DONDERDAG 11 MAART 1909.
29
Wordt benoemd met 27 stemmen de beer J. H. van Wijnen,
terwijl één stem is uitgebracht op den heer J. Bosch.
VI. Verzoek van Dr. W. de Jong om continuatie in de
betrekking van schoolarts.
(Zie Ing. St. No. 74).
Wordt met algemeene (28) stemmen benoemd Dr. W. de Jong.
Vil. Idem van den heer H. W. Blote.
(Zie Ing. St. No. 74).
Wordt met algemeene (28) stemmen benoemd de heer W. H.
Blote.
VIII Benoeming van een lid van het Bestuur der Handels-
bediendenvereeniging «Kennis is Macht"'.
(Zie Ing. St. No. 70).
Bij de eerste stemming verkrijgen de heeren Bosch 12,
Hartevelt 9, Vergouwen 1, Bots 2, Zwiers 1, van der Eist 1,
Zaalberg 1 en Wildeboer 1 stem.
Bij de tweede stemming verkrijgen de heeren Hartevelt
11, Bosch 12, Vergouwen 1, Bots 1, Zwiers 1 en Zaalberg
2 stemmen.
Bij de herstemming tusschen de heeren Bosch en Hartevelt
verkrijgt de heer Bosch 12, en de heer Hartevelt 13 stemmen,
terwijl 1 biljet blanco is.
(Aan deze stemming namen de heeren Bosch en Hartevelt
niet deel.)
De Voorzitter. Aangezien bij de berekening van de volstrekte
meerderheid de blanco stemmen van het totaal worden afge
trokken, is dus de heer Hartevelt benoemd.
Mag ik vragen, of hij die benoeming aanneemt?
De heer Hartevelt. M. d. V. Ik zie geen reden om voor
deze benoeming te bedanken en neem haar dus aan
De Voorzitter. Er zijn geen benoemingen meer te doen en
ik dank dus de heeren van het stembureau voor de genomen
moeite.
IX. Voorstel tot het aangaan van eene overeenkomst met
het Rijk in zake de beschikbaarstelling van de hulpmiddelen
van het Openbaar Slachthuis voor het onderwijs in de verge
lijkende pathologie aan de Universiteit.
(Zie Ing. St. no. 43).
l)e Voorzitter. Hierbij is tevens aanhangig de motie door
den heer Fokker in de vorige vergadering voorgesteld Deze
motie is in de vorige vergadering ook in dezen nieuwen
vorm genoegzaam ondersteund, en maakt derhalve een onder
werp van beraadslaging uit. De voorsteller heeft reeds een
schriftelijke toelichting gegeven. Mag ik vragen, of hij nog
behoefte gevoelt iets ter toelichting in het midden te brengen
De heer Fokker. Ik dank u, mijnheer de Voorzitter. Ik zal
mondeling geen verdere toelichting geven. Immers, ik acht de
schriftelijke voldoende. Ik kan daaraan nog alleen toevoegen,
dat de leden der buitengewone slachthuiscommissie, en ik
ben gemachtigd dat mede te deelen, meenen dat de Raad
niet vooruit moet loopen op haar rapport en dat het beter
is, dat mijn motie wordt aangenomen, en deze zaak voor-
loopig van de agenda worde afgevoerd.
De heer Kerstens. M. d. V. Ik wil eerst een opmerking
maken naar aanleiding van de mededeeling van den heer Fokker.
Ik weet wel, dat er nu een buitengewone commissie voor Slacht
huiszaken bestaat, maar of deze ook opdracht heeft gekregen,
een oordeel uit te spreken over eene motie als deze, dit meen
ik te mogen betwijfelen. Ik vind het, zacht uitgedrukt, ver
keerd van den heer Fokker, daL hij zich er toe heeft willen
leenen, als woordvoerder van een bijzondere door den Raad
ingestelde commissie, een boodschap van die commissie aan den
Raad over te brengen.
Mijnheer de Voorzitter, overweging van de toelichting bij
de motie Fokker, heeft bij mij den indruk gewekt, dat deze
motie haar ontstaan te danken heeft aan een misverstand.
Blijkens de toelichting toch is de heer Fokker uitgegaan
van de meening, dat aan het Slachthuis de vergelijkende
Pathologie beoefend wordt, »die" zegt hij «daar wel eens
zou kunnen blijken meer beoefend te worden, dan met het
oog op de belangen van het Slachthuis gewenscht is." Hier
heeft hij natuurlijk het oog op de resultaten van het onder
zoek van de commissie ad hoc, die wij vroeg of laat tegemoet
kunnen zien. Deze meening echter, mijnheer de Voorzitter, is
onjuist. De door den voorsteller bedoelde wetenschap wordt in
geen enkel Slachthuis in ons land beoefend en dus ook niet aan
het Slachthuis te Leiden. Hier aan het Slachthuis wordt be
oefend, en ik kan generaliseeren aan alle Slachthuizen, de
vee- en vleeschkeuring, en dat gebeurde hier al voor dat we
in het bezit waren van een Slachthuis, omdat deze wetenschap
noodig is voor eene degelijke keuring, welke krachtens de
instructie aan den directeur is opgedragen. Ik zal het be
trokken artikel niet voorlezen; de heeren kennen het wel.
