106 DONDERDAG 29 JULI 1909. naar aanleiding van het verzoek van W. F. N. Koster om verhooging van het hem toegekend pensioen of toekenning van eene personeele toelage." De Voorzitter. Dit besluit zou ter vernietiging kunnen worden voorgedragen. De Raad zou eerst de verordening moeten wijzigen, want deze spreekth iervan niet. De heer Fokker. Laten wij er dat eens op aan laten komen, mijnheer de Voorzitter. Ik beweer, dat het niet onwettig is. De Raad heeft in de vorige vergadering, waarin deze zaak is behandeld, uitgemaakt, dat de Raad andere deskundigen zou mogen benoemen. Laat de Raad zich nu niet bang laten maken en laten wij eens zien welke argumenten Burgemeester en Wethouders bij de Kroon te berde kunnen brengen om dit besluit te doen vernietigen. Laten Burgemeester en Wet houders aantoonen, dat dit raadsbesluit is in strijd met de wet of met het algemeen belang, want dat zijn de eenige argumenten die vernietiging oirbaar maken. Ik meen, dat dit besluit niet in strijd is met de wet en dat de Raad zijn ver ordeningen kan uitleggen zooals het hem goeddunkt. Waar nu in de pensioensverordening niet is vastgelegd de wijze waarop de Raad zich moet laten voorlichten, meen ik dat deze dit zelf kan bepalen. Het voorstel van den heer Fokker wordt voldoende onder steund en kan dus een onderwerp van beraadslaging uitmaken. De heer Meuleman. M. d. V. Ik wil wijzen op het bedenkelijke va n deze zaak voor de toekomst. lepwid, die in dienst van de gemeente is en weet, dat hij afgekeurd zal worden, zal niet beginnen met ontslag te vragen, maar zal naar een .medicus gaan om te trachten een attest te krijgen. Laat ik zeggen, dat dan dikwijls het goede hart van den medicus te luide spreekt. De heer Sijtsma interrumpeert: „dat, mag niet". Bij een journalist is dat misschien niet het geval, mijnheer Sijtsma, maar bij een medicus wel, en jk kan verzekeren, dat er dikwijls attesten worden gegeven waarvan men later spijt heeft. Is men eenmaal zulk een papiertje machtig, dan begint de procedure te loopen. Dan wordt eerst het rapport van de door Burgemeester en Wethouders aangewezen deskundigen, die- toch zijn aangewezen als deskundigen, ter zijde gesteld en wordt de zaak opnieuw aanhangig gemaakt voor een hoog leeraar of een niet-hoogleeraar. Het gevolg zal zijn, dat wij geen pensioensaanvrage meer zullen krijgen of deze procedure, die bovendien zeer kostbaar is, zal worden gevolgd. Wij zien dat al aan het heden inge komen adres, dat een zaak betreft die liefst 6 jaar geleden is. Ik- meen dus ernstig in overweging te moeten geven om, waar zulk een sterk sprekend advies voor ons ligt van twee te goeder naam en faam bekend staande deskundigen, dit advies op te volgen en geen nieuwe deskundigen aan te stellen, alleen om maar tegen Burgemeester en Wethouders te ageeren. Indien men dit doet, zal men in de toekomst de gevolgen daarvan ondervinden. Dé heer Fokker. M. d. V. De heer Meuleman is in de ver gadering van 24 Juni niet aanwezig geweest, anders zou hij weten, dat toen door deh heer Aalberse is verzócht, om ter voorkoming voor het vervolg van gevallen als deze, een wij ziging der verordening voor te bereiden en de wijze van procedeeren in de verordening neder te leggen, en dat Bur gemeester en Wethouders daarop hebben geantwoord, dat deze opmerking zou worden overgebracht bij het college van Burgemeester en Wethouders. Wat de heer Meuleman dus in zulke schrille kleuren afschildert bestaat niet, daar de ver ordening zal worden gewijzigd. En waar Burgemeester en Wethouders zoo diligent! zijn waar het betreft het gevolg geven aan uitnoodigingen van raadsleden, kan deze wijziging zeer spoedig worden te gemoet gezien. Laat de Raad zich dus niet bang