DONDERDAG 25 FEBRUARI 1900. 23 De Voorzitter. Ik geloof, dat het beste zou zijn, aan het eind van deze vergadering de commissie te benoemen. De beer Fokker Dat geloof ik niet, mijnheer de Voorzitter. De Voorzitter. Nu vervalt het voorstel van den heer Fokker natuurlijk. Overeenkomstig het voorstel van den Voorzitter wordt be sloten aan het einde der vergadering tot de benoeming der Commissie over te gaan. XVIII. Verzoek van het Comité tot bestrijding der Werk loosheid om toekenning van een subsidie. (Zie lng. St. n°. 60). De heer Fockema Andreae. M. d. V. Ik zou naar aanleiding van dit verzoek nog wel een enkel woord willen, zeggen. Ik zal onder de tegenwoordige omstandigheden voor het voorstel stemmen, maar ik vind toch, dat dit voorstel niet mag worden aangenomen, zonder dat in den Raad is gezegd, wat ook reeds is gezegd in de toelichting van Burgemeester en Wethouders, dat het hoogst bedenkelijk is, dat een commissie aan het werk gaat, daarbij rekenende op een subsidie van de gemeente. Er is hier vroeger wel eens over gesproken, dat het subsi dieeren van allerlei door de gemeente (ik heb er zelf ook aan meegedaan) op den duur zoo bedenkelijk wordt, dat er zelfs al eens een constitueerende vergadering is geweest van een vereeniging, waar al dadelijk werd gezegd: »De kosten be dragen zooveel, en we vragen zooveel voor subsidie, daarge laten wat door particulieren wordt bijgedragen." Nu wordt dat nog erger, wanneer men niet eerst de subsidie vraagt, voordat men begint, maar alvast begint uit te geven en daarna komt zeggen, dat er een tekort is van zooveel. Een tweede punt, waarop ik de aandacht wensch te vestigen, is dit: ik kan mij voorstellen, dat dit jaar, nu men in een periode van overgang verkeert, de verzekering nog niet vol komen is geregeld en dat nog niet allen, die in de termen vallen, verzekerd zijn. Zoo kan ik ook begrijpen, dat men onder die omstandigheden den verzekerden ondersteuning heeft gegeven, opdat de personen, die reeds voor zichzelf gezorgd hebben, niet zullen achterstaan bij degenen, die niet verzekerd zijn, mits dan, nu de gelegenheid tot verzekeren open staat, ook allen zich in het vervolg gaan verzekeren. Men moet in het vervolg hieraan vasthouden, dat niemand, die zich had kunnen verzekeren en dat heeft nagelaten, voor onderstand in aanmerking kan komen, d. w. z. voor onderstand in zijn kwaliteit van werklooze. Wanneer- er onderstand aan armen moet worden gegeven en wanneer zells de gemeente daaraan moet medewerken, dan kan dat, maai- dan is dat een gewone bedeeling. Maar dan vertrouw ik, dat de Raad het met mij eens zal zijri, dat in het vervolg geen onderstand als werk looze meer behooren te krijgen diegenen, die zich hadden kunnen verzekeren, maar dat hebben nagelaten. Blijkt op den duur, dat de bijslag, die de gemeente geeft, niet voldoende is, dan kan de gemeente een hoogere toeslag geven, maar het gaat niet aan, een toeslag te geven voor een verzekering en dan later zeggen, dat degenen, die niet verzekerd zijn, ook ondersteuning krijgen. De heer Bosch. M. d. V. Als lid van de Commissie tot onderstand moet ik beginnen met mijn dank uit te spreken voor de tegemoetkomende houding van Burgemeester en Wet houders. Toch vind ik een opmerking in uw praeadvies, die ik niet onbeantwoord kan laten, daar ik meen dat ze onver diend is. Men merkt nl. op, dat de commissie meer geld uit geeft, dan zij in kas heeft. En nu wil ik even uitleggen, dat er werkelijk wel verzachtende omstandigheden in het spel zijn. Wij beleefden op het eind van het jaar een zeer strengen, maar tevens zeer korten winter. Onze inkomsten waren niet hoog, maar toen de dooi betrekkelijk spoedig inviel, dachten wij wel voort te kunnen tot het werk weer zou aanvangen, daar wij mede rekenden op enkele particuliere bijdragen, die ons gewoonlijk toevloeien. Het treurige verschijnsel deed zich echter voor, dat de vorst telkens weer opnieuw inviel, waar door de werkloosheid bleef, en wij dorsten het niet aan, de menschen zonder iets naar huis te laten gaanwij hebben toch al vaak genoeg menschen, die niet voor anderen hadden te zor gen, zonder steun terug moeten sturen. En nu geloof ik, dat het onzerzijds een blijk van moed is, om, rekenend op de goede gezindheid van den Raad en de burgerij, voort te gaan met onzen onderstand, zoodat wij de reprimande, dat wij vooruit zouden zijn geloopen op een beslissing van den Raad, niet hebben verdiend. Wij meenden toch op goede gronden te mogen verwachten op de een of andere manier in ons streven gesteund te worden. Wat nu de som betreft, ik