34 Artikel 7. Het is verboden binnenshuis vuur te stoken tenzij in eene daartoe opzettelijk ingerichte stookplaats of in een haard, kachel of ander stooktoestel. Artikel 8. Het is verboden zonder schriftelijke vergunning van Burge meester en Wethouders in een onbewoond gebouw tusschen zonsondergang en zonsopgang vuur te hebben. Artikel 9. Het is verboden een haard, kachel of ander stooktoestel, gas- en petroleumkachels uitgezonderd, te gebruiken op een houten vloer, wanneer zij daarvan niet zijn gescheiden door een metalen of steenen plaat, ten minste ter grootte van den haard, de kachel of het stooktoestel. Artikel 10. Het is verboden zonder schriftelijke vergunning van Bur gemeester en Wethouders de pijp van een haard, kachel of ander stooktoestel, gaskachels uitgezonderd, door een buiten muur te leiden anders dan in een schoorsteen. Artikel 11. Het is verboden de pijp van een haard, kachel of ander stooktoestel door of langs houtwerk of andere brandbare stoffen te leiden, wanneer zij niet daarvan ten minste tien centimeters verwijderd of door een metalen plaat of door een dubbele, met slakkenwol, krijt of asch gevulde metalen bus gescheiden is. Artikel 12. De hoofdbewoner, gebruiker of eigenaar van een gebouw of van een gedeelte van een gebouw is verplicht, te zorgen, dat zijne stookplaatsen en zijne schoorsteenen of andere rooklei dingen, waarvan gebruik gemaakt wordt, ten minste tweemaal 'sjaars worden gereinigd of geveegd. Artikel 13. Het is verboden een schoorsteen, waarin brand is geweest te gebruiken, tenzij na schriftelijke verklaring van den com mandant van de brandweer of van dengene, die hem vervangt, dat uit dat gebruik geen gevaar kan ontstaan. Artikel 14. Het is verboden in werkplaatsen waar hout verwerkt wordt, in gebouwen welke in aanbouw zijn of verbouwd worden of op daaraan grenzende erven eene verzameling van krullen, houtspaanders of andere licht brandbare voorwerpen te hebben. Artikel 15. Het is verboden in een gebouw of getimmerte: a eene gasleiding aan te leggen van andere dan ijzeren of koperen pijpen; b. pijpen eener gasleiding tusschen plafonds of door gesloten of betimmerde kasten te leiden. Artikel 16. Het is verbodenbehalve voor huishoudelijk gebruikzonder schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders vernis, olie, asphalt, harpuis, teerpek, luim vet of suiker te koken of te smelten en kurk of koffie te branden. Artikel 17. Het is verboden lichten, welke niet voorzien zijn van een warrntekeerend bedeksel, te branden op korteren afstand dan van één Meter van eene zoldering of van zich boven die lichten bevindende licht brandbare voorwerpen. Artikel 18. Het is verboden in winkels en magazijnen, waarin licht brandbare goederen zijn uitgestald of opgeslagen a. deze goederen te hebben op korteren afstand dan: 0 20 M. van alle kunstlicht met uitzondering van electrisch gloeilicht 0.05 M. van electrische gloeilampen, tenzij deze door warm- tekeerende ballons zijn omgeven; 0.80 M. van haarden, kachels of andere stooktoestellen, tenzij deze op een afstand, van tenminste 0.40 M. doch vast staande schermen zijn omgeven; 0.40 M. van kachelpijpen en andere niet gemetselde rook- geleidingen 0.20 M. van gemetselde schoorsteenen en buizen of toestellen voor centrale verwarming b. deze goederen te hebben boven ander licht dan electrisch gloeilicht, tenzij een warrntekeerend scherm boven het licht aanwezig zij c. gaslicht in de uitstalruimte met open vlammen te ont steken. Artikel 19. Het is verboden brandstoffen, hooi, stroo, olie of andere licht brandbare stoffen, behalve voor huishoudelijk gebruik, te bewaren op andere plaatsen of in andere gebouwen dan die door Burgemeester en Wethouders blijkens eene door hen afgegeven schriftelijke verklaring zijn goedgekeurd. Artikel 20. Het is verboden te rooken, een vuur te hebben of kunst licht anders dan in gesloten lampen of lantaarns te branden: a. in ruimten van gebouwen of van schepen waar in artikel 19 genoemde stoffen, behalve voor huishoudelijk gebruik, aan wezig zijn; b. op plaatsen, waar die stoffen worden gelost, geladen of verwerkt c. op werkzolders van molens. Artikel 21. De gebruikers van de bewaarplaatsen van licht brandbare stoffen, genoemd in artikel i9, zijn verplicht: a. langs elke wand, alsmede tusschen de opgeslagen goederen over de geheele lengte van den opslag, eene open ruimte te laten van ten minste 0.00 M. breedte; b. tusschen den onderkant der balken of het plafond en de opgeslagen goederen eene open ruimte te laten van ten minste 025 M. hoogte. Artikel 22. Het is verboden in winkels, magazijnen of in vaartuigen gebruikte poetslappen of andere met vet doortrokken vezelstoffen anders te bewaren dan in metalen of steenen voorwerpen. Artikel 23. Onverminderd het bepaalde bij Koninklijk besluit van 15 October 1885 (Staatsblad n°. 187) is het verboden in winkels, magazijnen, werkplaatsen of bergplaatsen buskruit, schiet katoen of vuurwerk voorhanden te hebben in grootere hoe veelheid dan van onderscheidenlijk 3 Kilogram, 1 Kilogram en 5 Kilogram en anders dan besloten in metalen bussen met haren kleeden omwonden. Artikel 24. Het is verboden zonder schriftelijke vergunning van Bur gemeester en Wethouders calciumcarbid in grootere hoeveel heid dan van 100 Kilogram in of op een perceel in voorraad te hebben en anders dan in ten hoogste 10 Kilogram in houdende waterdichte blikken of ijzeren kisten of bussen, voorzien van goed sluitende deksels. Artikel 25. Het is verboden zonder schriftelijke vergunning van Burge meester en Wethouders van hars, pek, vet, olie, teer of traan, hetzij van elk dier stoffen afzonderlijk, hetzij te zamen, meer dan 1000 Kilogram in of op een perceel te hebben. Artikel 26. Het is verboden in of op een perceel petroleum, brand spiritus of terpentijnolie in grootere hoeveelheid dan van 40 Liter voorhanden te hebben. Burgemeester en Wethouders kunnen van dit verbod ont heffing verleenen, doch voor eene niet grootere hoeveelheid dan van 200 Liter en onder zoodanige voorwaarden, als de openbare veiligheid in verband met de gelegenheid der plaats naar hun oordeel vereischen. Artikel 27. Het is verboden in of op een perceel benzine, naphta, aether, petroline, gazoline of zwavelkoolstof in eene grootere hoeveelheid dan van 3 Liter, hetzij gezamenlijk, hetzij af zonderlijk, voorhanden te hebben, anders dan in metalen kannen, stand- of transportvaten, voorzien van eene inrichting, welke het ontploffen belet. Bedraagt de hoeveelheid meer dan 5 Liter, dan is boven-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1909 | | pagina 6