88
DONDERDAG
15 JULI 1909.
Leiden
Aan den Raad der gemeente Leiden.
EdeleAchbare Heeren.
De Leidsche Runder en Varkenslagers vereeninging goed
gekeurd bij Koninklijk Besluit van 10 Juli 1894staatsblad No 189
Neemt beleefd de vrijheid onder uwen welwillende aandacht
te brengen
Dat de huurders der koelselen bij den aanvang der thans
loopende koelperiode, tot de onaangename ontdekking kwamen
dat de Directeur zeer kort voor den aanvang der periode,
de gebruikers voor de vraag stelde öf een grootere cel te huuren
öf geen cel te nemen
dat het haar voorkomt deze een wijziging aangegaan hun
als van zelf onderstelt, dat de huurder zoowel als de verhuurder
het recht hebben al of niet op de door de andere partij ge
stelde voorwaarden in te gaan, maar dat het toch te ver
gaat, wanneer de Directeur, op de hier bedoelde wijze namens
de Gemeente de voorwaarde te verzwaaren, dat dit een zeer
ernstige vorm aanneemt, wanneer de voorgenomen wijziging
in de voorwaarde aan de huurders niet tijdig van te voren,
maar vlak voor den aanvang der koelperiode wordt bekend
gemaakt
dat deze handelwijze haar toeschijnt met overleg aldus te
zijn gedaan, om de gebruikers geen gelegenheid te geven
andere maatregelen te nemen, maar dat, indien deze meening
juist is de handelwijze niet is die welke gevolgd behoord te
worden door hen die op een eerlijke wijze met elkaar zake
behandelen
redenen waarom zij beleefd verzoeke den Directeur te ge
lasten dergelijke handelingen voortaan te doen op een wijze
meer in overeenstemming naar dit in zake gewoon is zoodat
ook de tegenpartij de tijd hebben zich op nieuwe voorstellen
te bereiden.
Met de meeste Hoogachting,
Namens de vereeniging voornoemd
J. v. d. Steen,
Voorzitter.
L. v. Bergen,
Sekretaris.
4°. Verzoek van Dr. P. C. T. van der Hoeveri om continuatie
in de betrekking van Stads vroed meester.
5°. Verzoek van de Leidsche Duinwatermaatschappij om
goedkeuring van een met de gemeente Rijnsburg te sluiten
contract tot levering van duinwater.
6°. Verzoek van A. S. A. van Kaathoven e.a., leeraressen en
leeraren aan de Kweekschool voor onderwijzers en onder
wijzeressen, om vaststelling van eene definitieve regeling hunner
jaarwedden.
Dit stuk luidt als volgt:
Leiden, 5 Juli 1909.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Edelachtbare Heeren,
Toen in Uwe zitting van den lOn December 1908 het voorstel
van Burgemeester en Wethouders tot wijziging der Verordening
voor de Kweekschool voor Onderwijzers en Onderwijzeressen,
tengevolge waarvan de jaarwedden van sommigen onzer ver
beterd zouden worden, werd verworpen, werd de teleurstelling
over dit besluit voor een deel getemperd door de motieven,
die tot verwerping hadden geleid. De overwegingen, die de
School-Commissie en op haar advies Burg. en Weths. tot het
voorstel hadden gebracht, namelijk dat de arbeid aan de
Kweekschool niet voldoende beloond wordt, en er eene wan
verhouding bestaat tusschen de salarissen aan de Kweekschool
en die bij het Lager Onderwijs, ondervonden geen enkele op
juiste gegevens gegronde bestrijding. Maar de meening van de
Schoolcommissie, dat zelfs na aanneming der voorgestelde
wijzigingen, de salarisregeling aan de Kweekschool aan eene
algeheele herziening zal moeten worden onderworpeh, heeft
ertoe geleid, de urgentie van de ingediende voorstellen niet
te erkennen en voorstellen tot eene finale regeling der bezol
digingen af te wachten.
Met vertrouwen wenden ondergeteekenden, leeraren en
leeraressen aan de Kweekschool, zich tot U met het beleefd
verzoek, Uwe aandacht bij vernieuwing te wijden aan de
volgens de Schoolcommissie en volgens Burg. en Weths.
onvoldoende belooning van hunnen arbeid, en eene definitieve
regeling hunner jaarwedden vast te stellen, tengevolge waarvan
de salariëering aan de Kweekschool niet langer een uitzondering
blijve, maar evenals die aan alle overige onderwijsinrich
tingen hier ter stede in overeenstemming worde gebracht met
den in den loop der jaren verhoogden levensstandaard.
