GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 115 USeEKOKEN KTI Ktit:». N°. 253. Leiden, 30 September 1909. De Commissie van Financiën heeft de eer U mede te deelen dat, indien de Raad besluit tot den door Burgemeester en Wethouders bij lng. St. No. 240 voorgestelden aankoop van perceelen in de Waard, aan het Utrechtsche Jaagpad en aan den Hoogen Rijndijk en tot den aankoop van de perceeltjes in de Haverstraat Nos. 73 en 75, lng. St. No. 246, zij tegen de aarbij overgelegde begrootingsstaten geene bedenking heeft. Aan de Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 254. Leiden, 6 October 1909. De waarde van het reeds aan de gemeente toebehoorende terrein aan den Rijnsburgerweg achter het Terweepark en de huizen van de bouwvereeniging, zou niet onbelangrijk kunnen worden verhoogd, indien de gemeente zich ook den eigendom wist te verzekeren van het aangrenzende perceel, kadastraal bekend onder Sectie L no. 554, gemeente Leiden, groot 2 H.A; 46 A. en 50 cA. Dan toch zou de gemeente de beschikking erlangen over een aaneengesloten complex van perceelen ter gezamenlijke grootte van 10 H.A. tusschen de baan van de Holl. IJzeren Spoorweg Maatschappijden Rijnsburgerweg en de Poelgeesterwetering. Het is duidelijk dat het bezit van een dergelijk aaneengesloten complex de waarde van de onderdeelen zeer belangrijk doet toenemen. Eensdeels toch krijgt men daardoor meer vrijheid van be weging en van den anderen kant wordt ook het gevaar van ongewenschte belendingen steeds kleiner. De gelegenheid nu doet zich voor om den eigendom van het genoemde perceel voor de gemeente te verwerven. En, naar het ons voorkomt, voor niet te hoogen prijs. De eigenaar toch is bereid het perceel voor de som van 19250.— aan. de gemeente af te staan mits de overdracht vóór 15 October a. s. plaats hebbe. Het komt ons voor, dat van deze gelegenheid behoort te worden gebruik gemaakt. Mitsdien geven wij U in overweging te besluitenhet perceel kadastraal bekend onder Sectie L no. 554, gemeente Leiden, groot H.A. 2.46.50, voor de som van 19,250.ten behoeve van de gemeente aan te koopen en, door vaststelling van nevensgaanden suppletoiren begrootingsstaat, groot met inbegrip van de kosten van overdracht 19805,de voor den aankoop vereischte gelden beschikbaar te stellen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Wi th, van Leiden. N°. 255. Leiden, 7 October 1909. De Commissie van Financiën heeft de eer U mede te deelen dat, indien de Raad besluit tot den door Burgemeester en Wethouders bij lng. St. n°. 254 voorgestelden aankoop van het perceel weiland aan den Rijnsburgerweg Sectie L n°. 554, zij geen bedenking heeft tegen de vaststelling van den daarbij gevoegden suppletoiren begrootingsstaat. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 256. Leiden, 7 October 1909. In uwe vergadering van den 3üen September werd besloten tot uitbreiding van het aantal leeraressen in de moderne talen aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes met eene, aan wie het onderwijs in het Hoogduitsch zoude worden op gedragen. Na gedane oproeping heeft zich voor deze betrekking slechts ééne sollicitante aangemeld, nl. Mej. J. Thomése, leerares aan de Rijks Hoogere Burgerschool te Sappemeer, die bevoegd is tot het geven van onderwijs in de Hoogduitsche taal- en letterkunde. Dientengevolge kan dus niet aan het voorschrift van art. 29 1° lid der Wet op het Middelbaar Onderwijs worden voldaan. Aangezien evenwel de omtrent deze sollicitante verkregen in lichtingen alleszins gunstig zijn, geven wij U, onder verwijzing naar het advies van de Commissie van Toezicht op het Mid delbaar Onderwijs en het bericht van den Inspecteur, beide in de Leeskamer ter inzage neergelegd, in overweging tot de benoeming van Mej. J. Thomése over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 257. Leiden, 29 September 1909. Nu hoe langer hoe meer blijkt, dat de kosten van electrisch licht die van de gewone gasverlichting slechts weinig over schrijden, schijnt ons het oogenblik gekomen om ook het Raadhuis van een electrische installatie te voorzien. Immers, waar de gemeente over een eigen electriciteitsfabriek beschikt, ligt het toch zeker alleszins op den weg der gemeente om daaraan ook het Raadhuis te doen aansluiten. Het eenige bezwaar, dat daartegen alsnog zou kunnen wor den aangevoerd, zijn de betrekkelijk hooge aanlegkosten. Die kosten toch worden geraamd, voor den eigenlijken aanleg op 4890 en voor de aanschaffing der verlichtingstoestellen op 2910.of in het geheel op ƒ7800 Wordt echter tevens tot den aanleg van een permanente feestverlichting besloten, ongeveer overeenkomende met die welke bij de ontvangst van het Letterkundig Congres op de groote pers werd ontstoken, dan zullen deze kosten alsnog met 900.moeten worden verhoogd en dus stijgen tot 8700.