DONDERDAG 3 JUNI 1909.
77
houd der Accijnshuisjes zoude plaats hebben onder toezicht
en ten genoege van Burgemeester en Wethouders, valt er aan
deze zaak door ons niets te doen.
De heer van Hoeken. M. d. V. Ik zou over iets anders een
woord willen zeggen. Ik woon wel op de grens van de ge
meente, maar ik hen toch zeker niet het eenige lid van den
Raad, die dagelijks ziet welk schromelijk misbruik er wordt
gemaakt van het grind dat op de buitenwegen gestort wordt.
Ik heb dikwerf tegen de werklieden'gezegdstort het maar
in het water in plaats van op den weg, het komt toch in het
water terecht. Ik heb mij dikwijls er over beklaagd bij de
politie, er is altijd beloofd: wij zullen er op letten. De men-
schen doen werkelijk hun best, maar als zij weg zijn, gaat het
weer den ouden gang, en daarom heb ik vroeger in andere
buitengemeenten altijd aangedrongen om waar het drukke
wegen betreft, die liever te bestraten. Daar wij nu aan de
voorbereiding, van de begrooting toezijn, zou ik aan de Com
missie van Fabricage en Burgemeester en Wethouders wel
in overweging willen geven, om thans een anderen weg in te
slaan. De singel vanaf de Marebrug tot aan den Stationsweg
was vroeger een modderboel; de melkinrichting is daar ver
rezen en toen is men daar overgegaan tot blstrating. Het
gedeelte Morsehsingel is indertijd vóór de annexatie door de
gemeente Oegstgeest bestraat. Een deel van den weg ndar
het abattoir tot aan die hooge, vervelende brug is enkele
jaren geleden ook bestraat geworden. Als men nu de ervaring
nagaat, dan geloof ik dat men ruimschoots zal moeten erkennen,
dat wij met bestrating moeten voortgaan. Het geld ligt niet
voor het grijpen, doch al moet men er voor leenen, dan zal
rente en aflossing ruimschoots gevonden kunnen worden uit
hetgeen het onderhoud met grind nu jaarlijks kost.
De Voorzitter. Bij het opmaken van de begrooting zullen
wij met uwe opmerking rekening houden.
De heer Korevaar. M. d. V. In de vorige vergadering
waarbij ik tot mijn leedwezen verhinderd was tegenwoordig
te zijn, is er een enkel woord gesproken over de gunning
van eene aanbesteding voor het leggen van riolen in de Haar
lemmerstraat. Ik stel er prijs op, op deze zaak nog even
terug te komenomdat er m. i. wel verschil mag bestaan
tusscben den Raad en Burgemeester en Wethouders over het
stelsel dat bij gunning van aanbesteed werk wordt gevolgd,
maar geen oogenblik gedacht mag worden, dat er in dit op
zicht bij Burgemeester en .Wethouders eenige willekeur zou
beerschen. Nu is er ten aanzien van de gunning voor het
werk in de Haarlemmerstraat gevolgd het beginseldat wanneer
Burgemeester en Wethouders beslist weten, dat in lange na
het werk niet kan gemaakt worden voor den prijs waarvoor
wordt ingeschreven, net werk dan niet wordt gegund. Ik zeg
wanneer zij het beslist weten, niet in twijfelachtige gevallen,
want dan zou het tot willekeur leiden. Maar in dit geval was
er geen twijfel mogelijk. De laagste inschrijving was 42%
onder de begrooting en 34 a 35% onder het gemiddelde der
inschrijvingssommen. Nu weet ik wel, dat de een soms meer
in een werk' ziet dan een ander. Er kunnen aan een werk
soms groote risico's zijn verbonden, die bij den een zwaarder
wegen dan bij den ander. Aan zee kan bijv. op één dag voor
duizenden guldens werk wegspoelen. Zoo bestaat de kans dat
bij grondwerk veel welwater of slecht te verwerken aardspecie
voor den dag komt. Die risico's bestonden voor dit werk echter
niet. Iedere baas is hier bekend met den grond van de
Haarlemmerstraat; van eenig risico was hier geen sprake.
