DONDERDAG 1 APRIL '1909. 39 3°. Verslag van de Commissie van toezicht op het Middel baar Onderwijs omtrent den toestand van het Middelbaar Onderwijs over 1908. Zal worden opgenomen in het Gemeenteverslag. 4°. Rekeningen, dienst 1908, van: de Kamer van Koop handel en Fabrieken, het Leidsch Muziekkorps en de Gezond heidscommissie. Worden gesteld in handen van de Commissie van Financiën. De Voorzitter deelt alsnog mede: 1°. dat in de plaats van Mr. S. A. La Rivière tot secretaris van het Gemeentelijk Werkloozenfonds is benoemd Mr. J. Draayer, advocaat en procureur, alhier; 2°. dat aan Mevr. H. Backer Overbeek, weduwe van F. A. Holleman, in leven adjunct-directeur der lichtfabrieken, met ingang van 3 Juni a.s. een weduwen- en kinderen pensioen is toegekend van ƒ1242 'sjaars. Aan de orde is alsnu: I. Verzoek van Mr. J. C. van der Lip om eervol ontslag als commissaris der Stads Bank van Leening. (Zie Ing. St. n°. 85) Wordt zonder hoofdelijke stemming eervol verleend. De Voorzitter. Er zullen thans eenige benoemingen moeten worden gedaan en dus zal een stembureau geformeerd moeten worden. Ik verzoek den heeren van der Lip, Reimeringer, Timp en Zwiers het stembureau te willen uitmaken. II Benoeming van een lid der commissie van beheer over het Krankzinnigengesticht »Endegeest'' en het Sanatorium voor zenuwlijders »Rhijngeest." (Zie Ing. St. No. 78). Wordt benoemd de heer Pera, met 18 stemmen, terwijl 8 stemmen zijn uitgebracht op den heer Corts en 3 op den heer II arte velt. De Voorzitter De heer Pera hier aanwezig zijnde, stel ik hem de vraag, of hij deze benoeming aanneemt? De heer Pera. Ik dank den Raad zeer hartelijk voor deze benoeming, die ik ten hoogste waardeer. Er zijn voor mij aan „Ëndegeest" herinneringen verbonden, grooter en meer dan voor één van de ledendie ooit tot de Commissie hebben behoord. Het heelt mij diep gekrenkt, dat de Commissie mij bij het indienen harer voordracht heeft gepasseerd en dat nu de Raad zich op dit oogenblik op deze wijze uitspreekt, daarvoor betuig ik hem mijn hartelijken dank. lutusschen is deze be noeming voor mij totaalver rassend, want ik wist er letter lijk niets van. Natuurlijk is thans aan deze benoeming voor mij een schaduwzijde verbonden en ik zou dus wel willen ver zoeken, een oogenblik bedenktijd te mogen hebben. De Voorzitter. Dit uitstel kan u natuurlijk niet onthouden worden. Wij zullen uwe beslissing dus afwachten. Ik geef u echter in overweging, daarmede niet te lang te wachten, omdat de behoefte aan een nieuwen commissaris dringend is III. Benoeming van een commissaris der Stads Bank van Leening. (Zie Ing. St. No. 85). Wordt benoemd de heer Fokker, met 17 stemmen, terwijl 9 stemmen zijn uitgebracht op den heer Corts, 2 op den heer van der Eist en 1 biljet van onwaarde is. De Voorzitter. Is de heer Fokker bereid die benoeming aan te nemen? De heer Fokker. Met dankbetuiging aan den Raad voor het in mij gestelde vertrouwen, ben ik gaarne bereid de benoeming aan te nemen. IV. Benoeming van een plaatsvervangend lid der commissie, bedoeld bij art. 22 van het Werkliedenreglement. (Zie Ing. St. No. 76). Worden uitgebracht 29 stemmen, waarvan verkrijgen: de heer Briët 13 stemmen, de heer Aalberse 7 stemmen, de heer Bosch 6 stemmen en de heeren A. Mulder, Sijtsma en Pera ieder 1 stem. Niemand de volstrekte meerderheid verkregen hebbende, heeft een tweede vrije stemming plaats.' Wordt alsnu benoemd de heer Briët, met 20 stemmen, terwijl zijn uitgebracht 5 stemmen op den heer Bosch, 3 op den heer Aalberse en 1 stem op den heer A. Mulder. De Voorzitter. Is de heer Briët bereid die benoeming aan te nemen De heer Briët. Ja, mijnheer de Voorzitter. V. Benoeming van twee leden van het Bestuur der ver- eeniging »de Practische Ambachtsschool". (Zie Ing. St. No. 79). Worden benoemd met algemeene (29) stemmen de heeren G. van Driel en A. M. Touw. VI. Benoeming van een onderwijzer aan de school der 4e klasse No. 1. (Zie Ing. St. No. 77). Wordt benoemd de heer A van Wamelen, met 28 stemmen, terwijl 1 stem is uitgebracht op den heer L. P. A. Rolff De Voorzitter. Er zijn op het oogenblik geen benoemingen meer te doen en ik dank de heeren leden van het stembureau voor de in deze genomen moeite. VII. Verzoek van G. Beun om eervol ontslag als onder wijzer aan de Jongensschool 2e klasse. (Zie Ing. St. n°. 84). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming eervol verleend. VIII. Verzoek van Mej. E. H. A. J. Soer om eervol ontslag als leerares aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes. (Zie Ing. St. n°. 88). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming eervol verleend. IX. Verzoek van Dr. W. H. Keesom om eervol ontslag als leeraar aan de Kweekschool voor onderwijzers en onder wijzeressen. (Zie Ing. St. n°. 90). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming eervol verleend. X. Voorstel tot regeling der bezoldigingen van den Com mandant en van den Onder-commandant van de Brandweer. (Zie Ing St. n°. 81). De heer Fokker. M. d. V. Tot mijn leedwezen kan ik mij niet vereenigen met deze voordracht. Het spijt mij, dat ik in deze tegen Burgemeester en Wethouders in het veld moet treden. Het komt mij echter voor, dat bij de benarde financiëele omstandigheden van de gemeente, wij ons wel een paar maal mogen bedenken, voor wij weder een salaris verhoogen, hetgeen immers telken jare opnieuw terugkeerende uitgaaf mede brengt: daarvoor moeten dan wel zeer deugdelijke redenen aangevoerd kunnen worden. Naar ik geloof, worden groote en ernstige motieven in het praeadvies van Burgemeester en Wethouders evenwel niet aangetroffen. Misschien, maar dat is vermoedelijk een geheim en ik kan het dus slechts vermoeden, is een ernstig motief de ontslag aanvrage van den heer Stam, die ik bij de stukken heb gevonden. Ik meen niet geheel mis te tasten, als ik een zeker verband zoek tusschen deze voordracht en de ontslagaanvrage. Is dat op zichzelf nu een reden, om den commandant van de brandweer een salaris te geven van ƒ1400 per jaar? Is dat een betrekking van zoo groot gewicht, dat daarvoor een salaris van ƒ1400 moet worden gegeven Ik heb de moeite genomen eens te informeeren, hoe in andere gemeenten de bezoldiging van den commandant van de brandweer is geregeld. Zijn de inlichtingen, die mij verschaft zijn, niet geheel en al fout en onjuist, dan steekt het salaris van Leiden ver boven dat van andere gemeenten uit. Ik zou daar niets op tegen hebben, als de gemeentefinanciën van Leiden ook ver boven die van de andere gemeenten uitstaken. Waar dat echter helaas niet het geval is, geloof ik, dat wij op ons hoog salaris niet al te trotsch mogen zijn. Delft, dat met Leiden eenigszins kan worden vergeleken wat betreft groote fabrieken en groote openbare gebouwen en dat ook een academiestad is, geeft slechts 300. In Dordt, een gemeente met tamelijk veel fabrieken, een gemeente, waar enorm groote houtopslagplaatsen zijn en dus nog al brandgevaar is, wordt geen salaris gegeven. In een stad als Enschedé, ook een groote fabrieksstad, met ruim 30000 zielengeeft men geen salaris. In Groningen met 75000 zielen, een stad dus heel wat grooter dan Leiden en waar men een beroepsbrandweer heeft, is de bezoldiging 1200. Haarlem, een stad, grooter dan Leiden, geeft geen vast salaris. Tilburg, dat wat fabr ieken betreft nog boven Leiden uitsteekt en waar dus het brandgevaar grooter is, heeft een paar brandmeesters met een salaris van ƒ200 en ƒ150. Ik geloof niet, dat er ernstige redenen zijn om in Leiden bij de bezoldiging van den commandant van de brandweer zoover te gaan boven hetgeen andere steden geven. Burge meester en Wethouders zeggen nu wel, dat de betrekking van commandant van de brandweer persoonlijke eigenschappen eischt, die niet zoo gemakkelijk worden aangetroffen. Ik geloof,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1909 | | pagina 3