108
belast met het onderwijs in een der moderne talen, nog
3 leeraressen in de moderne talen. Nu zal echter dit laatste
aantal tot 4 moeten worden verhoogd. Immers er zijn, be
halve de Directrice, die met een deel van het onderwijs in
het Engelsch is belast, nog drie leeraressen, een voor het
Engelsch, een voor het Nederlaridsch en een voor het Fransch.
Thans zal ook een leerares voor het Duitsch hierbij komen.
Tot dusver was wijziging der verordening niet noodig,
omdat door de aanstelling van tijdelijk personeel in de be
hoefte werd voorzien. Nu echter blijvende voorziening noodig
is gebleken, is het gewenscht door wijziging van de ver
ordening de aanstelling van een vaste leerares mogelijk te
maken.
Overigens zullen de financieele gevolgen van deze wijziging
voor de gemeente luttel zijn. Mej. Oort toch is reeds sinds
8 jaar als tijdelijk leerares aan de H. B. S. voor Meisjes ver
bonden en sedert de laatste 4 jaar ook Mej. Kooyker. Eerst
genoemde, belast met het onderwijs in de drie laagste klassen,
geniet een salaris van f 75.— per wekelijksch lesuur of in
het geheel f 675.per jaar, en laatstgenoemde, die in de
4e en 5e klasse les geeft, een van f 100.per wekelijksch
lesuur of f 600.per jaar. Tezamen genoten zij dus een
bezoldiging van f 1275.terwijl de aan te stellen vaste
leerares een bezoldiging zal genieten van f 1400.met twee
verhoogingen van f 100.Op zijn hoogst zal de wijziging
dus een uitgave van f 325.meebrengenen voor die
meerdere uitgave zal dan een volledig bevoegde onderwijs
kracht aan de school kunnen worden verbonden.
Tevens zal, naar de Commissie van Toezicht voorstelt,
van deze gelegenheid moeten worden gebruik gemaakt om
een onbillijkheid uit de verordening weg te nemen, die thans
bestaat tegenover leeraressen, die reeds aan een H. B. S. voor
Jongens of aan een gymnasium mochten werkzaam geweest
zijn. JHet 2e lid van art. 2 der verordening zegt, dat de
eerste verhooging voor deze leeraressen ingaat op den dag,
waarop zij een tweejarigen, de tweede op dien, waarop zij
een vierjarigen diensttijd aan een hoogere burgerschool voor
meisjes met 5-jarigen cursus hebben volbracht. Er kan geen
reden zijn, waarom ook niet de diensttijd aan een jongens
H. B. S. en aan een gymnasium recht op deze verhoogingen
zoude geven. Met de Commissie van Toezicht komt het ons
daarom voor dat de verordening alsnog in dien zin behoort
te worden aangevuld.
Wij geven U mitsdien in overweging over te gaan tot de
vaststelling van de navolgende verordening.
VERORDENING, houdende wijziging van de verordening
van 11 November 1880 (Gem.-Bl. n°. 2 van 1881),
„regelende het getal, de jaarwedden, de benoeming
en het ontslag der leeraressen en leeraren aan de
H. B. S. voor Meisjes te Leiden", gelijk die laatstelijk
gewijzigd is hij verordening van 6 Juni 1907 (Gem.-
Bl. n°. 14).
Art. 1.
In art. 1 der bovengenoemde verordening wordt gelezen
sub litt. b, in plaats van »voor 3 leeraressen in de moderne
talen"voor 4 leeraressen in de moderne talen.
Art. 2.
Het 2e lid van art. 2 wordt gelezen als volgt:
ȟe eerste verhooging gaat in op den dag, waarop zij een
tweejarigen diensttijd, de tweede op dien, waarop zij een
vierjarigen diensttijd aan een hoogere burgerschool met
5-jarigen cursus of aan een gymnasium hebben volbracht".
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 234. Leiden, 16 September 1909.
De Commissie van Financiën heeft de eer U mede te deelen,
dat zij tegen de in hare handen gestelde rekening van de
Stedelijke Werkinrichting, dienst 1908, geene bedenkingen
heeft.
Zij adviseert U derhalve die rekening goed te keuren:
in ontvangst op f 1310652s
in uitgaaf op 12119.005
sluitende met een batig saldo vanf 987.52
De heer A. L. Reimeringer, lid van het Bestuur der Stede
lijke Werkinrichting, heeft aan het onderzoek geen deelgenomen.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
N°. 235. Leiden, 17 September 1909.
