GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 39 I \(J li. «Ml I.\ STTftKEN. N°. 66. Leiden, 25 Februari 1909. De Commissie van Financiën heeft de eer U mede te deelen, dat, indien de Raad besluit, overeenkomstig de voor dracht van Burgemeester en Wethouders, opgenomen onder n°. 61 der Ing. Sttot toekenning van een subsidie van 2200.aan het Comité tot bestrijding der Werkloosheid, zij geene bedenking heeft tegen de daartoe betrekkelijke be- grootingsregeling. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën N°. 67. Leiden, 26 Februari 1909, Onder overlegging van het advies van den Arrondissements- Schoolopziener en van het bericht van het Hoofd der- school hebben wij de eer Uwe Vergadering de volgende voordracht aan te bieden voor de benoeming van eene 2e onderwijzeres in de handwerken aan de Openbare school der 3e klasse Mo. 3, ter vervanging van Mej. S. E. van der Wiel, aan wie met ingang van 15 Februari 1909 eervol ontslag werd ver leend 1°. Mej. G. KOOLHAAS, 3e onderwijzeres in de handwerken aan de Openbare school der 3e klasse No. 3; 2°. Mej. M. VAN DEN AMEELE, 3e onderwijzeres in de handwerken aan de Openbare school der 3e klasse No. 2; 3°. Mej. M. A. HORREE, 3e onderwijzeres in de handwerken aan de Openbare school der 4e klasse No. 1 Wij verzoeken U thans tot eene benoeming over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 68. Leiden, 26 Februari 1909. Wij hebben de eer Uwe Vergadering de navolgende voor drachten aan te bieden voor de benoeming van twee onder wijzers aan de openbare school der 3e klasse N°. 6, ter ver vulling van de vacatures, ontstaan door de benoeming van den heer W. Fridsma tot onderwijzer met verplichte hoofdakte aan de openbare school der 4e klasse N°. 2 en door het ver leend eervol ontslag aan den onderwijzer H. S. van der Kwast. Vacature Fridsma. 1°. A. O VERBOSCH onderwijzer te Baarn; '1°. H. VISSINGA, onderwijzer te Stad-Ommen; 3°. L. B. A. ROLFF, onderwijzer te Medemblik. Vacature van der Kwast. 1°. H. VISSINGA, onderwijzer te Stad-Ommen; 2°. L. B. A. ROLFF, onderwijzer te Medemblik 3°. A. VAN WAMELEN, onderwijzer te Opheusden. Onder mededeeling, dat deze voordrachten zijn opgemaakt, in overleg met den Arrondissements-schoolopziener, na in gewonnen bericht van het Hoofd der school, en dat de des betreffende stukken in de Leeskamer ter inzage liggen, geven wij U in overweging tot de benoemingen over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 69. Leiden, 26 Februari 1909. Onder mededeeling dat de door de Commissie van fabricage bij ons college ingediende aanbevelingslijst in de Leeskamer ter inzage is neergelegd, hebben wij de eer U de navolgende aan beveling te doen toekomen voor de benoeming van een opzichter van Gemeentewerken. 1°. J. H. VAN WIJNEN te Vlissingen. 2°. J. DE JONG Czn. te Hardinxveld. Onder verwijzing naar de mede in de Leeskamer ter inzage liggende stukken, die door de sollicitanten zijn ingediend, verzoeken wij u thans tot een benoeming over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°, 70. Leiden, 27 Februari 1909. Bij Raadsbesluit van 11 Juni 1908 (Zie Ingek. Stukken n°. 136 van dat jaar en n°. 58 van 1906) werd besloten de aan de Handelsbediendenvereeniging «Kennis is Macht" toe gekende subsidie tot ƒ1595.te verhoogen, o.a. onder voor waarde dat de statuten dier vereeniging in dier voege zouden worden gewijzigd, dat een door den Gemeenteraad uit zijn midden te benoemen lid in het bestuur der vereeniging zou zitting hebben. Tot dusverre kon de benoeming van dat bestuurslid nog niet plaats hebben, aangezien wèl de statuten door de ver eeniging overeenkomstig uw verlangen werden gewijzigd maar de goedkeuring dier statuten nog op zich liet wachten. Thans is echter die goedkeuring bij Koninklijk Besluit van 18 Januari 1.1., n°. 