Met verschuldigden eerbied
van Uwen Raad de dienstw. dienaren
A. S. A. van Kaathoven.
(Volgen de namen van nog 8 adressanten.)
Worden gesteld in handen van Burg. en Weth.
7°. Nader adres van C. de Bink Zn in zake het rooien
van een boom voor hunne drukkerij aan den Stillen Rijn n°. 9.
Dit stuk luidt als volgt:
Leiden, 6 Juli 1909.
Edelachtbare Heeren,
Ondergeteekenden, C. de Bink Zoon, Boekdrukkers, Stille
Rijn 9 te Leiden
geven met verschuldigden eerbied te kennen
dat zij gelezen hebben Uw College te doen besluiten tot
niet-inwilliging van hun verzoek betreffende het rooien van
den boom voor hun perceel Stille Rijn 9,
geven U echter in overweging, indien niet aan hun verzoek
mocht worden voldaan, öf den boom flink te snoeien, öf een
kleinere en minder bladrijker boom in den plaats van den
tegenwoordigeu te zetten, aangezien het gezicht op hunne
Drukkerij al genoeg van de overzijde wordt belemmerd door
twee houten huisjes;
dringen er nogmaals op aan een Lantaarn voor hun perceel
te plaatsen ter verkrijging van meerder licht op de, vooral
in dezen tijd, donkere gracht.
Mocht Uw College aan hun verzoek voldoen, zoo verzoeken
zij beleefd doch dringend, dit ten spoedigste te doen uitvoeren.
Hetwelk doende enz.
C. de Bink Zoon.
Zal worden behandeld bij punt 19 der agenda.
8°. Aanbeveling van de Commissie van toezicht op het
Middelbaar Onderwijs ter benoeming van een lid dier Com missie.
Dit stuk luidt als volgt:
Leiden 3 Juli 1909.
Ter vervulling der plaats, die in September e.k. in ons College
zal openvallen door de periodieke aftreding van den heer
Mr. H. M. A. Coebergh hebben wij de eer U overeenkomstig
art. 2 der verordening van 7 Mei 1896 aan te bevelen
1°. Mr. H. M. A. COEBERGH.
2°. P. HOOGENBOOM.
De Commissie van Toezicht op het
middelbaar onderwijs
P. Zeeman Gz.,
Voorzitter.
C. S. Lechner,
lo. Secretaris.
Aan den Raad der gemeente Leiden.
Zal worden opgenomen onder de Ingek. Stukken.
9°. Verzoek van C. A. Bader om eervol ontslag als leeraar
in de Gymnastiek.
10°. Verzoek van de Zondagsschoolvereeniging »Zaait aan
alle wateren" om het gebruik van de school 3e klasse n°. 7 of
van de school 3e klasse n°. 5.
Worden gesteld in handen van Burg. en Weth.
11°. Verzoek van de Kies vereeniging «Burgerplicht en
Gemeentebelang" om het verzoek van het Collegium van het
Leidsch Studentencorps in te willigen, onder voorwaarde dat
de ophooging van het terrein door het studentencorps be
kostigd wordt.
Dit stuk luidt volgt:
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Mijne Heeren,
Gelet op het preadvies van Burgemeester en Wethouders
aan Uwen Raad. inzake het feestterrein voor de a.s. Lustrum
feesten, nemen ondergeteekenden de vrijheid U beleefd te
verzoeken
«Gunstig te beschikken op het verzoek van de Maskerade
«Commissie, tot het kosteloos in gebruik geving van het land
«aan den Zoeterwoudschen Singel, met een gedeelte van het
«plantsoen voor wandelpark, onder voorwaarde, dat de ophooging
«van het terrein door hen zelf worde bekostigd"
Zij die feest willen vieren behooren ook zelf daarvoor de
lasten te dragen.
Met verschuldigden eerbied en Hoogachting
't welk doende
Het Bestuur
der Kiesvereeniging Burgerplicht en Gemeentebelang
J. Splinter,
voorzitter.
J; v. Dam,
vice voorzitter.
Leiden, 12 Juli 1909.
Zal worden behandeld bij punt 21 der agenda