Backer Overbeek. 28 DONDERDAG 11 MAART 1909. Op al deze gronden heb ik de eer Uwen Raad met aan drang in overweging te geven tot behoud van het gebouw te besluiten. Ph. Cuypers. Aan den Raad der Gemeente Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen, het Hoofd bestuur van de Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst, dat het met leedwezen heeft kennis genomen van het voor stel van het Dagelijksch Bestuur Uwer Gemeente, om de Accijnhuisjes, door Leidens bekenden bouwmeester v. d. Helm ontworpen, at' te breken, en dit niet om redenen van verkeer, doch slechts om eenige herstellings- en onderhoudskosten te besparen. Het Hoofdbestuur voornoemd is overtuigd, dat U niet zal medewerken om deze eenvoudige, maar uit architectonisch oogpunt interressante gebouwtjes, welke zoo juist geplaatst zijn, daar zij de grootschheid van het kerkgebouw juist doen uit komen. Immers, het zijn niet alleen de meer monumentale oude gebouwen, die Uwe stad hare aantrekkelijkheid en schoonheid geven, maar ook de meer eenvoudige huizen uit vroegeren tijd, die, zooals de bedreigde accijnsgebouwtjes, door een bescheiden, maar goede architectuur, het oog van architect en leek aangenaam aandoen- Het Hoofdbestuur meent daarom ten zeerste bij U te moeten aandringen op het behoud van het werk van den bouwmeester van der Helm en U ernstig te verzoeken, het voorstel van Burgemeester en Wethouders te verwerpen 't Welk doende, enz. Het Hoofdbestuur van de Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst. C. Salm Gz. voorzitter. J. 'Gratama, secretaris. Zullen worden behandeld bij punt 14 der agenda. 2°. Motie van den heer Vergouwen inzake de toepassing van de verordening van 12 Maart 1908, houdende salarisregeling van het onderwijzend personeel aan de lagere scholen. Zal worden behandeld bij punt 15 der agenda. 3°. Verzoek van de Raadscommissie, belast met het instellen van een onderzoek naar de exploitatie van het Openbaar Slachthuis, om goed te keuren dat de heer Dr. C. F. Th. J. Meuleman als Voorzitter dier commissie optreedt. Dit stuk luidt als volgt: Leiden, 5 Maart 1909. In den boezem der commissie, benoemd in Uwe vergade ring van 25 Februari 1.1., om een onderzoek in te stellen in hoeverre bezuiniging zou kunnen worden gebracht in de exploitatie van het Openbaar Slachthuis, is twijfel gerezen omtrent de vraag, wie als voorzitter der commissie moet op treden. Immers artikel 54 van het Reglement van Orde uwer vergaderingen zegt dat Voorzitter is hij, die door den Raad met de meeste stemmen is benoemd. De vraag rijst nu even wel of bij de toepassing van dit ar tikel uitsluitend moet worden rekening gehouden met die leden, die aanstonds bij eerste stemming tot lid der Commissie werden benoemd, dan wel of ook zij in aanmerking komen, die eerst bij de tweede vrije stemming benoemd werden. Doet men het eerste dan zou uw medelid A. Corts tot Voorzitter der Commissie zijn aangewezen, aangezien hij aanstonds bij eerste stemming ge kozen werd met 22 stemmen; doet men evenwel het laatste, dan zal de heer Bosch als Voorzitter optreden, aangezien hij bij de tweede vrije stemming 24 stemmen verkreeg. Daarbij doet zich nu nog de tweede moeilijkheid voor, dat noch de heer Corts, noch de heer Bosch zich gaarne met de leiding der vergaderingen zou zien belast, terwijl daarentegen de Com missie unaniem van meening is, dat onder deze omstandig heden Uw medelid Dr. Meuleman het best deze taak zou kunnen aanvaarden. Toch kunnen wij geen vrijheid vinden den heer Meuleman het Voorzitterschap op te dragen, omdat wij daardoor in strijd zouden handelen met art. 54 van het Reglement van Orde, hoe dit artikel