— of, verhoogd met een bedrag van 300.voor onvoorziene uitgaven, tot in ronde som 9000. Toch is dit kostenbezwaar bij lange niet zoo groot, als het bij den eersten oogopslag wel schijnt. Immers gedurende den korten tijd dat de electrische centrale thans bestaat, werd reeds tot drie malen toe tot den aanleg van een tijdelijke installatie op het Raad huis overgegaan. En in al die gevallen waren de aanlegkosten veel grooter, dan de eigenlijke kosten van het stroomverbruik. Zoo bedroegen de kosten van aanleg bij gelegenheid van de ontvangst van de leden van het Letterkundig congres 88. die van het stroomverbruik slechts ƒ13.de aanlegkosten bij de Julianafeestviering ƒ566.56, die van het stroomverbruik 70.14en eindelijk bij de ontvangst van de leden dér Alge- meene Vergadering van Nijverheid de aanlegkosten 55. die van stroomverbruik ƒ2.58. Van deze kosten nu zullen bij aanleg van een blijvende installatie op het Raadhuis, die van 88.en 55 - in het vervolg in hun geheel en die van f 566.voor een groot deel kunnen worden bespaard. En wanneer men dan bedenkt, dat dergelijke buitengewone feest verlichtingen op gezette tijden terugkeeren, zoo b.v. het volgend jaar waarschijnlijk weer bij de lustrumfeesten, dan volgt hieruit, dat de kosten van rente en aflossing van het aanlegkapitaal reeds voor een groot deel worden gecompenseerd door de besparing op die buitengewone uitgaven. En uit dit oogpunt bekeken, kan er dan ook naar wij ineenen tegen deze betrekkelijk hooge uitgave weinig bezwaar meer bestaan. Toch zouden wij het niet raadzaam achten de aflossing van het aanlegkapitaal over den tijd van een gewonen leeuings- termijn 49 jaar) te verdeelen. En van den anderen kant zou een uitgave van ƒ9000op de begrooting van één jaar wat al te zwaar drukken. Van daar dat wij U in over weging geven de uitgave over 5 jaren te verdeelen, dus ge durende 5 jaar telkens uit de gewone inkomsten een bedrag van 1800.— voor den aankoop van rentegevend goed of schuld delging te te bestemmen. Mitsdien geven wij U in overweging, door vaststelling van nevensgaanden begrootingsstaat een bedrag van ƒ9000.te onzer beschikking te stellen ten behoeve van den aanleg van een electrische installatie op het Raadhuis, met bepaling dat gedurende 5 jaren, te beginnen met het jaar 1910, telken jare een bedrag van 1800.op de begrooting zal worden in uitgaaf gebracht op den post «Bijzondere aflossing van eenige uit buitengewone ontvangsten bekostigde werken" (Volgn. 195). Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 258. Leiden, 29 September 1909. Het is u bekend dat men bij de oprichting van het Sanatorium Rhijngeest van de gedachte is uitgegaan, dat de spijzen ten behoeve van de bevolking van Rhijngeest op Endegeest zouden worden klaargemaakt. Dientengevolge werd in den bouw van het sanatorium geen eigenlijke keuken opgenomen; alleen een kleine verdeelkeuken, ter grootte van 18 M2., van waaruit de uit Endegeest aangevoerde spijzen zouden worden verdeeld Inderdaad heeft men zich op die wijze dan ook aanvanke lijk beholpen. Toen echter al spoedig klachten bij de commissie inkwamen over de mindere smakelijkheid van de aldus opge diende spijzen, is de verdeelkeuken tot keuken ingericht en zijn daar een tijdlang, zij het met allerlei ongerief wegens de beperkte ruimte, de gerechten bereid. Thans evenwel blijkt ook dit niet meer mogelijk. Immers nu tengevolge van de instelling van een 2e klasse B in den laatsten tijd voor ongeveer 100 personen eten moet worden klaar gemaakt, wordt de toestand onhoudbaar. En de commissie van beheer geeft daarom in overweging, dat tot den bijbouw van een nieuw keukengebouwtje achter de verdeelkeuken zal worden overgegaan. Het komt ons voor, dat daartegen geen bezwaar kan be-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1909 | | pagina 8