DONDERDAG 11 MAART 1909.
31
niet strookt, hier op dit punt door wie dan ook het woord
te laten voeren. Daarom zij hiermede de mededeeling van den
heer Fokker voor notificatie aangenomen.
Wat nu verder de beweringen van dat geachte lid betreft,
heeft hij zeer op den voorgrond gesteld, in zijn schriftelijke
toelichting, dat het er om ging, of de belangen der weten
schap aan het Slachthuis derwijze verzorgd werden of worden,
dat de belangen van de gebruikers van het Slachthuis er
door worden geschaad. En nu wil ik opmerken, dat uit de
gewisselde stukken voldoende blijkt, hetgeen ook reeds door
den geachten Wethouder in het midden is gebracht, dat het
hier geldt de demonstratie van belangrijke ziektegevallen bij
slachtdieren en vooral de afgekeurde dieren en organen, die
juist een zeer bruikbaar studiemateriaal zullen opleveren,
deelen en organen dus, welke voor den gebruiker van het
Slachthuis volkomen waardeloos zijn, en bestemd zijn om te
worden vernietigd En nu vraagt het Rijk ons, gebruik te
mogen maken van die waardelooze deelen, teneinde daaruit
de wetenschap te doen demonstreeren. Waar zal die demon
stratie voor dienen? Die zal natuurlijk ook ten goede komen
aan den veestapel en aan de hygiëne, ten goede komen dus
zoowel aan slagers als aan consumenten. Dit alles kost der
gemeente niets, en daarentegen ontvangt zij daarvoor een
niet onaardig bedrag in geld.
Nu moet ik eerlijk zeggen, dat toen wij niet wisten dat
een voorstel zou komen om de zaak uit te stellen, wij niet
hadden kunnen denken, dat tegen deze overeenkomst bezwaar
zou zijn. Wij behoeven toch niet al te veel er op te wijzen,
dat het niets dan voordeel voor de gemeente oplevert. De
tijd, die aan de demonstration wordt ten koste gelegd, komt
ten goede aan den gezondheidstoestand van den veestapel en
de consumenten. Ik herhaal, het kost ons niets. Wat meer
is, als men van de meening wordt, dat werkelijk de ervaring
leert, dat te veel tijd van den directeur voor dit onderzoek
wordt afgenomen, wat is er dan gemakkelijker, dan de over
eenkomst op te zeggen? Deze is met ieder jaar opzegbaar en
wij kunnen er dus ieder jaar een eind aan maken, als wij
meenen, dat voor het onderzoek te veel tijd van den direc
teur gevorderd wordt, wat ons meer dan die f 300 waard is.
Daarom, hoe men de zaak beziet, er is voor de gemeente
niet alleen geen nadeel aan verbonden, maar het is een zuiver
voordeel. Indien indirect het nadeel hierin zou bestaan, dat
de directeur te veel aan zijn werkkring als directeur onttrok
ken wordt, dan kan men het contract ieder jaar opzeggen.
Nu kom ik tot wat de heer Pera in het midden°heeft
gebracht. Hij zeide, dat Burgemeester en Wethouders er wel
zeer van doordrongen zijn, dat in zekere gevallen het dienst
baar stellen van onze inrichtingen voor wetenschappelijk
onderzoek ten nadeele van de gemeente kan strekken. Hij
wijst erop, dat dit bij de zaak van de desinfectie-inrichting
is gezegd.
Iedere vergelijking gaat mank, maar deze gaat al zeer
mank, ja heeft zelfs geen beenen om op te loopen. Toen
werd er gevraagd, dat wij een nieuwen dienst zouden oprich
ten, een bacteriologisch laboratorium, waarvoor het materiaal
bijeen moest worden gebracht, wetenschappelijke menschen
benoemd, een directeur enz. Hier hebben wij een laboratorium,
hier wordt het materiaal aangebracht, hier is een wetenschap
pelijk man, die de zaak kan ter hand nemen en wij ont
vangen er geld voor.
De vergelijking van den heer Pera kan dus gerust ter
zijde worden gesteld.
Ik mag nu besluiten met te zeggen, dat naar mijn mee
ning de motie moet worden verworpen. Er bestaat immers
hoegenaamd geen verband tusschen de taak, aan de com
missie opgedragen en de beslissing over deze voorstellen. De
commissie zal een onderzoek doen naar de wijze van exploi
tatie van het Slachthuis. Wat heeft nu het onderzoek, dat
geschiedt in het belang der wetenschap en ook van den
gezondheidstoestand van den veestapel, te maken met de
wijze van exploitatie van het Slachthuis? Het eenige, dat op
den voorgrond zou kunnen worden gesteld is, dat er te veel
tijd aan de werkzaamheid van den directeur wordt onttrok
ken. Ik heb aangetoond, dat het werk komt ten nutte van
het Slachthuis, van de slagers en de consumenten, en dus kan
er naar mijn meening van te veel tijdgebruik geen sprake
zijn.
Tusschen de taak van de commissie van onderzoek en dit
voorstel van Burgemeester en Wethouders is dus geen ver
band en het is daarom niet noodig de beslissing aan te hou
den tot de commissie haar taak zal hebben volbracht. Ik
geef den heeren dus in overweging de motie te verwerpen en
zich daarentegen te vereenigen met het voorstel van Burge
meester en Wethouders.
