DONDERDAG 30 SEPTEMBER 1909.
123
lijkste lieden zijn. Dat stemt tot lachen. Maar ik vind het
vooral zeer bedenkelijk wat nu in de toelichting tot het
voorstel van Burgemeester en Wethouders staat, dat waar
de Staat voorgaat, het zeker op den weg der gemeente ligt
om te volgen. Neen, wij hebben niet te loopen aan den lei
band van de Staten-Generaal, en ik vind, dat wij ons hier
van het geven van subsidie moeten onthouden.
De Voorzitter. Dat de heer Fockema Andreae tegen dit
voorstel is, verwondert mij niet en vermoedelijk evenmin de
andere raadsleden. Dit brengt echter geen verandering in mijne
opvatting en, naar ik hoop ook niet in die van de meerder
heid der leden. Ik vertrouw, dat de meerderheid van den
Raad van oordeel is, dat het wel aangaat aan eene zoo nuttige
zaak een, zij het ook klein, bewijs van belangstelling te geven.
Het beroep op het voorgaan van de- Hooge Regeering laat
zich ook zeer goed verdedigen. Wij hebben toch niet bedoeld
te zeggenomdat de Regeering en de Staten-Generaal de
landelijke vereenigingen steunen, moeten wij het ook doen.
Wij hebben alleen de tegenstelling tusschen de landelijke en
de plaatselijke vereenigingen op den voorgrond gebracht en
waar de Regeering nu subsidie geeft aan de vereenigingen,
die over het geheele land werken, vragen wij het voor eene
vereeniging, die werkt in de plaats onzer inwoning.
Waar de Hooge Regeering de drankbestrijding, waar die
over het geheele land werkt, steunt, mogen wij dunkt mij
voor dat beginsel ook wel iets afzonderen om het te steunen
in onze stad.
De heer Fokker. M. d. V. Ik deel niet het bezwaar van
den heer Mr. Fockema Andreae en ik zal met genoegen mijne
stem aan dit voorstel geven, maar voor mij is het twijfel
achtig of juist is, wat Burgemeester en Wethouders aan het
slot van het praeadvies zeggen, dat over de wijze, waarop
dit bedrag onder de verschillende vereenigingen behoort te
worden verdeeld, Burgemeester en Wethouders zullen beslis
sen. Ik meen, dat als de Raad een bedrag van f 100 uittrekt,
de Raad ook over de besteding moet oordeelen.
Men zegt, het is maar eenhonderd guldenOp het oogen-
blik is dit bedrag van 100 niet van zooveel belang, maar-
gewoonlijk zwellen dergelijke subsidiën in den loop der jaren
aan en dan zou ook' bij grootere bedragen de wijze van ver
deeling aan Burgemeester en Wethouders blijven opgedragen.
Dit acht ik niet juist.
De Voorzitter. Ik geloof, dat de heer Fokker nu toch wel
wat ver gaat, waar hij aldus de macht van Burgemeester
en Wethouders tot uitvoering van raadsbesluiten zou willen
besnoeien. Als de Raad in beginsel besluit aar; dit complex
van vereenigingen subsidie te verleerren, ligt het toch geheel op
den weg van Burgemeester en Wethouders te bepalen, hoe
de toegestane gelden onder de vereenigingen moeten verdeeld
worden.
De beraadslaging wordt gesloten en het praeadvies van
Burgemeester en Wethouder zonder hoofdelijke stemming
aangenomen
XVII. Voorstel tot het geven van een naam aan de nieuwe
straat bij de Decimastraat.
(Zie Ing. St. No. 244).
Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
XVIII. Voorstel tot aankoop van de perceelen Haverstraat
nis. 73 en 75 en tot beschikbaarstelling van de voor dien
aankoop benoodigde gelden.
(Zie Ing St. no. 246).
Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stem
ming aangenomen.
XIX. Voorstel:
1° tot aankoop van:
a de perceelen, kad. bekend onder Sectie A. nis 887,
888, 889, 890 en 891 (gedeeltelijk), gemeente Lei
derdorp
b het perceel, kad. bekend onder Sectie A. no. 4790,
gem. Zoeterwoude;
c de perceelen, kad. bekend onder Sectie A Nis.
5024—5031 gem. Zoeterwoude.
2° tot vaststelling van den desbetrelfenden suppletoiren
begrootingsstaat.
(Zie Ing. St. no. 240).
De Voorzitter. Verscheiden leden hebben mij voor dit punt
het woord gevraagd, maar nu is het mogelijk, dat de mede-
deeling, welke ik doen zal, die leden misschien van het woord
zal doen afzien of hunne redevoeringen belangrijk zal doen
verkorten.
