24 DONDERDAG 25 FEBRUARI 1900. XX. Verzoek van Mevr. de douairière van Lijndenvan Pallandt a. tot het bekomen in eigendom van een gedeelte berm langs den Haarlemmertrekvaartweg onder Noordvvijkerhout; b. om vergunning tot het maken en hebben van een door graving door den Haarlemmertrekvaartweg. (Zie Ing. St. N°. 57). De heer Reimeringer. M. d. V. Jk kan mij niet vereenigen met den lagen prijs van ƒ0.70 per M2, die in dit geval wordt voorgesteld. Ik voor mij zou veel billijker vinden, Mevrouw van Lijnden te laten betalen, wat ook aan den vori- gen kooper is opgelegd, nl. ƒ1.30 per M2. Die grond onder Noordwijkerhout is van groote waarde, en die waarde zal door de afzanding en de gereed mak ing tot bloembollenland nog stijgen. Mijn voorstel is dus, ook voor dezen grond den prijs van ƒ1.30 per M2. te vragen. De heer Korevaar. M. d. V. Het is moeielijk precieste zeggen, wat zoo'n stukje grond waard is. De geachte vorige spreker vindt de gevraagde som te laag, de Commissie van Fabricage meende, dat wij ternauwernood dezen prijs kunnen bedingen, in ieder geval dat deze prijs van ƒ0.70 voldoende is. Nu gaat de geachte spreker eene vergelijking trekken tusschen dezen grond en den grond, die door den heer Immerzeel te koop is gevraagd. Laatstgenoemde grond is echtèr meer waard Hij ligt niet ver van Piet Gijzenbrug en zou dus in aanmerking kunnen komen voor bouwgrond. Terwijl nu blijkt, dat men voor grond dicht bij het bebouwde gedeelte nog geen ƒ1.30 over heelt, kan men m. i. moeilijk dien prijs gaan vragen voor grond, die er een half uur van af ligt. Of 0.70 nu wel te weinig betaald is, ik betwijfel het. Indertijd heeft de Raad, na ampele bespreking, besloten, dat wij ons zouden ontdoen van dergelijke stukjes. Wil dit ons lukken, dan moeten wij er ook een redelijken prijs voor vragen. En uit de weigering van den heer Immerzeel blijkt toch wel, dat men voor grond dicht bij het bebouwde gedeelte ƒ1.30 nog te hoog vindt. De heer Reimeringer. Ook na uwe toelichting kan ik mij er niet mee vereenigen, dat wij een zoo lagen prijs voor dat stukje grond vragen. De heer Korevaar meent, dat 7000 per bunder toch al goed betaald is, en dat is wel waar, maar in die streek betaalt men gemiddeld ƒ10,000 per bunder, en ik kan er dus geen bezwaar in zien, dat men Mevrouw van Lijnden evenveel laat betalen als men van den heer Immerzeel eischt. De heer van Hoeken. M. d. V. Ik was voornemens het woord te vragen over deze zaak, niet, zooals de vorige spreker, omdat ik den prijs te laag vind, want met den heer Korevaar acht ik ƒ7000 per bunder in deze streek voldoende betaald, maar, omdat ik twee opmerkingen had te maken omtrent de voorwaar den, die aan Mevrouw van Lijnden gesteld zijn, n.l. die betreffende het onderhoud en de recognitie. Het heeft in de eerste plaats mijn aandacht getrokken, dat er onder nr. 5 gezegd wordt, dat de opritten door de gemeente bekostigd zullen worden en onderhouden. Gaarne zou ik weten, of er gegronde reden bij Burgemeester en Wethouders bestaat, om Mevrouw van Lijnden van het onderhoud van die opritten te ontheffen. Zoo niet, dan zou ik Burgemeester en Wethouders gaarne in overweging willen geven, dit onderhoud dan, tenminste voor de eerste vijf jaar, vanwege adressante te doen plaats hebben. Mijn tweede vraag, mijnheer de Voorzitter, betreft de be taling van de recognitie. Als mijn geheugen mij geen parten speelt, dan meen ik, dat voor een eenvoudige waterloozing of duiker onder den Haarlemmertrekvaartweg betaald moet worden de som van ƒ5 per jaar, terwijl daardoor toch aan niemand eenige schade wordt toegebracht. Maar als men nu nagaat wat die brug en wat die vaart aan de gemeente per jaar zal moeten kosten, dan acht ik die recognitie van 3 te laag, indien wij ten minste niet gebonden zijn aan een of ander tarief. Ik dacht, dat het minstens ƒ10 of 25 per jaar moest zijn. Ik laat de beslissing echter gaarne aan Burgemeester en Wethouders over. De heer Korevaar. M. d. V. Op de eerste vraag van den heer van Hoeken, waarom door Burgemeester en Wethouders aan Mevrouw van Lijnden niet de verplichting is opgelegd om ook de opritten evenals de brug te onderhouden, kan het antwoord kort zijn. Wij zijn van het standpunt uitgegaan, dat wij dien weg toch moeten onderhouden, en of die weg nu een beetje hooger ligt en den vorm krijgt van een oprit, dat maakt voor ons niet