46
Art. 21. I Art. .10.
De instructiën voor den commandant, den ondercom- De twaalf spuitgasten, die bij het uitrukken van hun spuit
mandant, de opperbrandmeesters, brandmeesters, adjunct- het eerst aanwezig waren ontvangen, behalve hun gewone
brandmeesters, machinisten, stokers en spuitgasten worden loon, een belooning van U.zo
door Burgemeester en Wethouders vastgesteld.
Art. 22.
De opzichters der gemeentewerken en de gemeentewerk
lieden, bij brand dienst doende, richten zich naar de aan
wijzingen van den commandant.
Van het blussclien.
Art. 23.
Ieder, die ontdekt, dat in een gebouw of vaartuig brand
is ontstaan, draagt zorgdat daarvan onmiddellijk kennis
wordt gegeven aan het centraaltelefoonbureau; woningen waar
te allen tijde voor de brandweer een telefoontoestel beschikbaar
is, zijn aangeduid op de in de nabijheid staande straatlantaarns
terwijl de xvoningen zelf van de aanduiding Brandschelzijn
voorzien.
Art. 24.
Het telefoonbureau brengt het bericht onmiddellijk over
aan den commandant der brandweer, den ondercommandant
en het politiebureau-, de eerstgenoemde laat alarmeeren volgens
letter A of B der op het centraalbureau aanwezige alarmlijst.
De onder B genoemde opperbrandmeesters en sleutelbewaarders
der spuiten worden slechts gewaarschuwd, indien de brand in
hun wijk is uitgebroken.
Art. 25.
De beide kleine stoomspuiten, de handspuiten, binnen welker
wijk de brand is uitgebroken, en de groote slangenwagens
worden onmiddellijk na het alarm door het daartoe bevoegde
personeel naar den brand vervoerd.
Geen water mag worden gegevenalvorens daartoe last is
gegeven door dengene, aan wien de algemeene leiding der
blussching is opgedragen.
Art. 26.
Zoolang de Burgemeester of wie hem vervangt, of de com
mandant niet op de plaats van den brand aanwezig is, is de
algemeene leiding der maatregelen tot blussching in de na
volgende orde opgedragen aan:
1°. den onder-commandant.
2". een der opperbrandmeesters van de op de plaats aan
wezige spuiten.
3°. een der brandmeesters van de op de plaats aanwezige
spuiten.
Bij gelijktijdige aanwezigheid van meerderen van denzelfden
rang. is de leiding opgedragen aan dengene, die het eerst
op de plaats is gekomen.
Art. 27.
De groote stoomspuit wordt na opontbod van den Comman
dant of dengene, die hem vervangt, naar den brand ver
voerd.
Wanneer de brand groote uitbreiding verkrijgt, wordt in
den omtrek van het terrein des onheils door de politie op den
signaalhoorn alarm geblazen.
Art. 28.
Het terrein van den brand wordt afgezet door de politie
die zich daarbij, zoo noodig, doet bijstaan door het garnizoen.
Binnen het afgezette terrein worden zonder vergunning van
den hoogsten aanwezigen ambtenaar der politie, behalve het
personeel der brandweer, dat tot de blussching behoort mede
te werken, geene personen toegelaten dan die zijn aangewezen
door Burgemeester en Wethouders, mits zij de door dit college
voor hen vastgestelde onderscheidingsteekenen dragen.
Van de premiën en werkloonen.
Art. 29.
Aan de spuitgasten van de drie spuiten, die het eerst water
in den brand hebben gegeven worden drie premiën toege
kend, n.l. een eerste premie van ƒ25 een tweede van ƒ15.-
en een derde van ƒ10.
De premiën bedragen resp. ƒ6.ƒ4.— en ƒ2.50, indien
behaald worden door de stadswerklieden met een grooten
slangen wagen
Spuitgasten die eerst bij hun spuit kwamen, nadat deze
reeds water had gegeven, deelen niet mede in de premie.
Art. 31.
Dengene, die het eerst aan het centraaltelefoonbureau kennis
heeft gegeven van een brand, waarbij van spuiten of brand-
kranen gebruik wordt gemaakt, wordt een belooning van ƒ2.—
toegekend.
Art. 32.
Burgemeester en Wethouders bepalen, op advies van den
commandant, welke premiën zullen worden toegekend.
De commandant beslist, op advies van de opperbrand
meesters der spuiten die het eerst water hebben gegeven, wie
van de daarbij aangestelde spuitgasten geheel of ten deele
van de toegekende premiën worden uitgesloten.
Art. 33.
De commandant en de ondercommandant, alsmede de machi
nisten der stoomspuiten en de reserve-machinist genieten
eene jaarwedde.
Art. 34.
Voor elk uur dienst, nadat hun spuit gealarmeerd is ge
niet een opperbrandmeester ƒ150, een Brandmeester ƒ0.75,
een adjunct-brandmeester ƒ0.373, een machinist 0.75, een
stoker en een reserve-machinist ^.375>een spuitgast-pijphouder
ƒ0.35 en een spuitgast 0 30.
Art. 35.
Bij een beproeving hunner spuit dienstdoende, geniet een
opper-brandmeester ƒ3.—, een brandmeester 2.25, een ad
junct-brandmeester 1.50 en een spuitgast 0.75.
Art. 36.
De werkloonen voor machinisten en stokers worden alleen
toegekend voor de uren, vallende buiten den tijd, dien zij
uit anderen hoofde m dienst der gemeente zijn.
Voor schoonmaken, verpakken en tot dadelijk gereed maken
der stoomspuiten wordt den machinisten en stokers resp.
ƒ1.en ƒ0 50 toegekend.
Voor het uit elkaar nemen en in elkaar zetten der stoom
spuit bij gelegenheid van de keuring door den inspecteur van
het stoomwezen genieten de machinisten een belooning
van ƒ2.50.
Bij beproeving der stoomspuiten dienst doende, ontvangen
de machinisten ƒ1.50, de stokers en de reserve-machinist
ƒ0.75 belooning.
Art. 37.
De gemeente-werklieden, die bij brand dienst doen, genieten
voor elk uur, buiten hun gewonen diensttijd vallende, ƒ0.30.
De hoofdopzichter en de opzichters der gemeente, bij brand
dienst doende, ontvangen voor elk uur buiten hun gewonen
werktijd vallende, dezelfde belooning als resp. de opperbrand
meesters en brandmeesters.
Art. 38.
Hij, die zonder wettige reden 2 maal achtereen wegblijft
van een brand, waarbij zijn spuit dienst doet, wordt op
voorstel van zijn opperbrandmeester, den ondercommandant
of commandant uit zijn dienstbetrekking tot de brandweer
ontslagen.
Art. 39.
Hun, die de navolgende blusch- en reddingsmiddelen het
eerst op het terrein van den brand brengen, worden de daarbij
vermelde premiën toegekend.
Reddingsladder ƒ3.—, groote slangen wagen 2.zeilen-
wagen, ladderwagen, naphtalantaarn met rookmasker, Welsh-
lamp (na zonsondergang) ieder ƒ1.
Voor den tweeden reddingsladder, slagenwagen of naphta
lantaarn met rookmasker wordt de helft der bovengenoemde
bedragen toegekend.
Art. 40.
De commandant regelt de betaling van het personeel dat
bij brand of beproeving dienst deed.
De opperbrandmeesters, dienen binnen 24 uur na een brand,
waarbij hun spuiten dienst deden of na een beproeving hunner
spuiten, bij den commandant in een door 2 leden van het
kader medeonderteekende declaratie, behelzende het aantal