DONDERDAG -21 JANUARI 1909.
7
men over deze zaak anders denkt dan ik. Ik moet er echter
tegen opkomen, dat men hier spreekt van een boulevard.
Een boulevard is toch geheel iets anders dan een kade. Een
boulevard wordt geacht aan beide zijden huizen te hebben,
wat hier niet het geval is. Het is niet zonder bedenking om
hier te spreken van een boulevard. Onze zuidelijke naburen
vertalen boulevard door laan en dan zou men kunnen vragen:
mag een laan dan geen boomen hebben? De vraag is echter
maar, of de boomen niet zullen misstaan. Terwijl eerst alles
breed en royaal leek, schijnt het nu veel nauwer te zijn ge
worden. En wat betreft het geven van schaduw, men moet
wel bedenken, dat de boomen daar slechts beschutten tegen
de wester-zon, dus tegen de ondergaande zon, die toch niet
zooveel hitte meer geeft. Des middags de straat passeereride,
krijgt men de zon toch nog vlak in het gezicht. Doch ik
heb er het mijne over gezegd. Wanneer er anderen zijn die
even sterk of sterker nog dan ik, de boomen daar veroor-
deelen, dan kunnen zij een voorstel doen om ze weg te nemen.
De heer Fokker. Ik wil mij aansluiten bij hetgeen de heer
Fockema Andreae heeft gezegd. Toen de boomen geplaatst
werden, heb ik er mij over verbaasd, dat men het ruime
uitzicht, hetwelk de verbreede Paardensteeg opleverde, nu ging
belemmeren docr het plaatsen van boomen. Het hek vond ik
al niet mooi, maar den nieuwen toestand, aan den eenen
kant boomen en aan den anderen kant het hek, dien vind
ik tout court afschuwelijk. Ik zal nu ook niet voorstellen om
de boomen te rooien, maar ik vind het jammer, dat gemeente
werken is vooruit geloopen op eene beslissing daaromtrent
door den Raad. Ik ben ook verlangend te hooren of een van
de leden den toestand daar mooi of wenschelijk vindt; en
wanneer niemand de boomen in bescherming neemt, dan zal
dit, hoop ik, voor Burgemeester en Wethouders eene vinger
wijzing zijn om ernstig te overwegen, ol de boomen ook
zonder bepaald raadsbesluit, niet zouden moeten worden
weggenomen.
De heer Sijtsma. Ik zou gevoegelijk hebben kunnen zwij
gen, maar wanneer men uit de woorden van den heer Fok
ker zou willen opmaken, dat niemand voor het behoud der
boomen is, dan wil ik doeri opmerken, dat ik er wel niet
zoo sterk voor ben, maar nog veel minder tegen. Zulke jonge
boomen zijn nooit sierlijk men moet eerst wachten tot zij
een kroon krijgen, en dan kunnen zij misschien nog zeer
mooi staan. Ik zou het daarom betreuren, wanneer men de
boomen nu dadelijk ging wegnemen. Dat kan over eenige
jaren ook nog wel als zij niet blijken te voldoen.
De Voorzitter. Burgemeester en Wethouders zullen nu de
gelegenheid hebben om de hier gegeven wenken nader te
overwegen.
Niemand verder het woord verlangende, wordt de open
bare Vergadering gesloten en veranderd in eene Vergadering
met gesloten deuren.
Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. Groen Zoon.