Aug. L. Reimeringer. 2 DONDERDAG 21 JANUARI 1909. en de teruggave van de door die vereeniging betaalde koopsom voor het perceel kad. bekend Sectie E nn. 966. 10°. Ontvangstbericht van Gedep. Staten van de verordening van 31 December 1908 tot wijziging der verordening op het rijden met motorrijtuigen en rijwielen. 11°. Mededeeling van het Bestuur der Stedelijke Werkinrich ting dat tot Voorzitter is benoemd de heer Dr. J. G. v. d. Sluys. 12°. Dispositie van Gedep. Staten ten geleide van het goed gekeurd raadsbesluit tot het instellen van een rechtsvordering tegen C. J. Touw, schipper te Numansdorp. 13°. Mededeeling van Mr. J. H. Goudsmit dat het door schipper Touw verschuldigd bedrag ad ƒ105.075 wegens veroorzaakte schade aan de Leiderdorpsche brug betaald is. Dit stuk luidt als volgt Leiden 7 Januari 1909. Aan Burgemeester en Wethouders der Gemeente Leiden. Ik heb de eer Uw College mede te deelen dat ik aan de assuradeuren van schipper Touw, met wie ik over deze zaak reeds gecorrespondeerd had, kennis heb gegeven van het besluit van den gemeenteraad en heb bericht dat, zoodra machtiging van Ged. Staten zou zijn ontvangen, tot eene procedure zou worden overgegaan. Deze laatste mededeeling heeft het gewenscht gevolg gehad; althans ik ontving heden van assuradeuren de ƒ105,075, zijnde het vol bedrag der schade, waardoor de procedure verder onnoodig is geworden. Aan den Ontvanger heb ik bovengemeld bedrag afgedragen. J. H. Goudsmit. Worden voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter legt vervolgens over: 1°. Verslag van de Commissie tot wering van schoolverzuim over het jaar 1908. Zal worden opgenomen in het Gemeenteverslag. 2°. Verzoek van C. Immerzeel te Noordwijkerhout, ter bekoming in eigendom van een gedeelte berm langs de Leidsche vaart. Wordt gesteld in handen van Burg. en Weth. 3°. Verzoek van H. J. Jesse om terug te komen op het besluit, waarbij bepaald is dat het gebouwtje naast de zuidelijke zijbeuk van de Hooglandsche kerk moet worden afgebroken. Dit stuk luidt als volgt: Aan den Raad der Gemeente Leiden. Geeft met verschuldigde eerbied te kennen, de onderge- geteekende, Hendrik Johannes Jesse architect wonende te Oegstgeest, dat het tijdstip nadert waarop het gebouwtje staande naast de Zuidelijke zijbeuk van de Hoogelandsche kerk te Leiden volgens een genomen raadsbesluit zal moeten worden afgebroken, dat wanneer zulks geschied zal zijn, men zeer waarschijnlijk die afbraak zal betreuren, le omdat het gebouwtje op zich zelf zoo aangenaam aandoet welke aanblik nog kan verhoogd worden door 't planten van boom er voor 2e dat 't gebouwtje de grootheid van de kerk zoo goed doet uitkomen, 3e dat 't gebouwtje niemand in den weg staat, 4e dat er bij de afbraak niets gewonnen wordt, dan een stukje grond tot niets nut. Redenen waarom ondergeteekende UEd. Achtb. beleefd ver zoekt het daarheen te willen leiden, dat genoemd gebouwtje vooreerst niet wordt afgebroken, 't Welk doende enz. H. J. Jesse, Oegstgeest 1 Januari 1909. Architect. Wordt gesteld in handen van Burg. en Weth. 4C. Voorstel van de heeren Fokker, Reimeringer en Zaalberg luidende: Ondergeteekenden hebben de eer aan den Raad voor te stellen te besluiten: den naam van de in een kade veranderde steeg, thans nog geheeten »Paardensteeg" te veranderen in dien van «Koningin Wilhelmina-kade". Fokker. J. C. Zaalberg Jz. Wordt gesteld in handen van Burg. en Weth. 5°. Verzoek van de »Ned. Vereeniging tot bevordering der belangen van verpleegsters en verplegers", om regeling der rechtspositie van verpleegsters en verplegers in dienst dezer gemeente. Dit stuk luidt als volgt: Amsterdam, Januari 1909. Aan den Raad der Gemeente Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen Nosokomos, Ned. Vereeniging tot bevordering der belangen van Verpleeg sters en Verplegers, als rechtspersoon erkend bij Kon. Besluit van 18 Januari 1901, gewijzigd bij