DONDERDAG 3 JUNI 1909.
71
met hem nog andere sprekers, uitdrukkelijk verklaard, dat
de Raad allerminst in deze medeging met den Commandant
van de Brandweer, waar hij zich aldus uitliet over het personeel.
Op pag. 59 van onze Handelingen lees ik van den heer
Fockema Andreae deze woorden: «Wanneer wij ons dus
abstraheeren van de argumenten, die te berde zijn gebracht,
dan heeft onze stem voor art. 9 niets compromittants meer
voor een categorie van personen, waarover wij geen ongunstig
oordeel willen uitspreken."
En dan volgt in het olficieele verslag teekenen van instem
ming. Door de meening van den heer Fockema Andreae
nadrukkelijk te onderschrijven, heeft dus de Raad aan het corps
der Brandmeesters zoo noodig, reeds eerherstel gegeven.
Daarom zouden Burgemeester en Wethouders, doordrongen van
het idéé dat het wenschelijk is om deze zaak zoo spoedig
mogelijk uit de wereld te helpen, willen voorstellen nu te
besluiten het volgende aan het college van Brandmeesters te
antwoorden
«Dat de Raad, blijkens het officiéél verslag der vergadering
van 29 April j.l. duidelijk heeft getoond het niet eens te zijn
met* het argument waarmede de Commandant der Brandweer
in zijne toelichting ondersteunde zijn voorstel, om in de ver
ordening op de Brandweer te doen vervallen de bepaling,
dat de Brandmeesters bij voorkeur uit de werkbazen worden
gekozen; dat de Raad allerminst een ongunstig oordeel over
deze categorie van personen heeft willen uitspreken, integen
deel hun diensten bij de Brandweer waardeert; en dat onder
die omstandigheden het verlangde eerherstel niet behoeft te
worden gegeven."
Uit dit antwoord blijkt dus, dat de Raad de diensten van
het tegenwoordige personeel van de Brandweer waardeert en
dat het verzoek om eerherstel niet behoeft te worden inge
willigd. als zijnde overbodig, waar dit eerherstel reeds ge
geven is.
Wat betreft de opmerking van den heer Sijtsma, deze staat
geheel buiten het onderwerp van het adres, n.l. het geven
van eerherstel. Dat is een zaak, die behandeld zal moeten
worden door Burgemeester en Wethouders met den Comman
dant. Hier moet slechts antwoord worden gegeven op het
adres en de vraag daarin vervat, en daaom meenen Burge
meester en Wethouders dat het ontwerp-antwoord dat zij
hebben medegedeeld, in alle opzichten kan voldoening geven.
De heer Sijtsma. Met hetgeen u als antwoord van Burge
meester en Wethouders aan Brandmeestérs hebt voorgelezen,
kan ik mij wel vereenigen. Maar toch rijst de vraag bij mij,
of een ambtenaar die zoo willekeurig optreedt ook niet van
wege den Raad een reprimande verdient. De vraag is toch
gewettigd, of het den Commandant geoorloofd was een rapport
aan zijne ondergeschikten te geven. Waar zou het heen moeten,
wanneer bijv. de Directeur van Gemeentewerken en andere
hoofden van dienst uittreksels van rapporten of mededeelingen
aan de stadswerklieden of andere ondergeschikten in handen
gaven buiten medeweten van den Raad of van Burgemeester
en Wethouders. En waar ik mijnerzijds ook protest aan-
teeken tegen de uitdrukking die hij heeft gebezigd tegen de
Opperbrandmeesters en Brandmeesters, daar wil ik er nog
bijvoegen, dat het een ambtenaar niet is geoorloofd tegen
zijn ondergeschikten, mede in dienst der gemeente, van een
raadslid* te zeggen, dat de man «nog niet droog achter zijn
ooren is", en van een ander, dat hij niet wel opgevoed is en
dat wanneer hij bij hem aan de deur kwam, hij de meid
bevel zou geven, dat lid op de gangmat te laten staan.
Tegenover een dergelijke uitdrukking van den Commandant
in zijn kwaliteit als Commandant tegenover den heer Fokker
en mij moet ik ernstig protest aanteekenen. De Commandant
wil mij beschuldigen niet wel opgevoed te zijn ik zou mij
dan toch wel zeer wachten eene dergelijke uitdrukking te
bezigen tegenover mijne medemenschen in 't algemeen en
stellig tegenover hen, die in zekeren zin mijn superieuren
zijn. Waarlijk, ik benijd hem zijn welopgevoedheid niet!
Wanneer Burgemeester en Wethouders in hun antwoord er
aan kunnen toevoegen, dat de Raad de handelwijze in deze
van den Commandant afkeurt, dan ben ik volkomen tevreden.
.Zoo niet, dan zou ik wenschen voor te stellen om de zaak
aan te houden tot eene volgende vergadering.