Burgemeester en Wethouders zijn te rade geworden om
deze voordracht terug te nemen. Wij doen dit niet om de
verschillende argumenten, die reeds in de bladen tegen den
aankoop te berde zijn gebracht, maar om de volgende reden. De
Gemeenteraad van Leiderdorp heeft nl. heden in een spoed
vergadering eene verordening vastgesteld, die zooeven ter
onzer kennis is gebracht, waarbij is bepaald, dat maar op
ééne plaats in die gemeente een vuilnisstaal mag worden
opgericht, nl. aan de Stink- of Slaagsloot. Die verordening
maakt op dit oogenblik ons voorstel vleugellam. Natuurlijk
is het de vraag, of bedoelde verordening kracht van wet zal
kunnen verkrijgen, maar op dit oogenblik, nu de verordening
eenmaal bestaat, is het onmogelijk onze voordracht vol te
houden en nemen wij deze dus terug. De verordening van
Leiderdorp is gebaseerd op art. 4,2° van de Hinderwet, waarbij
aan den gemeentewetgever toegestaan is eene bepaalde plaats
of gedeelte der gemeente aan te wijzen, waar zekere inrich
tingen van nijverheid opgericht mogen worden.
Op grond van die bepaling zouden wij ook een bepaalde
wijk kunnen aanwijzen, waar alleen lompen-pakhuizen mogen
zijn. Zoo hebben wij krachtens de Hinderwet bepaald, dat
slechts op eene bepaalde plaats mag worden geslacht. En zoo
hebben de heeren van Leiderdorp bepaald, dat de vuilnisstaal
alleen mag zijn op een plaats die zij bij verordening aan
wijzen. Echter waren zij wel zoo goed te bepalen, dat de be
staande inrichting ter plaatse blijven mag.
Dit laatste is zeker zeer welwillend van die heeren, anders
zouden wij onze bestaande vuilnisstaal zelfs moeten opruimen,
maar de heeren hebben nu bepaald, dat wat er is, er ook
mag blijven. Voor het oogenblik kunnen zij dus gerust zijn!
Verlangt nu iemand nog het woord?
De heer van Hoeken. M. d. V. Naar aanleiding van deze
zaak zou ik toch nog een enkel woord in het midden wenschen
te brengen. Ik wil n.l. de aandacht vestigen op de groote
moeilijkheid, waarvoor de Raad geplaatst werd, om binnen
den tijd van 3 dagen een besluit van zoo ingrijpenden aard
te nemen. Ik zou wel aan Burgemeester en Wethouders be
leefd willen verzoeken ons in het vervolg wat langer tijd te
geven. Afgescheiden van den korten tijd, was het onmogelijk
voor ons een besluit te nemen, zonder in de gelegenheid te
zijn gesteld de verschillende rapporten of correspondentiën
over deze zaak gevoerd, in te zien. Ik heb daarover gisteren
aan een hoofdambtenaar mijne verwondering te kennen ge
geven. En niet ik alleen, maar meerdere leden gaven hier
over hunne verbazing te kennen. Dat de zaak nu zoo ge-
loopen is doet mij groot genoegen, want indien dit niet het
geval ware geweest, dan was het mijn voornemen een voor
stel te doen om deze zaak te verdagen.
De heer Pera M. d. V. Slechts een paar opmerkingen.
De gedachte, dat voor dit doel zooveel geld zou noodig
zijn, heeft vele leden van den Raad zeer onaangenaam gestemd;
waarbij komt, dat de voorgestelde koop veel te duur was en
het land voor de bestemming geheel ongeschikt.
Ik meen, dat het goed is er bij Burgemeester en Wethou
ders op aan te dringen, bij hun verdere handelingen ten
behoeve van deze zaak meer rekening te houden met de
geschiktheid van de plaats, en met den prijs, die er voor
besteed zal worden.
De Voorzitter. De uitweiding over het voorstel zelf acht
ik voorbarig, want het is thans van de baan. Opmerkingen
daarover zijn thans niet op hare plaats.
Punt 19 wordt hierop van de agende afgevoerd.
XX. Voorstel tot wijziging van de verordening van 12 Maart
1908, (Gem.BI. n°. 11) bepalende het getal der scholen voor
openbaar lager onderwijs te Leiden, den omvang van het
onderwijs op elke school, den bijstand aan de hoofden der
scholen te verleenen en de bezoldiging van het onderwijzend
personeel.
(Zie Ing. St. n°. 251.)
De heer Carpentier Alting. M. d. V. In verband met dit
voorstel zal ook nog wijziging moeten worden aangebracht
in de verordening van 25 Januari 1894 op de inwendige
inrichting der scholen (Gemeenteblad no. 5), in welke ver
ordening in 1903 (Gemeenteblad no. 24) eene wijziging is
gebracht, o. a. door de toevoeging aan eenige artikelen van
de woorden oen die aan de Heerenstraat." Ook deze woorden
zullen dus nu moeten verdwijnen.
De Voorzitter. Wij danken u voor uwe opmerking. Wij
zijn nog niet overtuigd, dat de bedoelde verandering
noodig is, maar mocht dit inderdaad het geval blijken, dan
zullen wij wijziging dier verordening aan den Raad voor
stellen.
De beraadslaging wordt gesloten en het voorstel zonder
hoofdelijke stemming aangenomen.
XXI. Vaststelling van het le suppletoir-kohier der plaat
selijke directe belasting, dienst 1909.,
(Zie Ing. St. n°. 250.)