ook worde opgevat. Slechts met de machtiging van Uwe Vergadering zou dit mogelijk zijn. En het is daarom dat wij thans tot U komen met het verzoek wel te willen goedkeuren dat in dit geval in afwijking van het Reglement van Orde Dr. Meuleman als Voorzitter onzer commissie zal optreden. Namens de Commissie voornoemd, v. Heyst, Secretaris. De Voorzitter. Mijne heeren, daar het duidelijk is, dat deze zaak urgentie heeft, stel ik voor haar dadelijk te behan delen. Als niemand daartegen bezwaar heeftdan is dienovereen komstig besloten. Burgemeester en Wethouders vinden termen den Raad te praeadviseeren aan het verzoek van de commissie te voldoen. Wel willen wij op den voorgrond stellen, dat naar onze mee ning de heer Bosch, die met de meeste stemmen benoemd is, de aangewezen voorzitter is. Het reglement onderscheidt niet, wie bij eerste of tweede stemming benoemd is, maar zegt in artikel 54 eenvoudig: Wie met de meeste stemmen benoemd is. is voorzitter. In de gegeven omstandigheden vinden wij echter termen den Raad voor te stellen zich te stellen boven het reglement. De Raad kan hier van het betreffende artikel afwijken, te eerder, daar wij te doen hebben met een wensch van de geheele commissie, unaniem. Ik stel daarom voor, af te wijken van het bepaalde in art. 54 van het Reglement van Orde en den heer Meuleman als voorzitter aan te wijzen. Aldus woidt zonder hoofdelijke stemming besloten. 4°. Verzoek van Mej E. H. A. J. Soer om eervol ontslag als leerares aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes. Wordt gesteld in handen van Burg en Weth. 5°. Mededeeling van Mevr. de wed. H. Holleman-Backer Overbeek van het overlijden van haren echtgenoot F. A. Holleman Jr., in leven Adjunct Directeur der Stedelijke fa brieken van gas en electriciteit. Dit stuk luidt als volgt: Leiden, Maart 1909. Aan den Raad der Gemeente Leiden. Hiermede vervul ik den treurigen plicht Uw College kennis te geven van het overlijden van mijn echtgenoot, den Heer F. A. Holleman Jr., in leven Adjunct-Directeur der Licht fabrieken alhier. Met de meeste hoogachting heb ik de eer te zijn Uw dienstw. D.esse. H. Holleman, Is beantwoord met een brief van rouwbeklag. G°. Voorstel van de heeren Sijtsma, Ver gouwen, Reimeringer en Zaalberg tot aanvulling van art. 19 der Verordening regelende de salarissen van het onderwijzend personeel aan de lagere scholen. Zal worden behandeld bij punt 15 der agenda. De Voorzitter deelt alsnog mede: dat op 8 Maart j.l. heeft plaats gehad .de opneming van de boeken en kas van den Gemeenteontvanger, waarvan proces verbaal is opgemaakt, dat aan Gedep. Staten is medegedeeld en voor de leden van den Raad in de Leeskamer ter lezing is nedergelegd. Aan de orde is alsnu I. Benoeming van een hoofd der Meisjesschool le klasse. (Zie Ing. St. rr°. 71.) De Voorzitter. Mag ik de heeren van HamelBots, Roem en Corts uitnoodigen het stembureau te willen vormen Wordt benoemd met algemeene (28) stemmen Mej. G. Bruintjes. II. Benoeming van een onderwijzer aan de school 3e klasse No. 6 (vacature Fridsma). (Zie Ing. St. No. 68). Wordt benoemd met algemeene (28) stemmen de heer A. üverbosch. III. Benoeming van een onderwijzer aan de school 3e klasse No. 6 (vacature van der Kwast). (Zie Ing. St. No. 67). Wordt benoemd met algemeene (28) stemmen de heer H. Vissinga. IV. Benoeming van eene 2e onderwijzeres in de handwerken aan de school 3e klasse No. 3. (Zie Ing. St. No. 67). Wordt benoemd met 27 stemmen Mej. G. Koolhaas, terwijl 1 biljet van onwaarde is. V. Benoeming van een opzichter der Gemeentewerken. (Zie Ing. St. No. 69).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1909 | | pagina 2