zou gaarne zien, dat deze bleef op het bedrag, dat wij hebben aangevraagd. Het verschil is niet zoo groot: wij hadden aangevraagd 3000, en daar de behoeften door de steeds aanhoudende koude al dringender worden, zullen wij dit geld bijzonder goed kunnen gebruiken. De Voorzitter. Daar de heer Bosch geen voorstel heeft ingediend, zal de stemming loopen over het ingekomen verzoek, tenzij hij nog een voorstel wenscht in te dienen. De heer Briët. M. d. V. Als voorzitter van het bestuur van het Gemeentelijk Werkloozenfonds, acht ik het mijn plicht, ér op te wijzen, dat het niet onwaarschijnlijk is, dat het fonds dit jaar verhooging van subsidie zal aanvragen. Reeds in de maand Januari werd een bedrag van ƒ564,17 uitgegeven. Ik zeg dit niet om op de beslissing van den Raad op uw praeadvies te influenceeren. Onder deze omstandigheden zal ik mijn stem voor het voorstel van Burgemeester en Wethouders uitbrengen. Maar ik meende dat het goed was er toch even op te wijzen. De Voorzitter. Naar aanleiding van hetgeen thans dooi de sprekers in het midden is gebracht, wil ik gaarne het volgende zeggen. Ik kom in de eerste plaats tot den heer Bosch, die er Burgemeester en Wethouders een verwijt van heeft gemaakt, dat zij de commissie kwalijk nemen, dat deze vooruit is ge loopen op een beslissing van den Raad. Wij kunnen echter, als bewaarders van de kas der gemeente, niet goedkeuren, dat vooruit wordt geloopen op een Raadsbeschikking aan gaande het al- of niet verleenen van een subsidie, iets dat wij voor den vervolge dan ook ten sterkste meenen te moeten afraden. Voor ons staat althans vast, dat wij in het vervolg niet kunnen beloven op een dergelijk verzoek om subsidie een gunstig praeadvies uit te brengen. Dat wij ons ook nu niet aan dezen regel hebben gehouden bew(jze dan ook aller eerst, hoezeer wij het werk van de commissie waardeeren. Zeker zijn wij den mannen, die zich aan het hqofd van deze commissie hebben gesteld, dankbaar voor de opoffering van tijd en werkkracht, die zij zich belangeloos getroosten in dienst van hunne medeburgers. De gronden, die de heer Bosch aangeeft voor de meerdere uitgaven, worden door mij beaamd. Het is mij bekend, dat de omstandigheden dit jaar voor het doen van uitkeeringen niet gunstig zijn. De telkens weer invallende strenge winter is de oorzaak, dat meer moet worden uitgekeerd, maar van gemeentelijk standpunt mag niet worden goedgevonden, dat vooruitgeloopen wordt op uitgaven, die nog moeten worden gevoteerd. Wanneer het andere commissies betrof, dan zou ons advies heel anders geluid hebben. Wat nu het voorstel van den heer Bosch betreft, om het geheele verzoek ingewilligd te zien, kan ik met het oog op de gemeentefinanciën en met het oog op de mededeeling van den heer Briët van zooeven, niet anders adviseeren dan in deze toch niet meer te geven dan Burgemeester en Wethouders voorstellen. De burgerij moet het in het Gemeentebestuur prijzen, dat men in deze ook met de noodige zuinigheid handelt en wellicht zullen juist de particuliere giften ruimer gaan vloeien dan op het oogenblik, nu een vernieuwd beroep op de algemeene liefdadigheid allicht noodig wordt. Ik zal dus thans het verzoek in stemming brengen over eenkomstig het verlangen van den heer Bosch, om ƒ3000 te geven. De heer Bosch. M. d. V. Als er weinig heeren voor zijn, dan wil ik de Vergadering niet ophouden met deze stemming. De Voorzitter. Dan zal ik vragen, of het voorstel onder steund wordt. Eenige Stemmen. Ja, mijnheer de Voorzitter. De Voorzitter. Voldoende ondersteund, zal ik het verzoek in stemming brengen. Het verzoek, hierop in stemming gebracht, wordt verworpen met 21 tegen 10 stemmen. legen stemmen de heeren Corts, van Hoeken, Reimeringer, Aalberse, P. J. Mulder, Bots, Korevaar, Driessen, Meuleman, Briët, de Vries, van Hamel, Fockema Andreae, Eerstens, van der Lip, Zaalberg, Wildeboer, Timp, A. Mulder, Vergouwen en Hartevelt. Voor stemmen de heerenvan Tol, Roem, van der Eist, van Gruting, Pera, Bosch, Sijtma, de Boer, Zwiers en Fokker. Het praeadvies van Burg. en Weth. wordt vervolgens zonder- hoofdelijke stemming aangenomen. XIX. Verzoek van C. Immerzeel ter bekoming in eigendom van een gedeelte berm van den Haarlemmertrekvaartweg onder Noordwijkerhout. (Zie lng. St. N°. 56). De heer Fokker. M. d. V. Ik wensch aangeteekend te zien, dat, wanneer het voorstel in stemming zou zijn gebracht, ik mij daartegen zou hebben verklaard. Zonder hoofdelijke stemming wordt hierop conform het praeadvies besloten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1909 | | pagina 9