110 DONDERDAG 19 AUGUSTUS 1909. aanzien van de hier gevolgde handelwijze hebben gezegd: dat is eigenlijk een ploertenstreek. En waar zij dit nu niet zeggen, maar het zoo onder de hand slechts doen merken, daar moet men dit waardeeren. Waar de menschen zonder dat men op hunne belangen heeft gelet, in eens worden gesteld voor uitgaven waarop zij hoegenaamd niet hebben gerekend, daar spreekt het van zelf, dat de drift wat boven komt. Het gaat hier om een quaestie van recht. Het komt nergens voor, dat wanneer in een contract een verandering van de voorwaarden zal plaats hebben, de eene partij, die de verandering wenscbt aan te brengen, niet tijdig daarvan mededeeling doet aan de andere partij. Dat had op den weg gelegen van den Directeur, dat was geweest een staaltje van zijn plicht. Tegen die handelwijze komen de slagers op en ik meen dat de Raad gehouden is, wanneer hij althans recht wil doen, om den slagers mede te deelen, dat hij van hun adres heeft kennis genomen, en dat hij in het vervolg met hunne wenschen rekening zal houden. De Voorzitter. U is niet zeer gelukkig geweest in de keuze uwer woorden bij de bespreking van deze zaak. U hebt toch de gevolgde handelwijze gequalificeerd als een ploertenstreek. U zult zeker wel willen erkennen, dat dit woord in een on bewaakt oogenblik over uwe lippen is gekomen en u zult ook wel bereid zijn die uitdrukking terug te nemen. De heer Pera. Zoo heb ik het niet precies gezegd. Ik heb gezegd, dat die uitdrukking wordt gebezigd 'in de zaken wereld, wanneer men op het laatste oogenblik in eens met dergelijke wijzigingen van voorwaarden voor den dag komt, terwijl de andere partij genoodzaakt is zich er bij neer te leggen. Hadden zij tijd gehad om op andere wijze in hunne behoeften te voorzien, dan ware het nog wat anders geweest, en dat had kunnen gebeuren, wanneer men hen slechts tijdig had gewaarschuwd. Doch indien het bewuste woord in den door u bedoelden zin, mijnheer de Voorzitter, wordt opge nomen, dan ben ik bereid het terug te nemén; het was niet mijne bedoeling om iets onaangenaams te 'zeggen. Ik heb alleen willen betoogen, dat de wijze waarop hier is gehandeld niet overeenkomt met de billijkheid. De heer Kerstens. M. d. V. De heer Pera heeft het doen voorkomen, alsof door den Directeur van het Slachthuis in deze is gehandeld in strijd met de eischen der billijkheid. Ik behoef er niet op te wijzen, dat ieder jaar bij het aanbreken van de koelperiode zich moeilijkheden voordoen, voordat de zaak geheel is geregeld. Dit zal althans velen uwer niet onbekend zijn. Telken jare hebben er onderhandelingen plaats, en heeft 'er overleg plaats omtrent de wijze, waarop de koelcellen in gebruik zullen worden gegeven. De koelinrichting is op zichzelve altijd een schadepost voor de gemeente en nu rust op den Directeur de verplichting om die schade voor de gemeente zoo gering mogelijk te doen zijn. Dit volgt uit een bepaling in een der verordeningen voorkomende, dat wanneer de Directeur meent, dat de exploitatie van het koelhuis al te onvoordeelig wordt, hij dan geroepen is om aan Burgemeester en Wethouders voor te stellen, het koelhuis te sluiten. Nu zegt <^e heer Pera dat de heeren slagers vooraf niets van de wijziging hebben geweten. Dat is niet juist. Er is van tevoren over gesproken met de hoofden der vereenigingen, en het spreekt vanzelf dat die het niet onder zich hebben gehouden, en alles zoodoende wel ter kennis van de slagers is gekomen. De Directeur heeft tot het laatste oogenblik gewacht, maar aangezien er van de vereenigingen of slagers geen besluit kwam, heeft hij zich verplicht gezien met de slagers zeiven te spreken. Om nu maar te zeggen, dat de slagers geen tijd hebben gehad om er over te denken, dat is niet juist. De heer Bosch. M. 'd. V. Hedenmiddag naar den Raad gaande was het niet mijn voornemen over deze zaak te spreken en indien de heer Pera er niet over gesproken had, had ik er zeker over gezwegen. Wel had ik bet plan daartoe nog gisterenmiddag, toen mij van eene zijde de zaak was medegedeeld. Maar toen -ik ook het genoegen had de zaak van eene andere zijde te hooren uitleggen, kwam ik tot de gedachte dat het beter was er niet over te spreken. De reden waarom ik dit niet doen 'wilde, wil ik even mededeelen. Niet door bijzonderheden te noemen, want dit zou een voor- uitloopen zijn op eene zaak, die beter besproken wordt ter plaatse waar zij behoort, en die aan den Raad ter zijner tijd kenbaar zal worden gemaakt. Ik mag ook niet vooruitloopen op de meening van anderen, waarmede de mijne wellicht zal samengaan, maar ik wil wel dit zeggenj dat deze geschiedenis mij heeft geleerd, dat er weder iets is opgekomen van vroe ger, wat gelukkig in dén laatsten tijd iets geluwd was Er was eenige toenadering gekomen tusschen den Directeur van het Slachthuis