laten maken door hetgeen de heer Meuleman heeft gezegd. Ik voor mij ben er niet bang voor en hoop dat de Raad mijn voorstel zal aannemen. De heer Pera. M> d. V. Ik wil er nog even aan herinne ren, dat waar de heer Meuleman gesproken heeft van het verband tusschen de ziekte van den heer Koster en zwaren arbeid, hij ook niet meer heeft kunnen zeggen dan dat de algeineene opinie is, dat een dergelijke ziekte niet door zwa ren arbeid veroorzaakt wordt. Dit blijft dus toch altijd nog maar een opinie en men weet dus nie.t zeker waardoor een dergelijke ziekte dan wel ontstaat. En dan meen ik, dat wij niet zoo moeten letten op de letter, maar meer op den geest der verordening, en in dit geval, waar het niet uit te maken is dat de arbeid van den man de oorzaak is van zijn gebrek, maar dit toch wel mogelijk is, den gulden middenweg moe ten bewandelen door aan den man een toelage toe te kennen. De Voorzitter. De heer Pera betoogt, dat waar de oorzaak van de ziekte onbekend is, wij moeten concludeeren, dat ook wel het werk de oorzaak kan zijn geweest. Maar de kwestie is juist, dat de verordening voorschrijft, dat onomstootelijk moet vaststaan, dat het gebrek is ontstaan in en door den dienst Neemt de Raad de mogelijkheid aan, dat in dit geval het gebrek ontstaan is tengevolge van het verrichte werk, dan moet de Raad maar w^eten of hij al of niet de hand wil houden aan de door hemzelf gemaakte verordening. Het voorstel van den heer Fokker luidt: »De Raad besluit de heeren professoren Dr. W. Nolen en J. A. Korteweg uit te noodigen om den Raad voor te lichten naar aanleiding van het verzoek van den concierge Koster om verhooging van het hem toegekende pensioen of toe kenning van een persoonlijke toelage." De Baad moet daarmede ook de consequentie-aanvaarden, dat hij Burgemeester en Wethouders eventueel een crediet opent om dat advies te verkrijgen. Van persoonlijke toelagen is in de verordening in het geheel geen sprake en daarom komt het mij voor, dat de laatste woorden zouden kunnen ver vallen. De heer Fokker. Als Burgemeester en Wethouders dan mijn voorstel overnemen ben ik wel bereid de woorden: »of toekenning van een persoonlijke toelage" te laten vervallen! De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel van den heer Fokker wordt in stemming ge bracht en met 17 tegen 8 stemmen verworpen. Tegen stemmen de heeren: Kerstens, Korevaar, Meuleman, de Vries, A. Mulder, Timp, Driessen, van Hoeken, Ver gouwen, Hartevelt, Bosch, P. J Mulder, Wildeboer, van Tol, Corts, Bots en van Hamel. Vóór stemmen de heeren: de Boer, Roem, Sijtsma, Fokker, Zwiers, Pera, van Gruting en Reimeringer. De Voorzitter Wordt nu nog stemming verlangd over het praeadvies van Burgemeester en Wethouders? .De heer Reimeringer. Mijn voorstel is nog'niet inge trokken. De heer Pera. Ik zou hetzelfde voorstel willen doen als de heer Reimeringer, maar de toelage bepalen op 100 gulden. De Voorzitter. Dat kan niet meer. De beraadslaging is gesloten. Het voorstel van den heer Reimeringer wordt in stemming gebracht en met 20 tegen 5 stemmen verworpen. Tegen stemmen de heerende Boer, Fokker, Kerstens, Korevaar, Meuleman, Pera, 'de Vries, A. Mulder, Timp, Driessen, van Hoeken, Vergouwen, Hartevelt, Bosch, P. J. Mulder, Wildeboer, van Tol, Corts, Bots en van Hamel. Vóór stemmen de heerenRoem, Sijtsma, Zwiers, van Gru ting en Reimeringer. Het praeadvies van Burgemeester en Wethouders wordt hierop zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Niemand meer' het woord verlangende wordt de vergade ring hierop door den Voorzitter gesloten. Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. Groen Zoon.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1909 | | pagina 4