Kon. Besluit van 12 Maart 1906, dat door de Vereeniging met belangstelling is kennis ge nomen van de wet tot wijziging en aanvulling der bepalingen van het Burgerlijk Wetboek omtrent huur van dienstboden en werklieden, welke wet 1 Februari in werking treedt; dat Adressante, nu de rechtspositie der werknemers in particulieren dienst geregeld is, van oordeel is, dat de tijd gekomen is om ook die der werknemers in dienst van open bare lichamen waartoe verpleegsters en verplegers in zieken huizen, krankzinnigengestichten, enz. behooren, te regelen; dat in de praktijk herhaaldelijk gebleken is, dat inderdaad aan zulk een regeling voor verpleegsters en verplegers (waarbij met name aangaande de wijze waarop het ontslag wordt verleend en aangaande het uitreiken van getuigschriften, vaste voorschriften gewenscht zijn) ernstig behoefte bestaat; redenen waarom Adressante Uw College verzoekt het daar heen te willen leiden, dat voor die verpleegsters en verplegers welke in dienst zijn van instellingen onder middelijk of on- middelijk beheer van Uw College een regeling worde getroffen, waarin de wederzijdsche rechten en verplichtingen van werk gever en werknemer zijn omschreven. 't Welk doende, enz. Het Bestuur der Vereeniging voornoemd Calian J. Tilanus, vice Presidente. J. C. van Lanschot Hubrecht, iste Secretaresse. Wordt gesteld in handen van Burg. en Weth. 6°. Verzoek van de Vereeniging van Melkverkoopers «Eens gezindheid zij ons doel" om niet over te gaan tot wijziging van art. 14 der Melkverordening. Dit stuk luidt als volgt: Aan den Raad der Gemeente Leiden Geelt met verschuldigden eerbied te kennen, Het bestuur der Vereeniging: Vereeniging van Melkver koopers «Eensgezindheid zij ons doel" te Leiden, erkend bij K. B. d d. 28 Maart 1904, n°. 39, dat het heeft kennisgenomen van het adres van J. v. Vliet e. a. melkverkoopers te Rijnsburg, ingekomen in de Raadzitting van 31 Dec. 1908, met het verzoek, om wijziging van Art. 14 der Verordening van den 18e Juli 1907, betreflende den handel in en den verkoop van melk, dat het wijziging van Art. 14 ongewenscht acht, omdat Art. 14 in de Raadzittingen van 14 en 21 Maart 1907 tot uitvoerige gedachtenwisseling eri verschillende voorstellen aanleiding heeft gegeven, zoodat wijziging bijna zeker, op heffing der controle over de lokalen en de watervoorzieningen der Rijnsburgsche melkverkoopers ten gevolge zou hebben, wat niet in het belang der volksgezondheid en onbillijk tegen over de Leidsche melkverkoopers zou zijn, dat het wijziging van Art. 14 niet noodzakelijk acht, 1°. omdat het niet kunnen overleggen van een bewijs, be doeld in Art. 14 alleen hierop berust, dat de Katwijksche Gezondheidscommissie geen vrijheid kan vinden, dit bewijs af te geven, terwijl de Alfensche Gezondheidscommissie reeds aan drie melkverkoopers te Zoeterwoude dit bewijs heeft af gegeven, terwijl deze Commissie heeft getoond, eene breede opvatting van hare taak te hebben, daar zij op het verzoek van eenen anderen melkverkooper te Zoeterwoude, wiens lokalen niet te haren genoegen waren ingericht, afwijzend heeft beschikt, 2°. omdat voor de Rijnsburgsche melkverkoopers de moge lijkheid niet uitgesloten is, zich te Leiden te vestigen, waar alleszins reden voor is, daar zij ook te Leiden hunnen af nemers hebben. Redenen waarom adressant verzoekt niet tot wijziging van Art. 14 der Melkverordening over te gaan. 't Welk doende Namens het Bestuur F. Colpa, Voorzitter. N. Verberg, Secretaris. Wordt gesteld in handen van Burg. en Weth. 7°. Verzoek van N. v. d. Walle e.a. om in het genot te blijven yan de reeds eenige jaren genoten verhooging van wedde wegens het bezit der akte Teekenen of Gymnastiek. 8°. Verzoek als voren van J. Verwey de Winter. Worden gesteld in handen van Burg. en Weth. 9°. Verzoek P. A. Pynacker Hordijk e.a. om niet te besluiten

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1909 | | pagina 2