De Voorzitter. De zaak door den heer Sijtsma ter sprake
gebracht staat ik herhaal dit geheel buiten het punt
in quaestie. Wanneer men daaromtrent iets naders wil weten,
dan kan men den gewonen weg volgen door zich tot Burge
meester en Wethouders te richten.- Met het antwoord op het
adres te geven heeft die zaak niets te maken en daarom kan
ook eene aanmerking over- of eene afkeuring van de houding
van den Commandant te dezen aanzien, in het antwoord van
Burgemeester en Wethouders niet worden opgenomen. De Raad
zal nu het best doen het concept-antwoord, dat Burgemeester
en Wethouders aan adressanten willen geven, goed te keuren.
Wenscht de heer Sijtsma dan nog later op het door hem
besproken incident terug te komen, dan kan hij dit doen, öf
door Burgemeester en Wethouders te verzoeken de zaak te
onderzoeken, óf desverlangd door eene interpellatie.
De heer Sijtsma. Ik zal dan nu in de zaak berusten, maar
ik neem mij voor om in eene volgende Raadszitting op het
door mij besprokene terug te komen.
De Voorzitter. Dit staat u vrij, maar dat kan dan alleen
betrekking hebben op eene uitdrukking van den Commandant
tegenover u en een ander lid van den Raad. Of de bespreking
daarvan bij den Raad tehuis behoort, betwijfel ikweleenigs-
zins. Wanneer men reden meent te hebben zich over een
ambtenaar te beklagen, dan moet men zich wenden tot Burge
meester en Wethouders.
De beraadslaging wordt hierop gesloten en zonder hoofde
lijke stemming besloten het adres in den door Burgemeester
en Wethouders aangegeven geest te beantwoorden.
De Voorzitter deelt vervolgens alsnog mede:
1° dat aan den eervol ontslagen concierge van de Hoogere
Burgerschool voor Jongens, W. F. N. Koster, met ingang van
'1 Juni j.l., een pensioen is toegekend van f 298 'sjaars en
aan den eervol ontslagen opperman-straatmaker H. Leget Sr.,
mede met ingang van 1 Juni, een pensioen van f 361 per jaar.
2°. dat bij Kon. Besluit van 27 April j.l. No. 11 aan tl. C.
van der Heyde, eervol ontslagen hoofd der school 3e kl.
No. 4, een pensioen is verleend van f1500 'sjaars.
De Voorzitter. Eindelijk kan ik nog mededeelen dat de
rekening van de Gasfabriek aanwijst aan
Ontvangstenf 762443.90
Uitgaven692889.38®
Kas saldof 69554.51®
Winst108037.76®
terwijl de geraamde winst bedroeg 90663.48
en die der Electriciteitsfabriek aan:
Ontvangstenf 166011.62®
Uitgaven159815.19*
Kas saldof 6196.43
Nadeelig saldo6261.94®
terwijl het geraamd nadeelig saldo bedroeg 7500.
Aan de orde is alsnu:
I. Benoeming van inwoners der gemeente, tevens kiezers
in het kiesdistrict, voor den tijd van twaalf maanden, tot leden
of plaatsvervangende leden in de stembureaux voor de ver
kiezing van leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
de Provinciale Staten en den Gemeenteraad.
(Zie Ing. St. No. 138).
De Voorzitter. Mag ik den heeren Fockema Andreae, Driesseri,
Roem en Briët verzoeken het stembureau te willen uitmaken?
Worden benoemd alle voorgedragenen met algemeene (21)
stemmen.
II. Aanwijzing van een lid van den Gemeenteraad om, zoo
noodig, als plaatsvervanger op te treden voor den Burgemeester,
als voorzitter van het Hoofdstembureau voor de eventueele
stemming en herstemming ter benoeming van een lid van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal.
Wordt benoemd met 20 stemmen de heer Fockema Andreae
1 briefje was van onwaarde.
III. Benoeming van de leden en plaatsvervangende leden van
het Hoofdstembureau en van de voorzitters, leden en plaats
vervangende leden van de overige stembureaux voor de even
tueele stemming of herstemming ter benoeming van een lid
van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
Benoemd worden met algemeene (21) stemmen de volgende
heeren
Stemdistricl I HoofdstembureauRaadhuis:
Tot leden: A. L. Reimeringer en Dr. G. Wildeboer.
Tot plaatsvervangende leden: Mr. J. C. van der Lip, J. J.
van Hoeken en A. J. M. Duynstee.
Stemdistrict III School in de Gortestraat)
Tot Voorzitter: W. Pera.
Tot leden: Mr. A. J. Fokker en L. van der Laan.
Tot plaatsvervangende leden: Dr. H. J. Zwiers, Mr. Dr. J.
C. O ver voorde en C. H. G. van den Bergh.
Stemdistrict IV (De Burcht
Tot Voorzitter: Mr. L. M. J. EL Kerstens.
Tot leden: J. Roem en Mr. E. A. Cosman.
Tot plaatsvervangende ledenA. Mulder, G. van Driel en
Mr. F. A. Barge.