DONDERDAG
13 MEI 1909.
65
Het heeft mij bevreemd, dat Burgemeester en Wethouders
zeggen, dat wanneer die concierge geweten had, dat hij niet
het volle pensioen zou krijgen, hij dan terug zou komen op
zijn aanvrage Dat heeft mij daarom zoo bevreemd, omdat de
man werkelijk niet in staat is zijn diensten te praesteeren.
Gaarne zou ik over het pensioen wat zeggen. .Ik heb tot
mijn spijt de verklaringen gemist van de doktoren de Bruïne
Groeneveldt en Bruining en de stadsdoktoren. Laat ik nog
mededeelen, dat die Koster een zeer fatsoenlijke man is, die
nooit aanleiding heeft gegeven tot eenige klacht en die uit
stekend zijn plicht heeft gedaan. Ik heb van een van de dok
toren gehoord, dat hij een verlamming of verkromming heeft
gekregen. Dat wordt toegeschreven aan het werk, dat hij,
vooral in den winter, doet, nl. het sjouwen van cokes naar
de lokaliteiten van de Burgerschool, üp advies van den dokter
gebruikte hij zijn rechterhand niet meer voor het sjouwen
en deed dit met de linkerhand. Na eenigen tijd kwamen nu
ook de verschijnselen aan die hand. Met dit vermoeden, dat
door de heeren is uitgesproken, moeten wij toch aannemen,
dat de man de ziekte heeft verkregen in en door den dienst.
Ik zou gaarne daarom in overweging geven, dat als de
ontslagaanvrage wordt toegestaan, hem volgens deze opvatting
te pensionneeren.
De Voorzitter. Mijne heeren, ik heb tevergeefs in de
voordracht gezocht, wat de heer Reimeringer daarin aantreft,
n.l. dat wij hebben gezegd, dat deze requestrant zijn verzoek
niet zou hebben ingediend, als hij had geweten, dat hij niet
pensioen zou krijgen op grond van gebreken in en door den
dienst verkregen.
De heele kwestie over de pensioenaanvrage is een gratuite
medpdeeling, die met het request alleen dit te maken heelt,
dat er daarin ook over gesproken wordt. Zij is echter nu niet
aanhangig. Alleen is thans aanhangig de aanvraag van Koster
om ontslag. Daar hij in het adres zinspeelt op herkeuring
hebben wij echter ook reeds voorioopig, mede te zijner inlichting,
medegedeeld, dat de verordening een herkeuring niet kent.
Wij hebben echter voorioopig alleen te maken met het verzoek
om ontslag en ik stel voor, dat in te willigen.
Het overleggen van geneeskundige verklaringen is volkomen
prematuur. De vraag of pensioen zal worden verleend en welk,
is bij Burgemeester en Wethouders. Als daaromtrent een be
slissing valt, niet in den geest van adressant, dan is door de
verordening beroep op den Raad toegelaten.
De heer Reimeringer. M. d. V. Ik dank u voor de gegeven
inlichtingen.
De beraadslaging wordt gesloten en zonder hoofdelijke
stemming conform het praeadvies besloten.
IX. Voorstel tot intrekking van het besluit van 15 April
1909, tot het instellen van een rechtsvordering tot verhaal
van de kosten van verpleging van A. van der Poel in «Ende
geest.".
(Zie Ing. St. No. 119).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan
genomen.
X. Voorstel om den naam »Paardensteeg" te veranderen in
dien van »Prinsessekade".
(Zie Ing. St. No. 122).
De heer Roem. M. d. V. Ik juich het van harte toe, dat
deze kade Prinsessekade zal worden genoemd. Het is echter
zeer de vraag, of men over 60 a. 70 jaar en laten wij hopen
nog eerder, nog weet, naar wie die kade genoemd is. Ik heb
een vreeselijken hekel aan lange namen en zou daarom de
kade den naam willen geven van Julianakade, zooals er zijn
Wilhelminastraat, Willemsstr aat, Oranjestraat. Men spreekt dan
ook niet van Prins van Oranje- of Koningin Wilhelmina
straat.
De Voorzitter. Uit den aard der zaak hebben Bur gemeester
en Wethouders ook dit punt overwogen, maar zij zijn tot de
conclusie gekomen, dat er geen aanleiding is de voorgestelde
naam te veranderen. Er zijn meer dergelijke voorbeelden. Men
kent in den Haag: Prinsessegracht, Koningskade, Koninginne
gracht, Regentesselaan. Dat zijn voor de hand liggende voor
beelden, al zijn er wel eenige uitzonderingen.
Wij meenerr dus, dat de voorgestelde naam geschikt is. Wij
hebben met het oogenblik te rekenen, en nu is er één prinses.
Er blijkt dus geen andere bedoeling dan de kade te doen
heeten naar de eenige prinses, die pas geboren is. Er is dus
geen reden te spreken van Prinses Julianakade en van
Julianakade nog veel minder. Dat komt ons voor minder eer
biedig te zijn en geeft in den volksmond allicht aanleiding tot
minder gewenschte verkortingen. Prinses Julianakade is te
lang. Wij hebben reeds gezien bij de namen van straten naar
burgemeesters genoemd, dat men Burgemeester" weglaat.