veel verschil. De gemeente heeft daar geen schade van. De gemeente onderhoudt nu dien weg en zal dat in het vervolg blijven doen. Ik zou niet weten, waarom een ander dat zou moeten doen. Voor de brug is het wat anders. Een brug eischt meer onderhoud dan een weg en als nu in plaats van een weg een brug is gemaakt, dan komen de meerdere kosten ten laste van dengeen die ze heeft veroorzaakt. Wat de recognitie betreft, meen ik, dat dat bij een ver ordening is geregeld en dat wij daar dus niet van kunnen afwijken De Voorzitter. Dat is niet het geval. De heer Korevaar. Niet? Dan heb ik er geen bezwaar tegen. De Voorzitter. De heer van Hoeken stelt dus voor, punt 6 zoodanig te veranderen, dat de recognitie in plaats van ƒ3, 10 zal bedragen. Burgemeester en Wethouders nemen dit voorstel over. Blijft de heer Reimeringer er nog bij, voor te stellen de vierkante meter op 1,30 te stellen? De heer Reimeringer. Ja zeker, mijnheer de Voorzitter. De Voorzitter. Dan stelt dus de heer Reimeringer voor, de vierkante meter te stellen op ƒ1,30. De heer Fokker M. d. V. Naar aanleiding van het voorstel van den heer Reimeringer zou ik een enkele opmerking willen maken. Ik meen, als het voorstel van den heer Reimeringer wordt aangenomen, dat wij dan ook aan adressante moeten meedeelen, tot hoelang de gemeente dat aanbod gestand doet. Ik kan mij voorstellen, wanneer dit niet wordt gesti puleerd op b.v. 1 Januari 1910 of 1911 De Voorzitter. Dat staat er in: «Deze vergunning vervalt, wanneer er op 1 Januari 1910 geen gebruik van gemaakt is, of wanneer aan de gestelde voorwaarden niet is voldaan.'' De heer Fokker Dat betreft de vergunning, maar ik spreek over den verkoop, waarover ook de heer Reimeringer het heeft. Er staat hier: Te besluiten, a tot den verkoop en b. tot het verleenen van de vergunning. Nu kan ik mij voorstellen, dat Mevrouw van Lijnden tot den koop overgaat, maar voor- loopig de doorvaart niet maakt. Zoo is het dus mogelijk, dat, indien wij besluiten, overeenkomstig des heeren Reime ringer voorsteldat men dit accepteertmaar pas over eenige jaren, wanneer die grond veel meer waard is en wij het aanbod eigenlijk liever niet meer gestand zouden willen doen. Daarom zou ik willen voorstellen aan de beslissing: koopen of niet koopen, een termijn te verbinden. Hetzelfde zou over het vorig nummer der agenda kunnen gezegd zijn. De heer Korevaar. M. d. V. Ik zie het bezwaar van den heer Fokker niet in. De Raad heeft eenmaal besloten, dat men zich zou ontdoen van die stukjes grond. Nu wil de heer Fokker daar een zekeren termijn aan verbinden, omdat het zou kunnen zijn, dat wij het later niet meer wilden ver- koopen. Ik zie er het nut niet van in. Wij bieden het aan, en als Mevrouw van Lijnden het niet hebben wil, dan wijst ze het af. De Voorzitter. Ik geloof ook, dat wij aan ons aanbod ver binden kunnen de conditie, dat het binnen drie maanden verworpen of aangenomen moet zijn. Wij zijn bereid in ons voorstel op te nemen, dat Mevrouw van Lijnden het binnen drie maanden na dagteekening van ons besluit moet accep teeren of terugwijzen en wijzigen wij ons praeadvies derhalve in dien geest. Het amendement van den heer Reimeringer wordt in stem ming gebracht en verworpen met 17 tegen 14 stemmen. Tegen stemmen de heeren: van Tol, Corts, van Hoeken, P. J. Mulder, Roem, Bots, Korevaar, Driessen, Briët, de Vries, van Hamel, Kerstens, van der Lip, Zaalberg, Bosch, Wilde- boer en A. Mulder. Vóór stemmen de heerenReimeringer, Aalberse, van der Eist, Meuleman, van Gruting, Pera, Fockema Andreae, Sijtsma, de Boer, Timp, Vergouwen, Zwiers, Fokker en Hartevelt. De heer Van Hoeken. M. d. V. Nu dit voorstel verworpen is, wil ik trachten de zaak toch eenigszins naar wensch te schikken, en ben dus zoo vrij een bemiddelingsvoorstel aan de hand te doen. Ik ben het met den heer Korevaar niet absoluut eens, dat ƒ7000 genoeg is, en daarom stel ik voor den grond in dit geval te verkoopen voor 1 per M2. In stemming gebracht, wordt dit amendement aangenomen met 24 tegen 7 stemmen. Vóór stemmen de heerenvan Tol, Corts, van Hoeken, Reimeringer, Aalberse, P. J. Mulder, Bots, Driessen, van der Eist, Meuleman, van Gruting, Pera, Fockema Andreae. Zaal berg, Bosch, Sijtsma, Wildeboer, De Boer, Timp, A. Mulder, Vergouwen, Zwiers, Fokker en Hartevelt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1909 | | pagina 10