Onder overlegging van bijgaande verzoeken van de dames
G. C. Kooijker en 1. M. Oort, om eervol ontslag uit hare
betrekking van tijdelijk leerares in het Hoogduitsch aan de
Hoogere Burgerschool voor Meisjes alhier, en van de daar
omtrent ingewonnen adviezen van de Commissie van Toe
zicht en van den Inspecteur op het Middelbaar Onderwijs,
hebben wij de eer Uwe Vergadering mede te deelen, dat bij
ons tegen de inwilliging van die verzoeken geen bedenking
bestaat.
Wij geven U derhalve in overweging aan de dames G. C.
Kooijker en I. M. Oort. op haar verzoek, met ingang van 15
October a.s eervol ontslag uit bovengenoemde betrekkingen te
verleenen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden
's-Gravenhage 13 Sept. 1909.
In antwoord op Uw schrijven, hiernevens vermeld, heb ik
de eer aan Uw college te berichten, dat er bij mij geen be
zwaar tegen bestaat, dat op de verzoekschriften van de
leeraressen G. C. Kooijker en I. M. Oort gunstig beschikt
wordt, zoodat ik Uw College in overweging geef op die ver
zoekschriften gunstig te beschikken.
Daar ik echter het niet aannemelijk acht, dat op 15 Oc
tober zal voorzien zijn in de vacature, die zal ontstaan, heb
ik de eer Uw College in overweging te geven aan Mej. I. M.
Oort te verzoeken het onderwijs in duitsch voort te zetten,
totdat definitief in de vacature zal zijn voorzien.
De Inspecteur van het M. Onderwijs,
J. Campert.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden.
Leiden, 9 September 1909.
Onder terugzending van nevensgaande verzoekschriften der
dames G. C. Kooyker en I. M. Oort, beiden tijdelijk belast
met het onderwijs in het Hoogduitsch aan de Hoogere Bur
gerschool voor Meisjes alhier, strekkende tot ontslag uit die
betrekking tegen 15 October aanstaande, hebben wij de eer
U te adviseeren aan haar dit ontslag eervol te willen ver
leenen tegen 15 October a.s.
De Commissie van Toezicht op het
Middelbaar Onderwijs,
P. Zeeman Gz Voorz.
H. M. A. Coebergh, Secr.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders te Leiden.
Bloemendaal 3 Augustus 1909.
Aan den Gemeenteraad te Leiden.
De ondergeteekendetijdelijk leerares in de Hoogduitsche
taal aan de H. B. S. voor Meisjes te Leiden, veroorlooft zich
de vrijheid, U beleefd te verzoeken
haar tegen 15 October 1909 uit bovengenoemde betrekking
eervol ontslag te willen gevendaar zij benoemd is tot
leerares aan de Middelbare Meisjesschool 't Kopje te Bloemendaal.
't welk doende
G. C. Kooyker.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen Ondergetee
kende, Ida Maria Oort, gedurende den cursus '19091910
opnieuw tijdelijk belast met een deel van het onderwijs in
de Hoogduitsche taal aan de H. B. S. voor meisjes,
dat zij volgens gemaakte afspraak met de Commissie van
Toezicht, in verband met het vertrek van Mejuffrouw G.
Kooyker, tegen 15 October 1909 uit hare tijdelijke betrekking
eervol ontslag vraagt.
't Welk doende enz.
I. M. Oort.
de Steeg 12 Aug. 1909.
N°. 236. Leiden, 18 September 1909.
Blijkens het u hierbij overgelegd schrijven, heeft de heer
J. P. Vergouwen, na in uwe vergadering van 7 September
de benoeming tot lid van de commissie van beheer over de
gestichten »Endegeest" en »Rhijngeest" te hebben aangenomen,
den 13en dezer dat lidmaatschap weder neergelegd. Dienten
gevolge zal thans andermaal tot de benoeming van een lid
dier commissie moeten worden overgegaan.
Teneinde u daartoe in de gelegenheid te stellen, hebben
wij de eer U, overeenkomstig art. 1 van het Reglement op
het beheer der gestichten, na raadpleging der commissie de
volgende aanbeveling aan te bieden
1°. Dr. G. WILDEBOER,
2°. J. BOSCH.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.