Een ander risico kan bestaan in het materieel. Een aannemer
kan voor dit werk vereischt kostbaar materieel in bezit hebben,
terwijl een ander dat nog daarvoor moet aanschaffen. Dat
kan ook een groot verschil op de inschrijving maken. Ook
deze kans op verschil bestond hier niet, daar het kostbaarste
•werktuig voor dit werk een kruiwagen is. En om zulk een
werk begroot op 1800, en gemiddeld ingeschreven voor ruim
ƒ1000, voor flOOO te kunnen maken, dat is onmogelijk. De
technische ambtenaren en ook andere technici waren allen
overtuigd dat dit absoluut onmogelijk is. In de eerste plaats
zijn Burgemeester en Wethouders dus al uit een moreel
oogpunt verplicht om zulk een inschrijver het werk niet te
gunnen. Maar in de tweede plaats wordt dit ook gevorderd
door het belang van de gemeente. Men moet toch niet denken,
dat door een scherp toezicht het werk altijd goed op te leveren
is, ook wanneer alles tegenwerkt. Wanneer voor een werk
te laag is ingeschreven, en de aannemer begint te bemerken
dat hij daaraan geld moet verspelendan gaat het werk niet
zoo regelmatig. De leverancier van het materieel, die zijn
risico ziet stijgen, probeert dan minderwaardig goed te leveren,
hetwelk weer vertragingen in den voortgang van het werk
veroorzaakt. Al deze storingen werken nadeelig op de deug
delijkheid van het werk. En bovendien wordt daardoor het
verkeer langer gestremd ban noodig is. Zooals u weet, mijn
heer de Voorzitter, werd het vorig jaar daarover al geklaagd,
o. a. door de Rotterdamsche Tram. En wat nu de opmerking
van den heer Pera betreft, dat iemand toch wel eens een werk
heeft gekregen, dat ƒ500 beneden de begrooting was, ja.
ƒ500 is zeer relatief. Op eene aaubesteding van ƒ10,000 of
ƒ20,000 is ƒ500 of 5 en 2%% niet zooveel, maar op een
werk van ƒ1000 is een som van ƒ500 minder, beslist veel te veel.
De heer Sijtsma heeft in de vorige zitting ook gewezen op
het werk aan de Nagelbrug, maar daar was alle réden voor
een zeer lage inschrijving, omdat de aannemer groote finan-
cieele schade aan een ander werk verhoeden kon door dit
werk in handen te hebben. En zelfs in dat gevalwaai' een
zeer lage inschrijving alleszins gemotiveerd was, geschiedde
dit voor 22% onder de begrooting in plaats van 42% voor
het besproken werk.
De heer Pera. Mag ik nog even opmerken dat de ƒ500
door mij genoemd ook betrekking had op eene begrooting en
inschrijving van ongeveer het zelfde bedrag als het nu hier
geldt. Ik kan er zelf niet over oordeelen, maar dé personen,
die mij de iniichtingdn hebben gegeven, deelden nog mee, dat
de laagste inschrijvers juist menschen waren geweest met
kennis van zulk werk, terwijl hij, aan wien het werk gegund
was, op dat gebied minder bekwaam was. Ik zeg niet dat het
zoo is, maar zoo werd het voorgesteld.
De heer Sijtsma. M. d. V. Zou ik nog over een ander
onderwerp iets mogen vragen
De Voorzitter. Wanneer op een vraag een antwoord volgt,
dan is het de gewoonte dat daarover geen uitgebreide discussie
plaats heeft en vooral niet wanneer over iets een rapport
moet worden uitgebracht.
De heer Sijtsma. Ik heb eene vraag te doen, die wel geen
aanleiding tot discussie zal geven. Iw September is een adres
ingediend van de afdeeling Leiden van den Nederlandschen
Bond van gemeentewerklieden. Dat adres is gesteld in handen
van Burgemeester en Wethouders om praeadvies. Ik zou willen
vragen, of wij dit praeadvies spoedig kunnen tegemoet zien?
De Voorzitter. Het is op het oogenblik bij Burgemeester
en Wethouders in behandeling en tegelijk met het voorstel
omtrent de rechtspositie van de ambtenaren, dat den Raad
zal bereiken, zal het praeadvies op bovengenoemd adres ook
wel worden ingediend.
Verlangt nu nog iemand het woord?
De heer van der Elst. M. d. V. Mag ik nog even eene
opmerking maken naar aanleiding van de gewijzigde inrich
ting van het kohier. Het spijt mij dat nu is vervallen de
kolom der aanslagen van het vorige jaar. Daardoor is het
overzicht niet gemakkelijk gemaakt. Wanneer de kolom:
wijken vervalt en weer vervangen wordt door de kolom
aanslagen vorig jaar, zou dit mijns inziens eene groote ver
betering zijn. Ik geef dit voor het vervolg in overweging.
De Voorzitter. Wanneer geen van de heeren meer het woord
verlangt, schors ik de openbare vergadering en verander
die in eene met gesloten deuren.
Na heropening der openbare vergadering wordt zonder
hoofdelijke stemming het kohier der plaatselijke directe be
lasting, dienst 1909, vastgesteld tot een totaal bedrag van
8.211.104.
De vergadering wordt hierop door den Voorzitter gesloten.
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.