130 DONDERDAG 21 OCTOBER 1909. 10°. Verzoek van Mej. C. P. Gesink om eervol ontslag als onderwijzeres aan de school 3e kl. No. 1. 11°. Verzoek van P. de Boer te Oegstgeest ter bekoming in eigendom van een gedeelte berm en een gedeelte sloot, langs den Haarlemmertrekvaartweg onder Oegstgeest. Dit stuk luidt als volgt: Aan den Raad der Gemeente Leiden.. Geeft met verschuldigden eerbied te kennenPieter de Boer landbouwer, wonende te Oegstgeest D No. 10. dat hij in eigendom wenscht te bekomen een gedeelten berm 27 Ma. met een gedeeke sloot '13 M2., op bijgaand kaartje gemerkt A, deel uitmakende van den berm gemerkt kadastraal gemeente Oegstgeest Sectie D No. 231, en gelegen langs den Haarlemmervaartweg bij de Kwaakbrug. dat hij dezen berm wil bestemmen tot tuin voor zijn huis. dat hij hiervoor wil betalen een matigen door U te bepalen koopprijs.' 't Welk doende enz. Pieter de Boer. Oegstgeest, 20 October 1909. 12°. Adhaesiebetuiging van de Typogr. vereeniging »Laurens Jansz. Coster" aan het verzoek van de afd. Leiden van het Nederl. Werkliedenverbond «Patrimonium" om wijziging van de verordening, regelende de heffing van eene plaatselijke directe belasting. Al deze stukken worden gesteld in handen van Burg. en Weth. De Voorzitter deelt alsnog mede: 1°. dat aan den eervol ontslagen leeraar in de Gymnastiek C. A. Bader, met ingang van 1 October j.l., een pensioen is verleend van ƒ539; 2°. dat in de Commissie bedoeld in art. 22 van het Werk liedenreglement zijn benoemd door Burgemeester en Wethouders tot leden: A. M. Touw en J. Bots; tot plaatsverv. leden: W. C. Mulder en C. Peltenburg; bij de op 29 September j.l. gehouden verkiezing tot leden: A. Segaar en J. van Weizen; tot plaatsverv. leden :'J. J. Limburg en C. du Croix. De Voorzitter. Wij kunnen nu overgaan tot behandeling der agenda. Er zijn allereerst verschillende benoemingen te doen. Om nu de reeks van benoemingen niet te onderbreken, wat altijd eenfg ongerief veroorzaakt, wil ik reeds nu, naar aan leiding van de benoeming onder 4°, benoeming van een leerares in het Hoogduitsch aan de H. B. S. voor Meisjes, een nader voorstel astn het oordeel van den Raad onderwerpen, een voorstel, dat op de salarisregeling betrekking heeft en dat dus met het oog op de te doene benoeming spoedeischend is. Ik zou den Raad dus willen voorstellen, de behandeling van dat voorstel spoedeischend te verklaren. Aldus wordt besloten. De Voorzitter. Het geval is dit, dat Mej. Thomése, de eenige sollicitante, die voorgedragen is, niet zou kunnen profiteeren van de gunstige bepaling, die in onze verordening voorkomt, dat de leerjaren,* die zij doorgebracht heeft aan een H. B. S., medetellen, en wel om deze reden, dat zij is werkzaam ge weest aan een H.B. S. met 3-jarigen cursus, terwijl de ver ordening gewaagt van een 5-jarigen cursus. De verordening geeft evenwel de bevoegdheid aan Burgemeester en Wet houders om den Raad voor te stellen, en aan den Raad om te beslissen, of in een bepaald geval van die bepaling zal worden afgeweken. Nu meenen Burgemeester en Wethouders, dat een zoodanig geval hier aanwezig is. Er is trouwens een antecedent. Toen in 1903 aan de H. B. S. voor Jongens de heer Ruijs moest worden benoemd, is onder No. 240 van de Ingekomen Stukken aan uwen Raad een voordracht gedaan, om «ten aanzien van den heer Ruijs, die bijna 18 dienstjaren heeftmaar uitsluitend aan een H B. S. met 3-jarigen cursus is werkzaam geweest en die volgens de verordening maar ƒ1940 salaris zou hebben, bij het salaris zooveel te voegen als noodig was, om hem te doen komen tot het maximum van zijne bezoldiging. Reeds vanaf 16 November zou hij dus genieten 2760 Die voordracht is door den Raad billijk bevonden, ook en vooral, omdat de werkzaamheden aan een H. B. S. met 3-jarigen cursus door deskundigen niet zooveel lager worden geschat als de werkzaamheden aan een H. B. S. met 5-jarigen cursus De Commissie van Toezicht op het M. O., die omtrent deze aangelegenheid