DONDERDAG 30 SEPTEMBER 1909.
121
De heer Pera verkreeg 7 stemmen en de heer Bosch 1 stem.
II. Benoeming van eene 3e onderwijzeres in de handwerken
aan de school der 4e klasse n°. 2.
(Zie Ing. St. no. 242).
Wordt benoemd met algemeene (28) stemmen Mej. S. M.
van den Ameele.
III. Benoeming van een onderwijzer met verplichte hoofd
akte aan de school der 4e klasse n°. 2.
(Zie Ing. St. no. 252.)
Wordt benoemd met algemeene (28) stemmen de heer
W. J. Beumer.
De Voorzitter. Ik dank de heeren stemopnemers voor de
genomen moeite.
IV. Verzoek van Mej. G. C. Kooyker om eervol ontslag als
tijdelijk leerares aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes.
(Zie Ing. St. n°. 235).
Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stem
ming eervol verleend.
V. Verzoek van Mej. I. M. Oort om eervol ontslag als
tijdelijk leerares aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes.
(Zie Ing. St. n°. 255.)
Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stem
ming eervol verleend.
VI. Verzoek van C. A. Bader om eervol ontslag als leeraar
in de gymnastiek aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens
en aan de lagere scholen.
(Zie Ing. St. n°. 243.)
Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stem
ming eervol verleend.
VII. Rekening, dienst 1908, van de Stedelijke Werkinrichting.
(Zie Ing. St. n°. 234.)
Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemr
ming goedgekeurd.
(De heeren P. J. Mulder, Reimeringer, Bots en van Hoeken
hadden gedurende de behandeling van dit punt tijdelijk de
vergadering verlaten.)
VIII. Rekening, dienst 1908 van het H. G. of Arme Wees-
en Kinderhuis.
(Zie Ing. St. n°. 248.)
Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stem
ming goedgekeurd.
(De heeren van der Lip en Córts hadden gedurende de
behandeling van dit punt tijdelijk de Vergadering verlaten.)
IX. Staat van af- en overschrijving op de begrooting, dienst
1908, van het College van Vrouwen-Kraammoeders.
(Zie Ing. St. no. 249).
Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming
goedgekeurd.
X. Voorstel tot opzegging van de aan F. J. Th. van Keeken
verleende vergunning tot het plaatsen van drinkkiosken op
den openbaren weg.
(Zie Ing. St. no. 232).
Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
XI. Verordening houdende wijziging van de verordening van
11 November 1880, regelende het getal, de jaarwedden, de
benoeming en het ontslag der leeraressen en leeraren aan
de Hoogere Burgerschool voor Meisjes te Leiden.
(Zie Ing. St. no. 233).
De artt. 1 en 2 en daarna de geheele verordening worden
achtereenvolgens zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke
stemming vastgesteld.
XII. Verzoek van de Leidsche Duinwatermaatschappij om
goedkeuring van een met de gemeente Rijnsburg te sluiten
overeenkomst betreffende de levering van duinwater.
(Zie Ing. St. no. 247).
De heer Roem. M. d. V. Ik zou iets willen vragen aan
gaande deze toestemming. Enkele jaren geleden was de toe
stand der waterleiding niet bevredigend wat den druk betreft,
maar door het bouwen van een watertoren is dit in orde
gebracht Het aantal verbruikers te Leiden breidt zich echter
uit. Bestaat nu niet de kans, dat, als wij aan Rijnsburg water
leveren, wij zelf wat den druk aangaat, weer in slechte con
ditie komen
De heer Korevaar. M. d. V. Ik acht het bezwaar niet
groot, want Rijnsburg zal water nemen uit slechts één van
de twee hoofdbuizen, die het water van Katwijk naar Leiden
voert; op den druk in de stad zal dit dus wel weinig invloed
hebben. Bovendien is door den nieuwen watertoren de druk
meer dan voldoende geworden, zoodat die druk nog wel wat
zou kunnen verminderen, vóórdat wij watergebrek zouden
krijgen.
Verder wordt aan de overeenkomst eigenlijk alleen een
andere vorm gegeven, want er wordt ook nu reeds water
aan Rijnsburg geleverd, misschien wel in even groote mate
als in het vervolg zal geschieden.