In verband met het onderzoek ten behoeve van de vee- en
vleeschkeuring en ook met het aan het Slachthuis aanwezige
materiaal, dat is het levende materiaal, het ter slachting of
keuring aangevoerde vee en verder de geconserveerde prepa
raten van belangrijke ziektegevallen en wat dies meer zij, en
ook in verband met zijn inrichting als hygiënische instelling,
bezit het Slachthuis hulpmiddelen voor de beoefening van de
vergelijkende Pathologie, zonder dat van de beoefening daar
van, als wetenschap, aan het Slachthuis, sprake is. Aan het
Rijk wordt van die hulpmiddelen, voor zooverre aanwezig,
het gebruik gegeven. De aanhef van het contract dat Burge
meester en Wethouders aan den Raad hebben voorgesteld,
luidt dan ook: «Partij ter eene stelt ter beschikking van die
ter andere zijde de hulpmiddelen, welke het Openbaar Slacht
huis der gemeente Leiden voor het onderwijs in de vergelijkende
pathologie aan de rijksuniversiteit bezit
De gemeente biedt dus alleen aan wat zij heeft. Waar geen
omschrijving of inventaris is opgemaakt van hetgeen er is,
is de gemeente ook niet verplicht een volgend jaar ter be
schikking te stellen wat zij nu heeft. Daar behoeft zij volstrekt
niet voor in te staan. Zij bindt zich dus tot niets.
Ik behoef verder niet te zeggen, mijnheer de Voorzitter,
dat de Raad heeren Curatoren der Universiteit en het Rijk
zeer zou dupeeren, wanneer het voorstel van Burgemeester
en Wethouders niet werd aangenomen, waar men toch juist
met het oog op de aanwezigheid van een Slachthuis alhier, van
het Rijk heeft weten gedaan te krijgen, dat hier een leerstoel
werd opgericht welke tot nu toe voor een volledige beoefening
van de medische wetenschap ontbrak, temeer zou dit het
Rijk hoogst onaangenaam zijn, omdat het voorgelegde contract
met de Regeering niet vooruitloopt op mogelijke voorstellen
van de bijzondere commissie.
Ik meen dan ook, mijnheer de Voorzitter, dat er geen
enkele reden is om op de gronden door den heer Fokker
aangevoerd, dit voorstel aan te houden totdat de commissie
ad hoe haar verslag zal hebben uitgebracht.
De heer Sijtsma. M. d. V. Afgescheiden van de motie, zou
ik, wanneer dit voorstel in behandeling gekomen was, er
tegen hebben gestemd. Er is iets in deze zaak, dat mij niet
bevalt. Hoe is dat verzoek hier aan de orde gekomen? De
directeur, als ik de stukken goed heb gelezen, doet een ver
zoek aan Curatoren, om zich tot den Raad te wenden. Deze
gaan tot den Raad en vragen of zij datgene kunnen krijgen,
wat hier wordt gevraagdhet Slachthuis als een demon-
streerend middel voor de vergelijkende pathologie. En nu
wenden Burgemeester en Wethouders zich tot den directeur
om advies. Het advies, dat wij krijgen, luidt natuurlijk gunstig,
want het komt van den man van wien het verzoek zelf uit
ging. M. i. had het advies niet behoeven gevraagd te worden.
Wij wisten reeds hoe de directeur erover dacht. Hier advi
seert de adviseur in zijn eigen zaak. In zooverre is het advies,
dat wij in de Leeskamer hebben gelezen en waarop Burge
meester en Wethouders zich beroepen, eigenlijk wat men noemt
een wassen neus. Ik zal daarom dit advies ook niet tot basis
nemen. Ik zal hier in deze uit eigen oogen zien en voor
zoover Burgemeester en Wethouders niet hebben gezeild op
het kompas van den directeur zal ik hun advies als basis
gebruiken. Wanneer de directeur en de buitengewoon hoog
leeraar twee afgescheiden personen waren geweest, dan had
het advies van den directeur meer waarde voor mij kunnen
hebben.
Ik wil daarmede absoluut niet zeggen, dat de directeur de
zaak van zijn standpunt uit niet eerlijk heeft bekeken, maar
men kan een zaak van twee kanten bezien. Hij doet het als
directeur, tevens als buitengewoon hoogleeraar.
Als ik in het rapport lees, wat de directeur zegt en de
heer Kerstens pas herhaald heeft, dan zie ik, dat het Slacht
huis materiaal bevat, voor het universitair onderwijs van groot
belang. Als dat waar isis een bedrag van f 300 mij veel
te weinig. Wat hebben wij voor materiaal van wezenlijk
belang, dat voor de hoogeschool dienstbaar is, aan f 300
Dat weet de curator-Voorzitter van onzen Raad ook wel.
Maar er is nog meer. Het Slachthuis zal ook als hygiënische
inrichting gedemonstreerd worden. De ziektegevallen en het
materiaal wordt gedemonstreerd. Dan zal men er ook de
studenten moeten hebben, want hoe wil men het Slachthuis
demonstreeren, zonder dat men er de studenten krijgt?
Dan krijgen wij zoo langzamerhand bij het Slachthuis een
laboratorium voor de vergelijkende pathologie. Dat zal in de
eerste plaats tijd kosten, voor den directeur zelf en voor de
ambtenaren. Wij krijgen wel f 300, maar wat is dat,
als èn de directeur, èn de adjunct-directeur, èn de keur
meester er tijd aan besteden.
Het materiaal zal ook levend materiaal zijn. Er zal een
koe worden gekeurd. Een stuk bevat bacteriën, die goed ge
bruikt kunnen worden als materiaal. Dat zal naar het labo-