van Mej. Thomése eenzelfde voorstel doet, zegt in haar missive aan Burgemeester en Wethouders, «dat zij onverdeeld gunstig over Mej. Thomése denkt" en dat de geschiktheid voor het onderwijs even groot is, als wanneer zij aan een school met 5-jarigen cursus onderwijs had gegeven. De strekking van het voorstel van Burgemeester en Wet houders is dus deze, dat de Raad mocht kunnen besluiten, om Mej. Thomése te benoemen op een zoodanige bezoldiging, dat zij van den aanvang af het maximum van 1600 geniet. Daarvoor zou noodig zijn, dat, aangezien zij over een half jaar reeds 1500 krijgt, zij vooreerst 200 erbij krijgt, en daarna 100 ,'sjaars, zoodat 1600 reeds be reikt zijn op het oogenblik, dat zij in dienst komt zulks bij wijze van gratificatie. Wij gelooven dat voor het voorstel van Burgemeester en Wethouders alles is te zeggen. Mej Thomése is, zooals ook uit de stukken blijkt, een voortreffelijke leerkracht, en bovendien de eenige sollicitante, en de Commissie van Toezicht heeft ons met den meesten klem aanbevolen, in deze dit voorstel aan den Raad te doen. Vandaar dus, dat wij u in overweging geven, Mej. Thomése te benoemen, met bepaling, dat een bijslag korrie op haar traktement, die zij genieten zal bij wijze van gratificatie, zoodat zij reeds van den aanvang af een traktement van 1600 geniet, tot tijd en wijle, dit is over 11 jaar de verordening haar 1600 geheel als traktement toewijst. Het voorstel van Burg.'en Weth. woidt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Aan de orde is alsnu: I. Benoeming van een onderwijzer met verplichte hoofdakte aan de school der 3e klasse No. 5. (Zie Ing. St. n°. 261.) De Voorzitter. Ik verzoek de heeren Fockema Andreae, Meuleman, Wildeboer en Fokker het bureau van stemopneming uit te maken. De heer Fockema Andreae. M. d. V. Mag ik vragen, of er ook benoemingen zijnwaarvan u voorstelt ze op één briefje te doen, bijvoorbeeld No. 6? De Voorzitter. Ik zou dit alleen willen voorstellen omtrent punt 6, benoeming van een lid en een plaatsvervangend lid van de commissie van aanslag voor de belasting op bedrijfs- en andere inkomsten. Omtrent de andere benoemingen zou ik zulk een voorstel liever niet doen. Benoemd wordt hierop de hee.r H. van Wamelen, met 30 stem men, terwijl 1 stem is uitgebracht op den heer K H. Buikstra. II. Benoeming van een onderwijzer met verplichte hoofdakte aan de school der 3e klasse No. 2. (Zie Ing. St. n°. 261.) Benoemd wordt de heer K. H. Buikstra, met 30 stemmen, terwijl 1 stem is uitgebracht op den heer W. J. Beumer. III. Benoeming van eene onderwijzeres aan de Jongensschool le klasse. (Zie Ing. St. N°. 264). Benoemd wordt Mej. N. G. Herfst, met 18 stemmen, terwijl 12 stemmen zijn uitgebracht op Mej. A. A. E. Driesens en 1 biljet in blanco was. IV. Benoeming van eene leerares in de Hoogduitsche taal aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes. (Zie Ing. St. N°. 256). De Voorzitter. Deze benoeming geschiedt, wat de bezol diging betreft, met inachtneming van het zooeven door den Raad genomen besluit. Benoemd wordt met algemeene (31) stemmen Mej. J. Thomése. V. Voorstel tot bestendiging van Mej. I. M. Enuma als tijde lijk onderwijzeres aan de Herhalingsschool voor meisjes (Zie Ing. St. N°. 267.) Benoemd wordt met 30 stemmen Mej J. M. Enuma, terwijl 1 biljet in blanco is. VI. Benoeming van een lid en vap een plaatsvervangend lid van de commissie van aanslag voor de belasting op bedrijfs- en andere inkomsten. (Zie Ing. St. N°. 259.) Benoemd wordt tot lid: de heer J. P. Creyghton, met 29 stemmen, terwijl 2 stemmen zijn uitgebracht op den heer P. J. Mulder; en tot plaatsvervangend lid de heer P. J. Mulder, met 28 stemmen, terwijl 2 stemmen zijn uitgebracht op den heer J. P. Creyghton en 1 biljet van onwaarde is. De Voorzitter. Is de heer Mulder bereid die benoeming te aanvaarden? De heer Mulder. Ja, mijnheer de Voorzitter.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1909 | | pagina 2