachtjes aan zoo oud als de weg naar Kralingen, maar het zegt niets. Want de school voor M. U. L. O. kan even goed,- als ze goed is inge richt, een aantrekkelijkheid van Leiden uitmaken. In het kort samengevat, kan men cTus zeggen: Het advies van Burgemees ter en Wethouders luidt: laat alles maar blijven zooals het is. Maar, mijnheer de Voorzitter, het feit, dat de school er is, is nog geen bewijs, dat zij er moet blijven! Voor twee jaar telde zij 90 leerlingen, waarvan slechts 60 uit de gemeente. Thans telt zij 76 leerlingen, waarvan 63 uit de gemeente. En heel die kostbare inrichting, zouden wij die blijven in stand houden voor ongeveer 60 meisjes uit de gemeente Leiden? Was er een flinke Rijkssubsidie voor te krijgen, dan was het wat anders. Ik zeg: een flinke. Zoo, dat de gemeente er niet heel veel aan behoeft toe te leggen. Dan kon de inrichting blijven bestaan, dan kostte zij ons niet te veel. Maar er is geen Rijkssubsidie te wachten. Sedert 1890 is de subsidie vervallen en er zijn sedert dien tijd zooveel pogingen aangewendj terwijl men toch altijd nul op het request kreeg, dat men wel kan merken, dat de Regeering voor dergelijke inrichtin gen heel weinig voelt. En wat is nu het geval? Voor die 60 leerlingen moeten wij elk jaar een /"15,000 toeleggen. Dat is te veel. Dat is ik heb dat voor 1907 uitgerekend 158 per leerling. Als ik dat ging uitrekenen voor 1908, dan werd het bedrag nog grooter- IJc heb daarbij niet ge rekend de kosten van rente en aflossing van het gebouw, want verondersteld dat het gebouw 50000 kóst, en dat daarvan 4 moet worden betaald, dan is dat nog 2000 per jaar en dan komt er per leerling dus 20 bij. Als wij dit alles nagaan, lijkt mij dat veel te veel. Dat is voor een klein aantal leerlingen een veel te groote uitgave. Nu wil ik niet ontkennen, mijnheer de Voorzitter, dat de inrichting in haar soort nuttig kan zijn, maar het offer is te groot. Dat offer wordt nu juist minder door de wijziging van de school. Dan krijgt men wel niet voor alle leerkrachten, want er zullen wel overtollige leerkrachten benoemd worden de wettelijk geregelde Rijkssubsidie, ook voor het gebouw; het gebouw staat er eenmaal, maar voor verbouwingen zou ook een gedeelte Rijkssubsidie kunnen worden verkregen. Als de school dus werd veranderd, was het offer, dat de Gemeente brengt, belangrijk kleiner. Er komt nog bij, dat als er werkelijk zoo een school kwam, er geen kwestie van zou Zijn, of zij zou floreeren. U zoudt zien, wat een flinke inrichting dat voor Leiden zou worden en wat een aantrekkelijkheid dat voor velen zou vormenom zich hier, te komen vestigen. Dien kant moet het uit!_ Wij zouden het offer 'ook kunnen verminderen, door het schoolgeld te verhoogenzoodat de ouders ongeveer den kostendénprijs betalen. Ik vrees echter, dat dit de liefde voor de school zou doen bekoelen en er niet veel leerlingen zouden overblijven. Afgezien van dit alles komt mijn voorstel hierop neer, om een onderzoek te doen instellen naar de uitvoerbaarheid van de bedoelde omzetting en de gevolgen daarvan. Wanneer- eventueel mijn voorstel wordt aangenomen, dan geeft de Raad daarmede een opdracht aan Burgemeester en Wethou ders tot het instellen van een onderzoek en heeft de Raad' het nog altijd in zijn mqcht, om een beslissing te nemen. De heer Sijtsma. Burgemeester en Wethouders hebben het reeds onderzocht! De heer Vergouwen. Er heeft geen onderzoek plaats ge had, want toen de Commissie voor het Middelbaar Onderwijs verklaarde, dat zij er niet voor was, werd er gezegd, dat er derhalve ook geen onderzoek meer noodig was. Dat zou maar tijd en moeite kosten en dus ware het maar beter geen onderzoek in te stellen. De Raad moet derhalve nog beslissen, of er een onderzoek zal plaats hebben. Als de Raad dan in dien zin beslist, dan kunnen Burgerpeester en Wethouders het onder zoek instellen, rapport uitbrengen en kan de Raad er zich verder over uitspreken. Dat is afgesneden in het praeadvies van Burgemeester en Wethouders. Er is absoluut geen rap port over uitgebracht. Er is nog een tweede voorstel, mijnheer de Voorzitter, om namelijk het schoolgeld voor de Meisjesschool van ƒ60 op 80 te brengen. De Voorzitter. Ik wilde even een opmerking maken. Ik geloof, dat u de goede gewoonte gevolgd hebt, van eerst het algemeen deel te bespreken. Indien wij het nu eens konden worden over uw eerste voorstel, tot omzetting van de H. B. S. voor Meisjes in een school voor M. U. L. O., dan zouden bij aanneming uwe volgende voorstellen vervallen. Mij dunkt, dat het beter is de. zaak van de omzetting van de school afzonderlijk te houden en al? de Raad er blijk van heeft gegeven, daarvan niet te willen weten, dan zuilen wij uwe voorstellen omtrent de verhooging van de schoolgelden ip behandeling nemen. De heer Vergouwen. M. d. V. Daarmede kan ik mij zeer goed vereenigen. De Voorzitter. Ik zou gaarne eerst iets zeggen naar aan leiding van de rede van den heer Vergouwen. De Wethouder van Onderwijs zal daarna ook nog wel iets te zeggen hebben. Wat betreft de langzame behandeling van de voorstellen, is het zeker waar, dat er over het praeadvies van Burgemeester en Wethouders al heel wat tijd is heengegaan, maar de rap-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1909 | | pagina 7