35 dien verlof van Burgemeester en Wethouders noodig, welk verlof voor niet grootere hoeveelheid, dan van 25 Liter kan worden verleend en onder zoodanige voorwaarden, als naar hun oordeel door de openbare veiligheid, in verband met de gelegenheid der plaats vereischt schijnen. Kleinere hoeveelheden, dan de in het 1ste lid van dit artikel genoemde mogen, voorzooveel niet besloten in de aldaar genoemde voorwerpen, niet anders voorhanden zijn dan in goed gesloten glazen stopllesschen of metalen bussen of kannen, waarvan elk niet meer bevatten kan dan een halven liter. De bepalingen van dit artikel zijn niet van toepassing op de vloeistoffenwelke geborgen zijn in de vaste reservoirs van automobielen. Artikel 28. Het is verboden in een magazijn, winkel, bergplaats of werkplaats, alwaar meer dan 10 Liter van de in het eerste lid van artikel 27 genoemde stollen, of waar meer dan 10 Liter van eenige dier stoffen gezamenlijk aanwezig zijn, te rooken, licht te branden of vuur te hebben. In de onmiddellijke nabijheid van elke plaats, waar die stollen zich bevinden, moet steeds eene hoeveelheid zand aan wezig zijn, voldoende om bij het in brand geraken van die stoffen tot blussching te kunnen dienen. Artikel 20. De verbodsbepalingen van de artikelen 26, 27 en 28 blijven buiten toepassing in bet geval, dat de aldaar genoemde stof fen zijn opgeslagen in eene bewaarplaats, ten aanzien waarvan is voldaan aan de voorschriften, vervat in de Hinderwet en tot, oprichting waarvan krachtens die wet vergunning is verleend. Artikel 30. Het is ver boden de in artikel 27 genoemde stoffen tusschen zonsondergang en zonsopgang of bij aanwezigheid van kunst licht over te schenken of af te leveren. Artikel 31. Het is verboden zonder schriftelijke vergunning van Bur gemeester en Wethouders de in de artikelen 26 en 27 genoemde stoffen anders te vervoeren dan in vaatwerk van ten hoogste 200 Liter inhoud. Artikel 32. Het is verboden zonder schriftelijke vergunning van Bur gemeester en Wethouders met één vervoermiddeLtegelijk te vervoeren a. van de in artikel 26 genoemde stoffen, te land meer dan 2000 Liter of te water meer dan 40000 Liter. b. van de in artikel 27 genoemde stoffen, te land meer dan 250 Liter of te water meer dan 1250 Liter. De bepalingen van dit en van het voorgaande artikel zijn niet van toepassing op het vervoer over den spoorweg van spoorwagens, met de in die artikelen genoemde stoffen be laden. Artikel 33. Het is verboden: a. vaartuigen, met in de artikelen 26 en 27 genoemde stoffen beladen, tusschen een half uur na zonsondergang en een half uur vóór zonsopgang in de gemeente te hebben liggen b. zonder schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders vaartuigenmet de in de artikelen 20 en 27 ge noemde stoffen beladentusschen een half uur vóór zonsopgang en een half uur na zonsondergang in de gemeente te hebben liggen, wanneer de lading bestaat uil eene grootere hoeveelheid, dan in artikel 32 is toegelaten. Artikel 34. Burgemeester en Wethouders hebben het recht aan elke vergunning, krachtens deze verordening verleendvoorwaarden te verbinden. Artikel 35. Niemand zal van eene vergunning, krachtens deze veror dening verleend, gebruik mogen maken dan met nakoming van de daaraan verbonden voorwaarden en bepalingen Het niet nakomen van die voorwaarden en bepalingen j doet de vergunning, onverminderd de straf bepaling van ar tikel 38, alle kracht verliezen. Artikel 36. De dienaren der gemeentepolitie, de commandant en de onder-commandant der brandweer zijn belast met het op sporen der overtredingen van de bepalingen dezer verorde ning. Deze taak rust mede: a. op den directeur der gasfabriek voor zooveel betreft artikel 15; b. op den ingenieur der gemeentewerken en den inspecteur en den opzichter der bouw,politie voor zooveel betreft de ar tikelen 5, 8 tot en met 11, 14. 