29, opgenomen in het bijvoegsel tot de Neder- landsche Staatscourant van 25 dezer n°. 47 verleend, en kan dus tot de benoeming van den gedelegeerde van het gemeente bestuur worden overgegaan. Mitsdien geven wij U thans in overweging iemand uit uw midden aan te wijzen om in het bestuur der Handelsbedienden vereeniging «Kennis is Macht" zitting te nemen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 71. Leiden, 2 Maart 1909. Wij hebben de eer U te berichten dat Mej. Schaly, in verband met haar gedane voorstellen door het Bestuur der school, waaraan zij thans verbonden is, voor hare benoeming tot Hoofd der Meisjesschool le klasse heeft bedankt Wij bieden u daarom thans de volgende nieuwe voordracht aan, met verzoek in uwe eerstvolgende vergadering opnieuw tot eene benoeming over te gaan. 1°, Mej. G. BRUINTJES, onderwijzeres te Utrecht. 2°. Mej. M. KUIPERS, onderwijzeres te Rotterdam. 3°. Mej. J. E. H. VRIELINK, onderwijzeres te Amsterdam. De Schoolopziener in het Burg. en Weth. van Leiden, district 's Gravenhage. De Ridder, Burgemeester. R. van Goens. van Heyst, Secretaris. Aan den Gemeenteraad. N°. 72. Leiden, 2 Maart 1909. Een van de eerste Leidsche meesters, Gerard Dou, is nog steeds niet in het stedelijk museum vertegenwoordigd. Thans is de commissie voor het museum blijkens haar hierbij over gelegd schrijven in de gelegenheid gesteld een uitnemend stukje van dezen schilder voor den betrekkelijk geringen prijs van ƒ5000.aan te koopen. Deze gelden zouden dan op de volgende wijze worden gevonden. Door eenige particulieren weiden bijdragen toe gezegd van tezamen 650.—uit het fonds van de Rem- brandtfeestviering is nog beschikbaar een overschot van bijna ƒ900.voorts vraagt de commissie machtiging om het overschot van het bij Raadsbesluit van 15 Mei 1902 voor de restauratie van schilderijen beschikbaar gestelde bedrag van ƒ10368.50, zijnde 1740.voor dezen aankoop te besteden; terwijl dan eindelijk het restant ad ƒ1700. door de vereeniging Rembrandt zou worden voorgeschoten en door de commissie geleidelijk uit het gewone voor aankoop beschikbaar gestelde bedrag zou worden terugbetaald. Toch zou op deze wijze niet de geheele benoodigde som worden verkregen. Immers van het in 1902 beschikbaar gestelde bedrag kan niet meer, gelijk de commissie meent, over ƒ1740.— maar slechts over ƒ950.worden be schikt. Want wel zijn de door de commissie opgegeven be dragen van hetgeen besteed werd nagenoeg juist, maar aan gezien al spoedig bleek dat de oorspronkelijk geraamde som niet ten volle voor de restauratie der schilderijen zou benoodigd zijn, is in de jaren 1905 en 1906, hetgeen in de daaraan voorafgaande jaren minder besteed was, dan het voor die jaren op de begrooting uitgetrokken bedrag, niet op de volgende begrootingen overgebracht. Zoo kan dus thans nog slechts over het restant van het jaar 1908 ad ƒ325.en het op de loopende begrooting uitgetrokken slotbedrag van het geheele crediet ad ƒ624.80 worden beschikt en zou dus door Uwe Vergadering machtiging moeten worden gegeven om dit voor restauratie toegestane bedrag van ƒ950voor den aan koop van het nieuwe stukje te besteden. In een uitgaaf van ƒ2500.zou dan dus door de commissie voorloopig door een voorschot van de Rembrandt vereeniging moeten worden voorzien.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1909 | | pagina 12