De beraadslaging wordt gesloten en het praeadvies van
Burgemeester en Wethouders zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
XIII. Verzoek van W. Mulder, eervol ontslagen boomsnoeier,
om toekenning van pensioen tot een bedrag van 213 zijner
jaarwedde.
(Zie Ing. St. no. 241).
Wordt zonder beraadslaging en z onder hoofdelijke stemming
conform het praeadvies besloten.
XIV. Verzoek van den adjunct-Markt- en Havenmeester en
van de havenrechercheurs om verhooging van jaarwedde.
(Zie Ing. St. no. 237).
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik kan mij niet geheel ver
eenigen met het praeadvies van Burgemeeester en Wethouders
en ik zou daarom misschien met een ander voorstel zijn
gekomen, had ik zooeven niet vernomen, dat andere leden
deze zaak wellicht bij de begrooting willen ter sprake brengen
om daar dan eene poging te wagen om deze menschen alsnog
in betere conditie te brengen. Ik doe dit voorstel dus thans
niet, maar bepaal mij tot het maken van enkele kantteekeningen,
WTat betreft het salaris van den adjunct-Markt- en Haven
meester ben ik het eens, dat deze man nog sinds kort in
gemeentedienst is en zijne positie nog pas onlangs is geregeld,
maar toch acht ik het verschil van zijn salaris met dat van
zijn chef wel wat heel groot.
Voorts verschillen de salarissen van de rechercheurs en de.
brugwachters zeer weinig. Het maximum-salaris der brug
wachters is ongeveer gelijk aan het minimum-salaris der
rechercheurs; de rechercheurs hebben, geloof ik, ƒ0.39 meer,
maar de brugwachters krijgen nog iets uit een potje, zoodat
het verschil ongeveer nihil wordt.
Maar wanneer wij het maximum nemen van de beide
salarissen, dan scheelt het f 1.28 per week afgezien van de
enkele emolumenten nog. En nu meen ik, dat het regel is
dat de havenrechercheurs worden genomen uit de besten van
de brugwachters. Zij krijgen een veel meer verantwoordelijke
betrekking, zij moeten heel wat meer presteeren dan het gros
van de andere brugwachters; telkens moeten zij van den
eenen naar den andereu brugwachter en langs de havens
loopen, zoodat wij dan ook deze beide menschen telkens op
straat kunnen aantreden. En daarom is het verschil in het
maximum van hun jaarwedde en die van de brugwachters
zeer gering. Derhalve had ik gedacht, dat Burgemeester en
Wethouders de jaarwedde wat hooger zouden hebben gesteld,
bijv. de 2 verhoogingen van 25 op f 50 gebracht, dan zou
men de besten kunnen krijgen en behouden niet alleen, maar
ook door het verschil eenigszins in overeenstemming met de
arbeidsprestatie de billijkheid betrachten.
Nu zeggen Burgemeester en Wethouders, dat waar de
havenrechercheurs opmerken, dat de tegenwoordige regeling
niet deugt, dit niet aan hen staat om te beoordeelen, maar
aan hunne superieuren. Ik heb echter tevergeefs gezocht in
de stukken naar een rapport van den marktmeester of van
de marktcommissie, dat zijn dan toch in de eerste plaats
hunne superieuren. Daarom zou ik aan hetgeen ik nu in het
midden breng nog wel de vraag willen verbinden, of door
den havenmeester of door de marktcommissie een rapport
aan Burgemeester en Wethouders is uitgebracht, of een advies;
heeft bijv. de havenmeester gezegd, dat deze lieden geen ver
hooging toekomt, zoodat de verhouding van hun salaris met
die van de brugwachters wel deugt?
Ik heb nu de zaak eenvoudig ter sprake gebracht, doch
acht het beter om bij de behandeling van de aanstaande be
grooting een voorstel te doen om de positie van deze beide
menschen te verbeteren. Het geldt hier ongelukkigerwijze
slechts het belang van twee personen, daarop wordt soms
minder gelet dan wanneer het geldt het belang van een groot
corps ambtenaren. Maar als goede vroede vaderen moeten
wij toch ook op de belangen van enkelen letten.
De Voorzitter. De heer Sijtsma stelt in uitzicht, dat hij
bij de behandeling der begrooting een voorstel zal doen om
tegemoet te komen aan het verlangen van adressanten. In die
omstandigheden komt het mij niet gewenscht voor om nu
in het breede in te gaan op hetgeen door hen wordt verlangd