16, 17, 18, 19, 21, 26 en .27; c. op den havenmeester en den adjunct-havenmeester, voorzooveel de bepalingen dezer verordening vaartuigen of het vervoer te water betreffen. Artikel 37. Aan de ambtenaren, belast met het opsporen der overtre dingen van de bepalingen dezer verordening, wordt de last verstrekt om ter handhaving dier bepalingen zoo noodig de gebouwen en vaartuigen ook tegen den wil van den bewoner binnen te treden, mits met inachtneming van de bepalingen der wet van 3l Augustus 1853 (Staatsblad n°. 83); de uit voering van dezen last zal ten allen tijde mogen plaats hebben. Artikel 38. De overtreding van de artikelen 1, 3 en 17 wordt gestraft met een geldboete van ten hoogste vijf gulden; die van de artikelen 2, 4, 9, 10, 11, 12, 13 en 16 met eene geldboete van ten hoogste tien gulden; die van de artikelen 15, 18, 20, 21. 22, 23, 24 en 28, 2e lid, met eene geldboete van ten hoogste vijf en twintig gulden en die van de artikelen 5, 6, 7, 8, 14. 19, 25, 26, 27, 28, le lid, 30, 31, 32 en 33 met eene geldboete van ten hoogste vijf en twintig gulden of hechtenis van ten hoogste zes dagen. De overtreding van de artikelen 26 en 27 kan bovendien worden gestraft met verbeurdverklaring van hetgeen boven de daarbij bepaalde hoeveelheid in of op een perceel aanwe zig is. voor zoover het den veroordeelde toebehoort alsmede van de voorwerpen, waarin het aanwezig is, voor zoover die den veroordeelde toebehooren. Artikel 39. Bij het in werking treden van deze verordening wordt de verordening van 6 Juli 1899 tot voorkoming van brand {Gem. Blad no. 13), gewijzigd bij de verordeningen van 11 Febru ari 1904 {Gem. Blad no. 2), 1 Maart 1906 {Gem. Blad no. 10) en 16 Mei 1907 {Gem. Blad no. 7) buiten werking gesteld. N°. 60. Leiden, 19 Februari 1909. Ter vervulling van de vacature van Hoofd der Openbare Meisjesschool le klasse, hebben wij de eer U de navolgende voordracht aan te bieden: 1°. Mej. E. SCHA LIJ, hoofd eener school te Dordrecht; 2°. Mej. G. BRUINTJES, onderwijzeres te Utrecht; 3°. Mej. M. KUIPERS, onderwijzeres te Rotterdam; 4°. Mej. J. E. H. VRIELINK, onderwijzeres te Amsterdam. Onder mededeeling, dat de desbetreffende stukken in de Leeskamer ter inzage zijn nedergelegd, verzoeken wij U thans tot eerie benoeming over te gaan. De Schoolopziener in het Burg. en Weth. van Leiden. District 's-Gravenhaae, r, n n De Ridder, Burgemeester. R. van Goens. van kust, Secretaris. N°. 61. Leiden, 23 Februari '1909. Door het Comité tot bestrijdiug der Werkloosheid in deze gemeente wordt u bij nevensgaand adres een subsidie uit de gemeentekas gevraagd van ƒ3000.—. In de bij dat adres behoorende, mede hierachter' algedrukte toelichting wordt dat verzoek zeer uitvoering toegelicht en het komt ons op grond van het daarin aangevoerde voor, dat er wel termen bestaan om aan het comité ook weder dit jaar eene bijdrage vanwege de gemeente te verleenen. Intusschen bleek ons uit die toelichting, dat door het comité ook uitkeeringen waren gedaan aan personen die

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1909 | | pagina 7