Het is duidelijk voor iedereen, dat wij de jong geboren
prinses op 't oog hebbenMet de de voorgestelde benaming
wordt voldoende duidelijk aangegeven, wie de Raad bedoelt.
De heer Roem. M. d. V. Ik kan het niet met u eens zijn.
De naam raakt verloren. Het is de bedoeling, dat de kade ge
noemd wordt naar de Prinses. Als nu, wat wij hopen, over
eenige jaren een Prinses geboren wordt
Een Stem. Of een Prins!
De hesr Roem. Of nog liever een Prins, dan weten wij niet
meer, naar wie de kade heet. Ik zou mij ermede kunnen ver
eenigen als men sprak van »Kade 1909," zooals men spreekt
van »Plein 1813". Er is niemand, die spreekt van «Het
Monument, opgericht voor dat jaar leder weet, wat de be-
bedoeling is, die er aan ten grondslag ligt. Het is nu hier
toch de bedoeling den naam van Prinses Juliana te ver
eeuwigen, niet waar?
Ik zou dus het voorstel willen doen, den naam te veranderen
in Julianakade.
De Voorzitter. Burgemeester en Wethouders blijven van
meening, dat deze verandering niet wenschelijk is. De Prinsesse
gracht in den Haag, de Koninginnegracht, de Koningskade of
de Regentesselaan hebben nooit tot dergelijke overwegingen
aanleiding gegeven. Wil men voorstellen den naam te ver
anderen, dan geef ik in overweging: Prinses Julianakade;
Julianakade, dat gaat niet. Toch meen ik, dat het wenschelijk
is, den naam zoo te laten. Het is een pakkende naam, die
nooit op adressen tot verkorting aanleiding zal geven en die
in den mond van het volk dadelijk leeft. Als men moet spreken
van Prinses Julianakade wordt al spoedig wat weggelaten. De
naam van de Prinses wordt evengoed vereeuwigd door
«Prinsessekade".
Bij mij is ingekomen een voorstel van den heer Roem,
luidende:
«Ondergeteekende stelt voor de verbreeding der Paarden-
steeg te noemen Prinses Julianakade."
Dit voorstel wordt voldoende ondersteund en maakt derhalve
een onderwerp van beraadslaging uit.
De Voorzitter. Nu zal er in de wandeling misschien wel
P. J. kade van gemaakt worden.
Prinsessekade is een woord, dat zich gemakkelijk laat uit
spreken en gauw burgerrecht verkrijgt. Wij vinden de zaak
niet van zoo overwegend belang om daarover lange discussie
te houden, maar toch kunnen wij de verandering niet over
nemen.
De heer van der Lip. M. d. V. Het komt mij voor, dat het
bezwaar van den heer Roem wat voorbarig is. Hij heeft gezegd,
dat er nog wel zooveel prinsessen kunnen komen, en dat men
dan niet weet naar welke prinses de kade is genoemd. Mij
dunkt als 't zoover is, kan men den naam altijd nog veranderen.
Worden er naderhand meer prinsessen geboren, wat wij allen
hopen, dan kunnen wij ter onderscheiding altijd nog den naam
dezer Prinses bijvoegen.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik kan mij gedeeltelijk aanslui
ten bij wat de heer van der Lip heelt gezegd en ik ben het
geheel eens met u, mijnheer de Voorzitter.
Ik wil er daarom den nadruk op leggen, dat er twee be
zwaren zijn tegen het amendement Roem. De naam wordt
in de eerste plaats te lang. Men lijdt verder gevaar dat hier
het volksvernuft spelen gaat en de naam Juliana zou wel
eens op oneerbiedige wijze kunnen worden verhaspeld. Dat
komt er zeker van en dat zou niet aardig zijn. Vooral den
leden, die nu zoo gaarne den naam Juliana genoemd willen
zien, zou dit hinderen. Zij moeten dus vooral weten wat
zij doen. Men moet daarom eenvoudig «Prinsessekade" be
houden.
De Voorzitter. Ik blijf bij de meening, dat Prinsessekade
een pakkende naam is, die bij het volk blijft voortleven. Er
komen in andere gevallen veranderingen en verkortingen,
zooals de heeren Sijtsma en van der Lip terecht hebben
betoogd.
De heer Pera. M. d. V. Ik moet naar aanleiding van het
advies van den heer van der Lip opmerken, dat de bezwaren,
om later een straatnaam te veranderen, niet over het hoofd
moeten worden gezien. De straat wordt wijd en zijd bekend
met haar bewoners. Een verandering van naam later, brengt
licht verwarring. Ik meen dat het voorstel van Burgemeester
en Wethouders is aan te bevelen.
Het voorstel van den heer Roem, in stemming gebracht,
wordt verworpen met 15 tegen 11 stemmen.
Tegen stemmen de heeren: Briët, de Vries, Reimeringer,
Timp, van Hoeken, Bots, de Boer, Wildeboer, Sijtsma, Dries-
sen, Pera, van Hamel, Eerstens, van der Lip en Fockema
Andrea:.