38 DONDERDAG 1 APRIL 1909. dat wat daarvan zij, door een en ander aan de behoefte aan middelbaar onderwijs voor meisjes evenwel nog niet in voldoende mate is of zal worden tegemoet gekomen dat immers, daargelaten de tegenzin die bij velen bestaat om hunne dochters tusschen de 12 en 18 jaar tegelijk met jongens te doen onderwijzen, veelal voor haar geen onderwijs begeerd wordt, dat ingericht is op het verkrijgen van het eindexamen-diploma, doch slechts onderwijs, dat zonder meer beoogt het bijbrengen eener hoogere ontwikkeling; dat evenzeer als het verstrekken van onderl icht, dat op het later door de leerlingen bekleeden van ambten en bedieningen en het uitoefenen van beroepen en bedrijven is aangelegd, het een gemeenschapsbelang is, dat ook voor de beschaafde vrouw, wier plaats allereerst zal zijn het gezin en niet de maatschappij, de gelegenheid tot het ontvangen van algemeen ontwikkelend middelbaar onderwijs moet kunnen openstaan; dat Burgemeester en Wethouders zich in zooverre geheel kunnen aansluiten bij de strekking en de kennelijke bedoeling van hetgeen in het Voorloopig Verslag pag. 8 (eerste kolom berieden, tweede kolom boven) van sommige zijden is opgemerkt; Redenen waarom Burgemeester en Wethouders voornoemd zich wenden tot Uwe Vergadering met het dringend verzoek dat zij bevordere dat, naast het vaststellen van regelen op- zichtens de subsidieering van rijkswege van bijzondere hoogere burgerscholen, in de wet tot regeling van het middelbaar- onderwijs bepalingen worden opgenomen, volgens welke mede aan de gemeenten een recht op subsidie uit 's Rijks kas wordt verleend voor de door haar opgerichte middelbare scholen voor meisjes. 't Welk doende enz. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, Zimmerman, Burgemeester. M. Goslings, Secretaris. Leeuwarden, 20 Maart 1909. De Voorzitter. Geruimen tijd, ik meen een paar jaar, geleden, is in den Raad de wensch te kennen gegeven, dat getracht zou worden door dit Gemeentebestuur voor hare Burgerschool voor meisjes van de Regeering een subsidie te herkrijgen, dat haar sedert 1885 is onthouden. Burgemeester en Wethouders hebben die opdracht ontvangen en aanvaard, om bij de Re geering pogingen aan te wenden, opdat de Minister dien post op de begrooting zou herstellen. Wij hebben toen een adres bij de Regeering ingediend, waarop nog geen beschikking ontvangen is. Nu hebben wij dit adres ontvangen en wij begrepen dat wij in den geest van den Raad zouden werken, door tegelijkertijd bij de behandeling van de wet tot wijziging van het Middelbaar Onderwijs, ons tot de Regeering te richten en dat het zaak was niet te wachten tot deze vergadering, omdat de wet reeds in behandeling is en misschien heden of morgen zal worden afgehandeld. Wij hebben dus reeds aan de Kamer namens den Raad een adres van adhaesie ingediend, waarom hier wordt gevraagd. Ik meen, dat dit geheel in de lijn is van het indertijd door den Raad te kennen gegeven verlangen. Daarom is met het oog op de indertijd door den Raad genomen beslissing aan de Kamer, namens den Raad, adhaesie betuigd met dit adres. Kan de Raad zich daarmede vereenigen? Teekenen van instemming). Ik stel dan verder voor, dit adres voor kennisgeving aan te nemen. Aldus wordt zonder hoofdelijke stemming besloten. 2°. Verzoek van de Vereeniging van Nederlandsche Arbeids beurzen om eene bijdrage uit de gemeentekas ten behoeve van de oprichting van een Arbeidsbeurs te Homberg a/R., ten dienste van Nederlandsche arbeiders, die in Duitschland gaan werken. Dit stuk luidt als volgt: Aan den Raad der Gemeente Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen de Vereeniging van Nederlandsche Arbeidsbeurzen, goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 18 Augustus 1908 No. 42; Dat zij in haar streven om voor de velen, die de laatste jaren onder werkeloosheid gebukt gingen, de gelegenheid te vinden hun brood te verdienen, in de eerste plaats getracht heeft die gelegenheid in Nederland te verschaffen doch daarin niet geslaagd is. Dat zij daarom een onderzoek ingesteld heeft naar de toestanden in de streken in het buitenland, waar vele Neder landsche werkzoekenden thans reeds een bestaan vinden, met name in het Ruhr-gebied. Dat zij op grond van een herhaald onderzoek ter plaatse tot de overtuiging is gekomen, dat velen daar een uitstekend bestaan gevonden hebben en in de toekomst waarschijnlijk nog zullen kunnen vinden, maar dat daarom te meer getracht moet worden verbetering te brengen in verschillende daar heerschende toestanden. Geheel daargelaten toch de vraag of het wenschelijk is het wegtrekken van Nederlandsche arbeiders