en de slagers; er was tusschen beide partijen eenige samenwerking gekomen, die op enkele punten reeds tot goede gevolgen had geleid. Nu is door een misverstand zal ik het maar noemen, doordat men van beide zijden elkander niet begrepen heeft, in deze zaak een scherpe toon gebruikt, die zeer tot mijn spijt aan die betere verstandhou--- ding afbreuk heeft gedaan. Juist om dien toon niet scherper te maken, juist om beide partijen gelegenheid te geven den scherpen kant zooveel mbgelijk af te vijlen, geloof ik dat het voor den Raad beter is om zich op dit oogenblik buiten de zaak te houden; het aan de betrokken partijen zeiven over latende om in dezen tot eene schikking te komen. En daarom wensch ik nu niet op de bijzonderheden in te gaan, daar er toch later- nog aanleiding zal zijn breedvoerig over de zaak te spreken. De heer Pera. Naar aanleiding van hetgeen de heer Ker stens heeft gezegd, moet ik verklaren niet goed te begrijpen wat daaruit moet worclen afgeleid. De heer Kerstens heeft eene mededeeling gedaan, waarvan wij in de stukken niets vinden. Hij doet het voorkomen alsof »de slagers van tevoren zijn ingelicht. Nu lees ik in het adres van de slagers, dat zij zeer kort voor den aanvang der koelperiode de aanzegging kregen, dat zij gehouden waren een hooger som te betalen of anders geen koelcel te nemen.Dit feit wordt nergens tegengesproken. De slagers zijn dus wel degelijk onverwacht voor een toestand geplaatst die hen in moeiélijkheid kon brengen. En waar de slagers Zich nu beklagen over deze handelwijze en vragen voortaan niet meer op deze wijze te worden behandeld, maar intijds te worden gewaarschuwd, daar meen ik dat hét niet meer dan billijk is, dat de Raad die toezegging doet. Wanneer ik dus stem tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders dan is het met het doel, dat de slagers wel antwoord zullen ontvangen, met de mede deeling, dat met hunne wenschen rekening zal worden ge houden. De heer Fokker. Ik zal stemmen voor het voorstel van Burgemeester en Wethouders, om de eenvoudige reden dat ik meer vertrouwen stel in de mededeelingen van Burgemeester en Wethouders en, in hetgeen de heer Bosch zooeven heeft gezegd, (Jan in hetgeen de heer Pera aanhaalt uit het adres. Wanneer de heer Pera zegt: y>Ik lees in het adres, dat zeer kort voor de koelperiode door den Directeur is gewaarschuwd" en daartegenoyer verneem ik wat de geachte W ethouder heeft medegedeeld en wat de heer Bosch zegt, dan is mij dit laatste mëer waard, dan wat in het adres volgens den heer Pera is te lezen. Mij aansluitende aan de woorden van dgri heer Bosch, zal ik dus stemmen voor de conclusie van Burgemeester en Wethouders. De heer Meuleman. Ik vind het altijd zeer aangenaam voor de burgerij en eene geruststelling, dat er in den Raad leden worden gevonden bereid om eventueele klachten te bespreken. Dit kan niet anders dan goed zijn. Maar toch zou ik aan die heeren, die zich bereid verklaren om eventueele adressenvan wie dan ookte besprekenin overweging willen geven om eene zaak altijd té onderzoeken, voor er over te spreken.. Wanneer de heer Pera niet alleen bij de slagers, maar ook elders onderzocht had, hoe de zaak in elkander zat, dan zou hij hedenmiddag zeker gezwegen hebben. Dé heer Pera. M. d..V. Ik wil even opkomen tegen het geen de heer Meuleman zooeven heeft gezegd. Hebben de raadsleden het recht eene conclusie te trekken uit de ver schillende Stukken die vanwege het Dagelijksch Bestuur wor den overgelegd, ja dan neen? Zoo ja, dan durf ik verklaren, dat ik de stukken goed heb nagegaan, en dat ik niets heb gezegd dat zich niet op die stukken grondt. Ik ontzeg dus den heer Meuleman hel recht om tegen mij te spreken zooals hij zooeven heeft gedaan. De beraadslaging wordt gesloten. Het praeadvies van Burg. en Weth. om het adres voor kennis geving aan te nemen, op verdoek van den heer Pera in stemming gebracht, wordt aangenomen met 21 tegen 2 stem men, die van de heeren Pera en van Hoeken. XVI-. Verzoek van J. Riethoven e. a. om over te gaan tot vergrooting van de stalruimte op het openbaar slachthuis voor aldaar aangevoerde slachtpaarden. (Zie Ing. St. no. 214). Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming conform het praeadvies besloten. XVII. Voorstel om den eigenaren der aan de westzijde langs de Buitenlaan gelegen sloot te gelasten die sloot te dempen. (Zie Ing. St. no. 207).- De Voorzitter. Ik moet aan den Raad nog mededeelen, dat nader is gebleken, dat voor een gedeelte wel een riool noodig is. Er staat in het praeadvies van Burgemeester en Wethouders: Vervanging daarvan door een riool is echter niet noodig, omdat in de Buitenlaan reeds een riool aanwezig is en evenwijdig daaraan natuurlijk geen ander riool behoeft t

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1909 | | pagina 8