De heer Zwjers. M. d. V. Vooral na hetgeen u zooeven heeft
gezegd, wil ik een enkel woord spreken, om mijn stem te moti-
veeren. Ik sta nog op hetzelfde standpunt, dat ik innam, toen de
aanvraag van Curatoren bij de Commissie voor het Slachthuis in
kwamen ik vreesdat hetgeen toen door destukkenendedagbladen
bekend werd, bij velen aanleiding heeft gegeven tot niets dan
misverstand, niet alleen onder de geroeentenaren, maar ook
onder de leden van dezen Raad. Ik meen, dat achter dat
ten-dienste-stellen van het onderwijs van hetgeen het Slacht
huis aan hulpmiddelen bezit, veel meer gezocht wordt dan er
achter steekt. Want, mijnheer de Voorzitter, indien het thans
werkelijk gold de richting op te gaan, die de heer Sijtsma
zoo vreest, dan zou ook ik daar tegen moeten zijn. Wan
neer het Slachthuis en de gebruikers er van, in laatste
instantie dus de heele gemeente, schade mochten ondervinden
van een dergelijke regeling, dan zoude ik mij daartegen zeker
verzetten. Het schijnt echter, dat noch de heer Sijtsma, noch
de andere bestrijders van de voordracht goed hebben gelezen,
wat in artikel 2 van het ontwerp-contract staat, n 1.dat
«partij ter andere zijde, (in casu: de Staat) bovendien zorgt,
dat door het gebruik maken van de hulpmiddelen de belangen
der gebruikers van het Slachthuis niet worden aangetast."
Men schijnt te meenen, dat het Slachthuis hier wordt gepro
moveerd, misschien zeggen sommigen .gedegradeerd, tot
bijhang van de Universiteit. En daarin, geloof ik, dat het
misverstand schuilt. Het is niet de vraag het Slachthuis te
gebruiken als college-zaal, waar de vergelijkende pathologie
wordt gedemonstreerd. De vraag is slechts of, zooals u,
mijnheer de Voorzitter, terecht heeft gezegd, de afvalproducten,
die voor vernietiging bestemd zijn, en de preparaten, die
vanwege het onderzoek in het belang van de vleeschkeuring
zelve in het laboratorium van het Slachthuis worden gemaakt,
ten dienste zullen worden gesteld van het academisch onder
wijs. Waarom men er tegen zou zijn, dat die preparaten en
afvalproducten ten dienste van dat onderwijs tijdelijk zouden
worden overgebracht naar het laboratorium in de Boerhave-
straat, kan ik niet begrijpen. Ik zie niet in, hoe de belangen
van de gemeente daardoor zouden worden geschaad. Mocht
men dat wèl kunnen aantoonen, dan zal ik mijn stem aan
de motie moeten geven, en mij ook tegen het voorstel van
Burgemeester en Wethouders verklaren, maar zoolang dat
niet wordt aangetoond, kan ik slechts mijn advies als lid
van de Commissie voor het Slachthuis handhaven, om in te
gaan op het voorstel van Curatoren namens den Staat. Men
heeft de som van 300 bespottelijk laag gevonden. Ik begrijp
dat niet. Ik zou desnoods met f 100 ook tevreden zijn
geweest, waar de inwilliging van het verzoek aan de ge
meente letterlijk niets kost.
De heer Sijtsma. Tijd
De heer Zwiers. Indien dat het geval mocht zijn, dan
kunnen wij met ons contract in de hand, de overeenkomst
reeds in Augustus opzeggen. Ik geloof intusschen, dat we hier
te doen hebben met een meegenomen douceurtje, dat aan de
gemeente in den schoot valt.
De heer Fokker. Ik heb mij in eersten termijn tot de
motie bepaald, en ik had gaarne gezien, dat ook de andere
sprekers dit zouden hebben gedaan. Tot nu toe zijn de be
strijders van de motie in gebreke gebleven, aan te toonen,
dat met de aanneming van het voorstel zoo'n ontzettende
haast is. Staat de zaak nu werkelijk zooals de heer Zwiers
het voorstelt, dat het slechts geldt de vraag of die preparaten
even mogen worden overgebracht van het Slachthuis naar
den Stationsweg, dan kan ik mij niet voorstellen, dat bij de
beslissing zoo'n enorme haast is. Kan men daar heusch niet
mee wachten, totdat de commissie haar rapport heeft uitge
bracht? Indien het daarom alleen ging, dan begrijp ik de
oppositie tegen mijn motie niet. Maar ik kan mij niet voor
stellen, dat het daarom alleen gaat, en de zaak zoo eenvou
dig is, als zij door Dr. Zwiers wordt voorgesteld te zijn.
Ik wil, nu ik dan kom tot den eersten bestrijder, den
heer Kerstens, dit zeggen, dat ik niet zoozeer heb willen
spreken als mandataris van de commissie, maar heb willen
mededeelen, dat de leden der commissie meenen, dat het wel
goed was, dat de Raad wachtte, tot de commissie haar ver
slag had uitgebracht. Dat gaat vlugger, dan wanneer alle
leden van de commissie den Raad ophouden om dezelfde
mededeeling te doen.
De heer Sijtsma. Moet je nog langer spreken?
De heer Fokker. Ja, ik moet nog even langer spreken.
Ik geloof, dat er meer achter deze zaak zit dan ons verteld
wordt. Dat is reeds gebleken uit de stukken, die ter inzage
hebben gelegen. Het is ook te doen om het Abattoir als hy
giënische inrichting aan studenten te demonstreeren. Hoe de
buitengewoon hoogleeraar dat kan doen in het kleine ka
mertje, het laboratorium waarvan de heer Roem spreekt, is
mij niet duidelijk. Het is mij onmogelijk te begrijpen, hoe
hij daar op een tweede verdieping het Abattoir en de slacht
dieren kan demonstreeren. IIij zal ook moeten demonstreeren
de methoden ter onderzoek van de ziektegevallen. Daarvoor
is het noodig, dat de slageis medewerken. Als de directeur