naar den vreemde te bevorderen, kan het niet onverschillig zijn hoe het den duizenden Nederlanders vergaat die reeds daar zijn en, bij den bestaanden trek naar die streken en de groote vraag naar arbeidskracht die zich daar telkens voor doet. zich nog daarheen zullen begeven. Onbekendheid met plaatselijke omstandigheden en gebrek aan onontbeerlijke hulp gedurende de eerste weken van hun verblijf in den vreemde, heeft onder de zich daar bevindende Nederlanders toestanden doen ontstaan, die, naar het der Vereeniging voorkomt, in het belang van die personen, maar ook in het belang van den Nederlandschen naam, dringend verbetering eischen. Die verbetering wil de Vereeniging trachten te be reiken, in de eerste plaats door invloed uit te oefenen op de keuze en door betere voorlichting van hen die daarheen gaan. Dank zij de tot stand gebrachte samenwerking tusschen de Arbeidsbeurzen, in verschillende deelen des lands, meent de Vereeniging daartoe in staat te zijn. In de tweede plaats be staat de behoefte aan de aanwezigheid daar ter plaatse, van iemand, die de arbeidsgelegenheid opspoort en de moeielijk- heden verminder t, die het verblijf in de vreemde den Neder landschen arbeider vooral in den eersten tijd biedt. Dat, wat dit laatste betreft, de Emigratie- Vereeniging te Amsterdam reeds met vrucht is werkzaam geweest, door de bezoldiging van een persoon, die. naar onze Vereeniging be kend is, voor die taak geheel berekend is. Dat echter de beperkte geldmiddelen van genoemde Ver eeniging niet toelaten eene regeling te maken, die haarzelve en onze Vereeniging geheel voldoet, noch om de kosten der bestaande regeling gedurende eenigszins geruimen tijd te blijven dragen. Dat onze Vereeniging derhalve tracht, in overeenstemming met genoemde Emigratie-Vereeniging, het daarheen te leiden, dat de thans te Homberg A. Rh. gevestigde persoon spoedig in de gelegenheid worde gesteld op ruimer schaal, en geldelijk geheel onafhankelijk van de werkgevers ter plaatse werkzaam te zijn De bedoeling is dus voor die streek een soort Arbeids beurs op te richten, in staat de noodige inlichtingen te ver strekken betreflende de arbeidskracht die gevraagd wordt en wat voorts voor de werkzoekenden van belang is, die de Nederlanders aldaar bij hun aankomst, of wanneer zich later moeielijkheden voordoen, kan bijstaan, en die zich belast met de uitbetaling van voorschotten uit de gelden, die hiervoor mochten worden beschikbaar gesteld. Dat de Nederlandsche Consul te Duisburg-Ruhrort zijne medewerking toegezegd en goedgevonden heeft, dat alle gelden orider zijn toezicht zullen worden gesteld. Dat de Vereeniging overtuigd is dat een zoodanige regeling veel zou kunnen bijdragen tot het wegnemen der boven aan gegeven misstanden. Bovendien, al is het doel allerminst den Nederlandsche werkzoekenden aan te moedigen tot het ver laten van land, moge er op worden gewezen dat velen die daar heen gaan worden te werk gesteld in de mijn-nijverheid en dat deze wellicht later, bij meerdere ontwikkeling dier nijverheid hier te lande, binnen de grenzen kunnen terug- keeren en dan welkome arbeidskrachten zullen opleveren. Dat de Vereeniging wil trachten de voor bereiking van dit doel noodige gelden te verkrijgen. De beperkte middelen der vereeniging toch zijn reeds voor andere doeleinden in beslag genomen. Dat de kosten als volgt geraamd worden: Bezoldiging van personeel van het op te richten bureel (hoofd en twee beambten)3000. Reiskosten van dit personeel500. Drukwerk, kantoorbehoeften100. Kantoorhuur, onderhoud, verwarming, verlichting 600. Telepboon150. Couranten, tijdschriften50. Postzegels enz300. f 4700.— Dat voor de verkrijging van deze gelden naast den steun van het Rijk. gehoopt wordt op dien der groote Gemeenten. Deze toch leveren het voornaamste bestanddeel van hen die ten tijde van werkloosheid in het N. W. van Duitschland werk gaan zoeken. Velen komen na korten tijd teleurgesteld terug. Door de op te richten Arbeidsbeurs zal dit kunnen worden voorkomen. Het stelsellooze verstrekken van reisgeld zal niet meer behoeven te geschieden en aan de Gemeenten, die hiervoor gelden beschikbaar stellen, meer zekerheid voor een nuttige besteding worden gegeven. Dat de in den aanhef dezes genoemde Vereeniging derhalve de eer heeft tot Uwen Raad het verzoek te richten een bij drage uit de Gemeentekas te willen verstrekken, die het haar mogelijk maakt het hierboven omschreven doel te verwezen lijken. Hetwelk doende enz. J. Patijn, Voorzitter. Van Wijk, Secretaris. Wordt gesteld in handen van Burg. en Weth.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1909 | | pagina 2